Het subdiaconaat

Bron: District België - Nederland

Subdiaconaatwijding in 2020 in Zaitzkofen

Een subdiaken, wat is dat? Bestaat het nog? Ter gelegenheid van de subdiakenwijding van Eerwaarde Jan De Bruyn, seminarist van onze priorij van het Allerheiligste Sacrament, op 20 maart in Zaitzkofen, geven wij jullie hier uitleg over wat een subdiaken is en de huidige praktijk van de traditionele congregaties in de H. Kerk.

1. Is subdiaconaat een sacrament? Een omstreden vraag.

In het boek Katholieke Moraaltheologie van P. Dr. Heribert Jone (O.F.M.CAP.) kunnen wij op nummer 632 het volgende lezen naar het Canoniek Recht van 1917: “Door de tonsuur wordt een leek in de geestelijke stand opgenomen (can. 108 §1). Zij is geen wijding in de strikte zin.”

De vier lagere wijdingen zijn ostiariaat, lectoraat, exorcistaat en acolythaat (can. 949). Ze zijn volgens de meer algemene mening geen sacramenten.

De drie hogere wijdingen zijn subdiaconaat, diaconaat en priesterschap (can. 949). Het subdiaconaat is waarschijnlijk geen sacrament. Het diaconaat en het priesterschap daarentegen is een sacrament, en dit laatste niet enkel als priesterwijding in strikte zin maar ook als bisschopswijding.

Voor het eerst worden de zeven wijdingen genoemd in een brief1  van de H. Paus Cornelius (251-253) aan Fabius, bisschop van Antiochië.

De H. Thomas van Aquino en de scholastici zijn voorstander van de sacramentaliteit van lagere wijdingen. Sint-Bonaventura2 drukt het als volgt uit: “Het sacrament van de priesterwijding is één, maar het heeft verschillende onderdelen, die het sacrament niet vermenigvuldigen.” Maar het Concilie van Trente, terwijl het de veelheid van wijdingen definieerde, besliste niet over de sacramentaliteit van de lagere wijdingen en het subdiaconaat.

De apostolische constitutie Sacramentum Ordinis van Pius XII (1947) promoot openlijk de opvatting dat alleen het diaconaat, het priesterschap en het episcopaat sacramentele wijdingen zijn. Volgens kardinaal Journet heeft

Pius XII “de subdiaconaat- en de lagere wijdingen teruggebracht tot louter sacramentaliën die worden gegeven zonder handoplegging.”3

2. Waarom de lagere wijdingen en het subdiaconaat dan? Leer van de H. Thomas van Aquino4 .

In een bekend artikel: Utrum sint septem ordines (‘Of er zeven wijdingen zijn’), leert de H. Thomas5  hoe de wijdingen van elkaar onderscheiden worden naar gelang hun betrekking tot de H. Eucharistie.

2.1. De priester is de bedienaar van de H. Eucharistie.

Door zijn wijding krijgt de priester de macht om het Lichaam en het Bloed van Christus te consacreren. Daarom worden hem in zijn priesterwijding de kelk met wijn en water en de pateen met de hostie ter aanraking aangeboden, terwijl de bisschop spreekt: “Ontvang de macht om het heilig Offer aan God op te dragen en de H. Mis te celebreren zowel voor de levenden als voor de doden, in de Naam des Heren.”

2.2. De Bedienaars die hun medewerking verlenen aan het Sacrament van de Eucharistie.

  • Een eerste bedienaar is de diaken. Deze biedt zijn medewerking niet voor de consecratie, maar voor het toedienen van de H. Eucharistie, meer bepaald van het H. Bloed.
  • Een tweede bedienaar is de subdiaken. Deze bereidt de materie voor van het H. Sacrament van de Eucharistie en het gewijde vaatwerk.
  • Een derde bedienaar biedt de bestandsdelen aan voor het H. Sacrament van de Eucharistie: de acoliet namelijk, die de wijn en het water brengt tijdens de H. Mis.

2.3. De Bedienaars die hun medewerking verlenen om degenen voor te bereiden die het H. Sacrament van de Eucharistie zullen ontvangen.

  • Enige leden van de gemeenschap zijn volkomen ongelovig en moeten verwijderd worden uit de eucharistische vergadering. Dit is het ambt van de deurbewaarders of ostiarii. Immers, het Pontificale zegt over hun wijding: “Opent op gestelde uren het huis Gods voor de gelovigen en sluit het immer voor de ongelovigen.”
  • Anderen, de doopleerlingen, zijn gelovig, maar onvoldoende onderricht. Tot hun opleiding worden de lectoren aangesteld die de basisbegrippen van het geloof voorhouden: aan hen wordt de lezing van het Oude Testament toevertrouwd.
  • Anderen ten slotte zijn gelovig en onderricht, maar worden weerhouden door de duivel. Te hunnen dienste, worden de duivelbezweerders (exorcistae) aangesteld.

2.4. Conclusie

Het subdiaconaat is dus een deelname aan het priesterschap, een bediening gericht op de H. Mis.

3. Waarom is het subdiaconaat wel belangrijk?

Behalve het feit dat het subdiaconaat sinds de derde eeuw bestaat, is het een heel belangrijke stap naar de priesterwijding. En dit om volgende redenen.

3.1. De heiligheid van de bedienaars.

Hoezeer de Kerk de heiligheid van haar bedienaars verlangt, blijkt duidelijk uit de teksten zelf van het Pontificale. Voor de wijding van de subdiakens richt de bisschop zich zo tot de wijdelingen: “Beijvert u om deze zichtbare bediening welke wij beschreven hebben, met een rein hart en de grootste zorg waar te nemen en zo door uw voorbeeld het onzichtbare wat daardoor wordt afgebeeld te vervullen … Daarom, indien gij tot nog toe traag in de dienst Gods waart, moet gij voortaan vlijtig wezen; waart gij slaperig, weest waakzaam; waart gij dronken, weest nu matig; waart gij zinnelijk, leeft nu kuis.”

Verheven wijdingsformules waarin het heiligingsprogramma van de subdiakens heerlijk wordt ontvouwd!

3.2. De plicht van de subdiaken

Bij de wijding van de subdiaken verklaart de bisschop uitdrukkelijk wat de subdiaken moet doen: “De subdiaken moet het water voor de H. Altaardienst gereed maken, de diaken behulpzaam wezen, de altaardoeken en corporalen wassen; voor het Offer kelk en pateen aan de diaken aanbieden …” De Bisschop biedt aan de wijdeling een lege kelk met pateen aan ter aanraking en vervolgens geeft de aartsdiaken hem de ampullen met wijn en water benevens de schaal met het vingerdoekje ter aanraking. Verder legt de bisschop met passende woorden de amict op het hoofd van de wijdeling, schuift de manipel op de linkerarm en bekleedt hem met de tuniek. Ten slotte biedt hij hem het boek met de lezingen aan ter aanraking. De subdiaken moet heilig zijn want hij is voor heilige zaken gekozen.

3.3. De gelofte van zuiverheid

Tot het subdiaconaat behoort ook de gelofte van zuiverheid. Na deze wijding mogen de seminaristen niet meer naar de wereld teruggaan. Het is een essentieel kruispunt naar het priesterschap. De stap naar het definitief celibaat wordt in het begin van de ceremonie uitgedrukt. De bisschop zegt: “Tot dusver bent u vrij en kunt u een situatie in de wereld kiezen zoals u wilt. Maar als u deze wijding ontvangt, zult u niet langer in staat zijn om uw verplichtingen te verbreken en zult u voor altijd toegewijd zijn aan de dienst van God—Hem dienen, het is waar, is regeren;—u moet met zijn hulp kuisheid bewaren en onherroepelijk toegewijd blijven aan de dienst van de Kerk. Denk er dus over na, zolang er nog tijd is. En volhard als het u belieft in uw heilige uitspraak, in de Naam van God, kom hier naar voren.” Dan doen allen (die willen) een stap naar voren en knielen voor de bisschop. De keuze voor God van de jonge seminaristen is publiekelijk uitgedrukt.

3.4. Het breviergebed

De subdiaken wordt de bedienaar van het officieel en openbaar gebed van de H. Kerk, het brevier. De zware plicht om het brevier te bidden bestaat voor alle geestelijken, die hogere wijdingen hebben ontvangen (can. 135).

Ministeria quaedam6 : het subdiaconaat verdwijnt

Op 15 augustus 1972 publiceerde Paus Paulus VI het motu proprio Ministeria quaedam en ‘vernieuwde’ daarmee de tonsuur, de lagere wijdingen en het subdiaconaat in de Latijnse Kerk.

Onder de verschillende punten van hervorming, zijn de eerste vier de belangrijkste:

De eerste tonsuur wordt niet meer toegediend; de intrede in de geestelijke stand is verbonden aan het diaconaat.

De wijdingen die tot nu toe de lagere wijdingen heetten, moeten voortaan ‘diensten’ worden genoemd.

Deze diensten kunnen aan christelijke leken worden toevertrouwd, zodat ze niet meer voorbehouden zijn aan kandidaten voor het Wijdingssacrament.

De diensten die in heel de Latijnse Kerk moeten worden behouden en aan de huidige omstandigheden aangepast, zijn twee in getal: die van lector en van acoliet. De taken die tot nu toe aan de subdiaken waren toevertrouwd, worden aan de lector en de acoliet gegeven, en derhalve bestaat in de Latijnse Kerk niet langer de hogere wijding van het subdiaconaat. Er is echter geen bezwaar tegen dat naar het oordeel van de bisschoppenconferenties de acoliet op bepaalde plaatsen ook subdiaken wordt genoemd.

De vraag kan daarom rijzen: maakt de verwijdering van de lagere wijdingen en het subdiaconaat door Paulus VI een subdiaconaatswijding vandaag ongeldig? Hij lijkt niet. Inderdaad, de discipline van de Kerk bij het beheer van lagere wijdingen en het subdiaconaat is anders dan de realiteit die ze betekenen.

De paus heeft de macht (in absolute termen; we hebben het niet over voorzichtigheid of deugdzaamheid) om de kerkelijke discipline met betrekking tot het beheer van deze wijdingen te wijzigen en daarom de lagere wijdingen en het subdiaconaat op te heffen. Maar deze wijdingen zijn niettemin deelnames aan het priesterschap. Hun hoedanigheid als potentiële onderdelen van het priesterschap blijft bestaan door het simpele feit dat ‘alle potentieel’ dat in het priesterschap is, blijft bestaan.

Wij willen hier geen volledige studie en commentaar van deze hervorming geven, maar het is goed te weten dat de Priesterbroederschap St.-Pius X, andere conservatieve congregaties en enkele bisschoppen die de liturgische boeken van 1962 gebruiken, het subdiaconaat en de andere lagere wijdingen verder verleend hebben volgens het traditioneel Romeins Pontificale. Deze wijdingen zijn dus niet afgeschaft; zij bestaan sinds de derde eeuw als een ononderbroken traditie in de Kerk.

In mei 2012 had Mgr. Athanasius Schneider het herstel van de lagere wijdingen en het subdiaconaat geëist.

God zegene onze toekomstige subdiaken.

Op onze website vindt u een noveengebed voor toekomstige subdiakens. Hier een deel ervan:

Laat ons bidden Heer Jezus Christus, die verheerlijkt wilt worden door diegenen die U naderen, en voorschrijft dat zij die de vaten des Heren aandragen rein zijn; reinig hen van iedere bezoedeling van het vlees en de geest, opdat zij zich heiligen in de vreze Gods. Dat zij het niet aandurven uw altaar te naderen of het vaatwerk behorend tot de altaardienst aan te raken, zolang zij hun handen niet onder de onschuldigen hebben gewassen, opdat zij niet gestraft worden door uw toorn voor hun aanmatiging. Die leeft en heerst, in de eeuwen der eeuwen. Amen.

 

Door E.H. Louis Bochkoltz (FSSPX Antwerpen)

  • 1Eusebius, Hist. Eccl., VI, 43, 11; D 45.
  • 2IV Sent., dist. XXIV, pars I, Q.4, corpus.
  • 3R-T, Vues récentes sur le sacrement de l’Ordre (1953), p.108.
  • 4Kan. Aug. Croegaert, Uitgewerkte plannen voor sermoenen en lessen over het Heilig Misoffer, 2e deel, p. 201-217.
  • 5Sum. theol. Suppl, Partis lllae. Quaest. 37, art. 2.
  • 6https://www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index. php?mi=600&doc=291&highlight=ministeria+quaedam.