Dinsdag na de 3de zondag in de Vasten

Elia wekt de zoon van de weduwe van Zarephath tot leven.
VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten
Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge
Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.
IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen
Dinsdag na de 3de zondag in de Vasten
Thema: Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven.
Te Rome werden de H. Geheimen gevierd in de kerk van de H. Pudentiana. Men mag aannemen, dat de herinneringen, die aan deze kerk verbonden waren, de keus hebben ingegeven van de lezingen van deze mis. De H. Pudentiana, alsook de H. Praxedis, worden aanzien, als de dochters van de senator Sint Pudens, die, naar men gelooft, door de H. Petrus bekeerd werd. In het huis, dat zij bewoonden en dat in de IIde eeuw veranderd werd in een kerk, zou de H. Petrus verbleven hebben: hier zou hij gedoopt en de H. Geheimen gevierd hebben. Hier ook werden veel armen bijgestaan door de H. Praxedis. Daaruit zou te verklaren zijn, dat men een Evangelie koos, waarin de H. Petrus op de voorgrond treedt met zijn vraag “hoe dikwijls men moet vergeven”, en een Epistel, waarin Eliseüs een mirakel doet, om een arme weduwe uit haar nood te helpen.
I. Gedachten ter overweging.
Broeder, vandaag moeten we opnieuw leren, - we zijn immers zo geneigd, om die essentiële eis van ons kristen-zijn te vergeten - dat een der voornaamste oefeningen van zelfverloochening en boete gelegen is in 't plegen van werken van barmhartigheid (Epistel), en in 't beoefenen der broederliefde (Evangelie). Eerst nadat we zelf barmhartigheid hebben gepleegd, mogen we met volle vertrouwen bidden om Gods barmhartigheid.
Een weduwe, zo verhaalt het Epistel, kwam bij de profeet Eliseüs haar nood klagen. Na de dood van haar echtgenoot, een godvrezend man, had een schuldenaar haar twee zonen als slaven opgeëist. Niets bezit ze in haar huis, dan een weinig olie om zich te zalven. De profeet vermenigvuldigt op wonderbare wijze deze olie: met de opbrengst van de verkoop ervan kan ze haar schuldeiser voldoen, en van wat overblijft, zal ze voorzien in haar eigen onderhoud en in dat van haar kinderen.
In 't Evangelie onderricht de Meester ons, hoe we de broederliefde moeten beoefenen: zo een broeder ons ergernis geeft en ons tot zonde zoekt te verleiden, moeten we hem vermanen, eerst tussen vier ogen; zo dit niet baat, vóór één of twee getuigen. Luistert hij nog niet, dan zullen we beroep doen op de geestelijke overheid om de broeder tot inkeer te brengen. Weigert hij zich aan dat gezag te onderwerpen, dan stelt de hardnekkige zondaar zichzelf op de rang der te vermijden “heidenen en tollenaars” en moet hij door de kerkelijke overheid in de ban geslagen worden.
Verder leert de Meester ons, hoe broederliefde en broederlijke eendracht het een-zijn-in-Christus bevorderen, door ’t samen bidden, door 't samen deelnemen aan 't openbaar gebed.
Eindelijk zal de Meester ons leren, tot hoever onze liefde tot de naaste strekken moet. Petrus, die aandachtig had toegeluisterd naar de verheven leer van de broederliefde, zal de Meester een vraag stellen. “Goed, Rabbi, we moeten elkaar uiterharte vergeven. Maar hoe ver moet dat gaan? Zal ik mijn broeder, die mij misdoet, wel tot zeven keren vergiffenis schenken”? Petrus dacht wellicht, dat hij hiermee verder ging, dan de Meester zelf beoogde ... maar 't zou een bewijs zijn van edelmoedigheid. Maar Onze Lieve Heer wilde veel meer: “Niet slechts tot zeven keren, maar tot zeventig maal zeven keren, dat is: altijd.
Wie van ons, mijn broeder, voelt niet in zijn geweten een onbehaaglijke stemming, bij het horen van dat diepe woord van Hem, die we onze Leraar en Wetgever noemen?
II. Gevoelens en smekingen.
Deze gevoelens van barmhartigheid en broederliefde, die we van bloot menselijk standpunt uit onmogelijk noemen, moeten we afbedelen van de almachtige en barmhartige God:
Wil ons, o Heer, de gave van deze heilzame zelfbeheersing en zelfverloochening verlenen (Coll.).
Bevrijd ons, o Heer, van ons al-te-menselijk, dat is, egoïstisch handelen, en leer ons, als verlosten, op een hoger peil leven (Secr.).
Neig uw oor tot mij, Heer, en luister naar mijn gebed; behoed mij als uw oogappel (Intr.); steun mij met de kracht van uw rechterarm (Offert.). Vergeef mij mijn verborgen schulden, mijn zondenschuld, die Gij alleen kent (Grad.); gun mij vergeving en genade (Postc.); bescherming en bevrijding tegen alle boosheid (Or. super pop.); en laat mij tot 't getal behoren der smettelozen en der rechtvaardigen, die wonen in uw tent en rusten op uw heilige berg (Comm.).
Besluit.
De dag door wil ik in mijn gemoed deze woorden horen weerklinken: niet zeven maal maar zeventig keren zeven maal. Dat Godswoord zal niet zonder uitwerksel blijven!