Zaterdag na 3de zondag in de Vasten

London National Gallery, Suzanna en de twee twee ouderlin­gen-rechters, Ludovico Carracci

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Zaterdag na 3de zondag in de Vasten

Thema: Betrouw op God. Hij beschermt de onschuld en richt de gevallene weer op.

Te Rome statie in Sinte Suzanna, romeinse martelares. De naam alleen der patroonheilige der statiekerk, moest als van zelf het beeld oproepen van de kuise Suzanna uit het Oud Verbond, zoveel te meer, omdat, in de volksopinie, de romein­se Suzanna ook haar eer en deugd moest verdedigen tegen­over de zoon van keizer Diocletiaan, en dat ook zij in deze strijd door God wonderbaar werd beschermd. Als tegenhanger van het Epistel der kuise Suzanna, koos men het treffend Evan­gelieverhaal van de overspelige vrouw, waar Onze Lieve Heer een arme zondares onttrekt aan de doodstraf door de Wet voor deze gevallen voorgeschreven en door de boosaardige schriftgeleerden en farizeeën opgeeist. Het hart der doopleer­lingen en der eerste kristenen moest bij 't horen van deze twee verhalen diep getroffen zijn, door de troostende tegenstelling tus­sen de Oude Wet, wet van vrees voor de straf en de Nieuwe Wet, wet van liefde!

I. Gedachten ter overweging.

Mijn broeder, mag ik eens binnendringen in 't diepst van uw kristen geweten, in de onderste lagen van uw geheugen, waar de oudste indrukken van uw leven opgetekend staan? Er is een gevoelen, dat uw deugdzame, kuise moeder, o zo kies, in uw kinderhart heeft geprent: de eerbied, de hoog­schatting, de liefde voor de zuiverheid, en het verlangen om uw doop-onschuld te bewaren. Zij leerde u 's morgens en 's avonds trouw uw drie wees-gegroetjes bidden, om een rein kind van God en Maria te mogen blijven. Zo gij in latere jaren, dwars door de eerste stormen der jeugd en de brand der mannen­jaren, uw deugd ongerept hebt bewaard, met hoeveel vreugde zult gij in 't Epistel de “lof” der kuisheid aanhoren. Zo gij integendeel gevallen zijt, met hoeveel troost zult gij uit 't Evan­gelie leren, dat er in onze godsdienst, in de rijen der heiligen, naast de ongerepte onschuld, ook plaats is voor de herstelde deugd.

Het verhaal uit het boek van Daniel (Epistel) staat zonder twij­fel nog klaar vóór uw geest. Suzanna, de vrouw van Joakim, uiterst schoon en diep-Godvreezend, wordt door twee ouderlin­gen-rechters tot zonde bekoord: daar ze weigert, beschuldigen ze haar, dat ze haar op heterdaad van overspel betrapt hebben, en doen haar ter dood veroordelen. Doch Daniel, door Gods geest opgewekt, zal haar redden. Door de beschuldigers in te­genspraak te brengen met elkaar nopens de plaats van de zonde, zal hij bewijzen, dat de ouderlingen hebben gelogen, en doet aldus het vonnis op hen terugvallen, en, zo besluit de lezing, “het onschuldig bloed werd op die dag gered”!

Het Evangelie, getrokken uit Joannes, is voor ons, kranke men­sen, nog veel troostelijker. Daniël verlost een onschuldige uit de klauwen van valse beschuldigers. Hier zien we Gods Zoon een plichtige vrouw aan het wettelijk doodvonnis onttrekken, en haar, met het leven, ook de vergiffenis van haar zonden verle­nen! Zien we aandachtig toe, mijn broeder, naar dat ontroerend tafereel. Jezus zit midden het volk en onderwijst. Opeens ont­staat beweging onder zijn toehoorders. Enkele schriftgeleerden en farizeeën brengen een vrouw voor, die op zonde van echtschen­nis betrapt werd. “De Wet gebiedt dezulken met de dood te straffen,” zeggen ze. Maar ze voegen er een strikvraag bij: “Gij dan, wat zegt Gij”? Zij menen, dat zij de Meester in verle­genheid gebracht hebben, aangezien Hij niet antwoordt: voor­over gebogen, tekent Hij enkele letters op de grond. Eindelijk spreekt Hij, daar ze aandringen, om zijn oordeel te kennen: “Wie van u zonder zonde is (versta: op gebied van zuiverheid), werpe het eerst de steen op haar”. En wanneer de beschuldigers één voor één zijn afgedropen, zegt Hij tot de beschaamde vrouw: “Ook Ik zal u niet veroordelen (versta: tot de dood); ga heen (in vrijheid), en zondig voortaan niet meer”. Jezus “de Zuivere”, brandmerkt de handeling van de vrouw als zonde: Hij veroor­deelt dus de daad. Doch tevens heft Hij de gevallene op en gunt haar de mogelijkheid, om een nieuw leven te beginnen.

II. Gevoelens en smeekingen.

Gevoelens: De overige delen van de mis drukken de gevoe­lens uit, door deze twee verhalen in onze ziel verwekt:

Hoop en betrouwen: Al strekte de dood reeds haar scha­duw over mij uit, nog zou ik niet vrezen, want Gij zijt met mij, Heer (Grad.);

Bewondering, vreugde, dankbaarheid om 't absolverend en herop-richtend woord van de Meester tot de zondige vrouw: “Ook Ik zal u niet veroordelen” (Comm.).

Smeking: Heer, geef acht op mijn geroep, luister naar mijn hulpkreet, (Intr.) opdat ik mij voortaan van zonde afhoude (Coll.) en mijn stappen richte naar uw wet (Offert.). Moge mijn zwak­heid, gezuiverd van mijn voorbije zonden, tegen het hervallen gesterkt worden (Secr.), opdat ik blijve leven in U, die, door de H. Kommunie in mij komt leven (Postc.), en U, o God, blijve zoe­ken uit geheel mijn hart (Or. super pop.).

Besluit.

't Woord in mijn hart dragen, dat Jezus tot mij richt: “Wil voortaan niet meer zondigen”. Daarom zal ik op mijn ogen waken, om mijn hart meester te blijven.