Zalig ziek zijn - Meer geloof

Bron: District België - Nederland

MEER GELOOF

Geloven is, met verstand en wil, iets voor waarheid aannemen, op het zeggen van een ander.

Als iemand U komt zeggen dat een kind op straat zijn been gebroken heeft, en gij neemt het aan zonder te gaan zien, dan gelooft gij: het is een menselijk geloof.

Als God zegt dat er een hel is en gij neemt het aan, omdat God het gezegd heeft, zonder het te zien - beter is het nu te geloven, dan het later te moeten zien - dan gelooft gij God: 't is een goddelijk geloof.

In de Schriftuur staat het woord Gods. Een gelovige neemt aan al wat erin staat. Hij heeft de lerende Kerk om de schriftuurtekst verstaanbaar te maken, te verklaren. Door Gods liefderijke voorzienigheid is de Paus, is het leergezag in de Kerk onfeilbaar in hetgeen ze ons voorhoudt te geloven.

We zijn dan ook gelukkig dat we zo zeker zijn van ons geloof!

Laten we er dan onmiddellijk ons nut uittrekken en de beste brokjes eruit halen. Velen kunnen toch heel de Schriftuur niet lezen en zeker niet onthouden. « Het schoonste dat erin staat, is dat God liefde is. » « Deus caritas est. » God heeft niet alleen liefde, maar Hij is liefde.

Laten we het vlug en blij geloven, volledig, vast, zonder twijfelen! God is liefde, ook als Hij ons de ziekte overzendt, het lijden, de last, de moeilijkheden. - Laten we dan zoeken, wat voor goeds Hij in onze ziekte heeft willen leggen, wat voor heerlijks Hij er wil uit trekken, hetzij voor ons, hetzij voor onze medemensen, hetzij voor Hem zelf.

Bidden we om licht: « Zalig de zuiveren van hart, want ze zullen God zien ». God zien in de hemel, ja; maar ook nu al God zien in alles: de werking van Gods Voorzienigheid in uw leven, in uw ziekte, dat is geloof!

Geloven is aannemen dat het zalig is ziek te zijn. Daarvoor is dit boekje geschreven. Dit boekje is een daad van geloof. « Zalig immers, zegt Jezus, zijn zij die nu wenen, want Zij zullen getroost worden. »

Geloven is uw ogen toedoen en zien. Geloof maakt het onzichtbare zichtbaar.

Geloven is uw ogen toedoen en de H. Drievuldigheid in uw ziel aanschouwen. Geloven is God als een Vader bij u zien om u, zijn kind, te redden uit de afgrond van uw ellende; de Zoon, de Verlosser, Jezus de Zielevriend als een Broeder bij u aanwezig zien, om u lief te hebben, vriendschap te betonen, al uw gedachten, woorden en werken naar de hemel op te leiden. Geloven is de H. Geest in u, over u te zien zweven als een duif, of voelen gloeien als een vurige tong, om u te helpen al uw werken te doen uit liefde.

Geloven is O.L.Vrouw als een goede moeder bij uw ziekbed te zien, en betrouwen op haar moederlijke barmhartigheid en goedheid; uw Engelbewaarder aan uw zijde zien staan om de duivel te verdrijven en u te leiden buiten listen en gevaren; uw patroonheilige, de heilige van de dag tot bijzondere beschermers en voorbeelden nemen voor uw handel en wandel elke dag. Geloven is meeleven met de Kerk in haar liturgische kring rond het jaar; Advent-Kersttijd; Vasten, Pasen en Pinksteren.

Levendig geloven is spreken met God als met een mens, zegt de H. Pastoor van Ars. Spreken met de Vader, als een kind met zijn vader doet, zoals gij met uw vader deedt. Spreken met de Zoon, zoals gij met uw broeder doet; spreken met de H. Geest, zoals een bruid met een teergeliefde Bruidegom. -  Want de Vader is Liefde; de Zoon is Liefde; de H. Geest is Liefde.

Wie spreekt niet graag met een geliefd persoon? Wat dan als we met de Liefde zelf mogen spreken! En hoe heerlijk groeit ons geloof, hoe zoet onze verwachting, als we weten dat de Liefde zelf graag heeft dat we met haar spreken!

« God heeft graag dat gij met Hem vertrouwelijk omgaat, zegt de H. Alfonsus. Spreek Hem daarom over uw zaken, al uw plannen, uw moeilijkheden, kommer, over alles wat U ter harte gaat. Doe het vooral vertrouwelijk en met een open hart.

« God is niet gewoon te spreken tot een ziel, als die ziel zelf niet tot God spreekt, want als ze de omgang met God niet gewoon is, zal zij, als Hij haar ook toespreekt, zijn woorden toch niet verstaan.

« Spreek met Hem; Hij zal tot U spreken Hij zal U weliswaar niet toespreken met woorden, die waarneemhaar zijn voor uw oren, maar met woorden duidelijk verstaanbaar voor uw hart, zo gij u ten minste losmaakt van de omgang met de schepselen en u eraan gewent alleen, van hart tot hart, u met uw God te onderhouden.

« Hij zal u dan toespreken door die heilige ingevingen, inwendige verlichtingen, door openbaringen van zijn goedheid, door zoete aandoeningen van uw hart, door die blijken van genegenheid; dat gevoel van vrede, de hoop op de hemel, die inwendige vervoeringen van blijdschap, door die zoete vertroostingen van zijn genade, die liefdevolle omhelzingen en blijken van tederheid, met één woord: Hij zal u toespreken met die woorden van liefde, welbekend aan de zielen, die Hij bemint, en die niets zoeken dan God. »

Luister dan naar Hem. Sluit uw ogen en tracht zijn liefdeswoorden op te vangen. En na geluisterd te hebben, antwoord dan met liefdeswoorden. Zo leert gij bidden. Bidden is spreken met God en luisteren naar Hem.

Spreek met Hem en bid eerst daarna met woorden van gebeden, die gij kent, opdat uw bidden spreken blijve. Zeg maar gebeden op, als gij geen woorden meer vindt om te zeggen wat gij te zeggen hebt, en daarna spreekt gij weer met God met uw eigen woorden.

Zo maakt uw geloof uw ziekenkamer tot een heiligdom, tot een hemeltje!

Geloven is de hemel op aarde brengen, de mensen aanzien als kinderen van dezelfde Vader, broeders in Christus en schouwen tot in de ziel van de Mens, tot in het hart van God.

Gij hebt nu tijd om uw ogen toe te doen en te zien. Kijk naar God; kijk naar uw ziel; kijk naar de ziel van uw evenmens.

Gij zult Gods liefde als een gloriewimpel zien hangen over de hele aarde, en de wereld, ook uw wereldje, zal geen tranendal meer zijn.

 

GIJ BADT OP EENEN BERG.

G. Gezelle.

Gij badt op eenen herg alleen,

En ... Jezus, 'k vind er geen

Waar 'k hoog genoeg kan klimmen

     Om U alleen te vinden:

     De wereld wil mij achterna

          Alwaar ik ga

              Of sta,

          Of ooit mijn oogen sla;

En arm als ik én is er geen,

     geen één

Die nood heb en niet klagen kan;

De honger, en niet vragen kan;

Die pijne, en niet gewagen kan

     Hoe zeer het doet!

O, leer mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!