Zalig ziek zijn - XII. Meer waardering voor de gezondheid

Zalig ziek zijn is de titel van een boek geschreven door Pater A. Simons in 1942. In deze coronatijd vinden wij het heel belangrijk om voor de zovele zieke mensen te bidden, aan hen te denken en hen te steunen. De kleine hoofdstukken zullen op wekelijkse basis op onze website (www.fsspx.be/nl) gepubliceerd worden. Laten wij ook het personeel van de zorg in onze gebeden en offers niet vergeten! Dat God en Onze-Lieve-Vrouw altijd aan hun zijde blijven.

MEER WAARDERING VOOR DE GEZONDHEID

Welk een vreugde bij het einde der ziekte! De operatie is afgelopen, de verveling is weg; de last, die we anderen moesten aandoen, is voorbij. De vrees voor erger, wellicht voor de dood, is vervlogen. Na regen komt zonneschijn; na de Winter komt de Lente; Na de sneeuw het geurige en fleurige groen op wei en wegen. - Weer buiten komen onder Gods blije blauwe hemel; terug bij vrienden en kennissen; naar de kerk, het land en het werk!

Wat is de gezondheid toch een grote schat, die we van God gekregen hebben! Laten we hem in 't vervolg goed gebruiken, goed bewaren, goed verzorgen. Geen enkele buitensporigheid in eten, drinken, spel of werk! “De gezondheid is het cijfer 1 dat al de nullen van ons leven hun waarde geeft”, zegt een Franse schrijver: “La santé est l'unité qui fait valoir les zéros de la vie.”

Als we dat in de ziekte zelf nu goed begrepen hebben;

Als we door de ziekte en ziekelijkheid meer normaal geworden zijn naar ziel en lichaam;

Als de rust ons nieuwe krachten heeft bezorgd, die ons in staat stellen om onze ambtsplichten beter te vervullen en mee te helpen aan het geluk en het welzijn van anderen;

Als we door het kalme nadenken tot meer bezinking zijn gekomen, verstandiger en wijzer geworden en besloten dat verstand beter te gebruiken;

Als we meer geduld en lijdzaamheid hebben opgedaan om alle kruisen in 't vervolg met meer gelatenheid en onderwerping aan Gods wil te dragen;

Als we in 't diepste van ons hart hebben leren lezen, de afgrond van onze fouten en zonden hebben gepeild, naast de oneindige barmhartigheid van God, en daardoor meer leven in vermorzeling des harten;

Als we in de eenzaamheid van onze ziekenkamer de meest praktische waarheden van ons geloof hebben leren beleven, en ingezien hebben dat we enkel te geloven hebben in de Liefde van God om met blije zekerheid te hopen op die Liefde, en die goddelijke Liefde met wederliefde vergelden; door vurige en veelvuldige Communies, die Liefde aan te wakkeren en een goddelijk leven te leiden;

Als we enkele dagen hebben kunnen leven in de intimiteit van de vriendschap van Jezus, en nu beslist zijn met Hem een meer persoonlijke vriendschap te onderhouden ;

Als we hebhen ingezien hoe O. L. Vrouw haar moederlijke genegenheid heeft betoond en haar bijzondere bescherming, en we, als kind van Maria, in 't vervolg haar deugden willen navolgen, en leven met Haar, in Haar, door Haar en voor Haar;

Als we ook meer verzoend zijn geworden met de mensen, er meer vertrouwen in hebben gekregen; en zelf meer hart, meer medelijden met andermans leed, en besloten zijn een grote plaats in ons leven te geven aan werken van naastenliefde;

Als we, ten slotte, meer waardering hebben gekregen voor de gezondheid, en beslist ze in de toekomst te gebruiken voor al wat goed is; moeten we dan God niet bedanken voor al het goeds, dat Hij U uit deze ziekte heeft laten trekken; moeten we dan O. L. Heer, O. L. Vrouw en al de heiligen, die ons geholpen hebben, niet bedanken en moeten we dan niet bidden: “Confirma hoc Deus, quod operatus es in nobis.”

Zet vast in ons, o Heer, wat gij in ons hebt bewerkt: de geestelijke operatie, die Ge aan ons hebt verricht; opdat we leren rozen plukken van uw kruis en leliën tussen de doornen; want alles, ook de ziekte, werkt samen voor het groter goed van hen, die God beminnen. “Diligentibus Deum omnia cooperantur in bonum1 .” Wist ge dat ziekzijn zo zalig is?

KRUISBERG

Vondel

De schoonste rode rozen bloeien

Op geen Griekse berg, o neen,

Maar op de kruisberg, hard van steen,

Waar Jezus' hoofdkwetsuren vloeien

Van heilig, van onnozel bloed,

Geronnen tot een rozenhoed,

 

De dag en teelt geen ochtendroos,

Zo dikwerf hij komt aangereden,

Die zo de flauwe ziel verkwikt,

En 't hart, tot wanhoop toe verstikt,

 

Versterkt, als deze rozengeuren

Van 's levens rozentak en -hout,

Met bittere tranen nat bedauwd,

Tot troost van hen die immer treuren.

 

Daar rust het afgejaagde hart

En vindt er stilpijn voor zijn smart

 

Daar leert de ziel haar lusten teugelen

Met Gods gebit en rozentoom

Z'ontwaakt er uit de ijdelen droom

Der ijdele wereld, om t' aanschouwen

De middelaar van 't nieuw Verbond;

Zij kust zijn bleke rozenmond

Men ziet er, onder 't puik der vrouwen

De christelijke Magdaleen

Haar tranen, zuchten en gebeden,

God offeren, met een vast betrouwen

Dat als een haak in 't duister scheen.

SLOTWOORD.

Best is het om dit boekje te lezen voor ge ziek wordt, en daar niemand weet wanneer dat zal zijn, is het aan te raden er dadelijk een aanvang mee te nemen; ook nog gedurende de herstelperiode, om te zien of ge al het nut gehaald hebt uit uw ziekte, dat ge er kunt uit trekken, en bij te werken wat ge kunt verbeteren.

God en Maria dank.

Tildonk, 1 Vrijdag, December 1940.

NA EEN ZWARE ZIEKTE.

A. C. W. Staring

Daar stond een tedere bloem,

Van God op aarde geplant,

Om tot zijn eer te bloeien.

De vruchtbre morgendauw

Droop mildlijk op haar neer,

En deed haar welig groeien.

 

De wandelaar, die haar zag,

Die haar scheuten zag,

Gaf dikmaal haar zijn zegen:

« Groei, sprak hij, bloempje, groei

Voor zeis en storm bevrijd,

Gedrenkt met milden regen.»

 

Doch ijlings kwam een bui

ln 't huilend noorden op,

Met schrikbaar ijs geladen;

De losgebarste wolk

Hing donker boven haar,

En kletterde op haar bladen.

 

Hier viel het jeugdig loof

Van haar gebogen stengel

Wreedaardig afgereten!

Daar lag haar groene kop,

Die vrolijk zich verhief,

In 't stuivend zand gesmeten.

 

Maar Hij, die 't waakzaam oog

Op haar verdelging hield,

Gebood de storm te wijken.

De blijde zon kwam weer;

Zij stond, gelijk voorheen

Met loof en knop te prijken.

 

Nu stijge dankbare geur

Uit haar kelk omhoog,

Om God roem te geven!

Het zwerk toog saam: 't werd nacht!

De berge ceder viel!

Een bloempje hield het leven !

  • 1Bedank ook God omdat de ziekte U gelegenheid gaf om dit boekje te lezen, gelijk ze mij de gelegenheid gaf om het te schrijven.