“Heer, geef hen de eeuwige rust”.

Begrafenis van E.H. Van Namen 25/05/2020

Tijdens de maand november bidden wij voor alle zielen die in Christus ontslapen zijn. Hun leven is veranderd, niet beëindigd.

 

Door E.H. Louis Bochkoltz

 

 

Op één november hebben wij alle heiligen gevierd. De heiligen hebben het licht gevonden en nu genieten ze van het licht. Het licht van God. Dat is de zegevierende Kerk.

Met Allerzielen en tijdens de maand november bidden wij voor de zielen van de overledenen. Wij vragen dat ze het Licht vinden, wij vragen dat ze de eeuwige rust krijgen. “Heer, geef hen de eeuwige rust”.

De dood is wel een droevig onderwerp en geeft verdriet. Maar geen verdriet zoals de wereld dat kent, zoals de heidenen dat kennen. “Broeders, wij willen u niet in onwetendheid laten over hen die ontslapen zijn, opdat gij niet treurt als de anderen, die geen hoop meer bezitten” (I Tess. 13). Ziehier de woorden van Sint-Paulus.

Als gelovigen hebben wij de hoop en daarom bidden wij voor onze overledenen. Wij hebben het geloof dat de hemel bestaat en daarom hopen wij het eeuwig geluk te vinden.

De liturgie van de overledenen is door de rust gekarakteriseerd. Wij vragen de rust, het gregoriaans is vol van rust. Wij smeken de hemel. Wij bidden.

Wij zingen het “Dies irae” ook, de “dag van de wraak”, omdat de dag des oordeels een dag van glorie en een dag van veroordeling zal zijn. Maar wees niet bedroefd, zoals de anderen die geen hoop hebben.

Wij hebben de hoop en zoveel middelen om ons op een zalige dood voor te bereiden en zelfs om voor de zielen van de overledenen te bidden.

God geeft dikwijls aan ons antwoorden die wij niet verwachten. In de negende eeuw, schreef een monnik, Rabanus Maurus, de hymne voor de vespers van het feest van Allerheiligen waarin wij aan de heiligen vragen dat het trouweloze volk zich ver van de christelijke landen verwijdert. Dit trouweloze volk was het volk van de Noormannen, ongelovige mensen die het keizerrijk van Karel de Grote afbraken. De schitterende bekering van de Noormannen was het antwoord van de heiligen … Wat een antwoord!

De genade geeft de rust, de godsdienst brengt de vrede.

Dat is de geest van de Kerk. Charles de Foucauld had een aanroeping: “Mijn God, maak dat alle zielen naar de hemel gaan”. Dat is de grootte van het geloof, de grootte van de hoop die de dwaasheid van het heidendom aan de kaak stelt.

De dood is zeker heftig, onbekend en vreeswekkend, maar wij christenen hebben de beloften van het eeuwige leven. Christus heeft de dood geheiligd. Laten wij daarom niet bedroefd zijn, zoals de anderen die geen hoop hebben. De godsdienst heeft rust op aarde gebracht en vraagt de rust in de hemel. Wij hebben de hoop en wij moeten onze hoop ontwikkelen.

Wij hebben een plicht van dankbaarheid en van vroomheid tegenover onze overleden familieleden, tegenover onze overleden weldoeners. Laten wij de eeuwige rust voor hen vragen en voor alle zielen.

Wij hebben een hoop die alleen de gelovigen hebben. Als de dood ons soms bang maakt, herinneren wij ons de woorden van de Heilige Theresia van het Kind Jezus: “Het zal niet de dood zijn die mij komt halen, het zal God zijn”!

Dat de zielen van de overleden gelovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.