Hostie met de Hostie - 5de hoofdstuk
'Hostie met de Hostie' is een boek geschreven door B. Vanmaele, O. Praem. in 1928 om de E.K.-ers en ijveraars van de H. Eucharistie aan te moedigen.
Vijfde hoofdstuk - De H. Mis is het verenigde offer van Jezus en van de Kerk
1. - In de H. Mis “treedt Jezus de wijnpers niet meer alleen.”
De H. Bonaventura zegt “dat de H. Mis zo vol is van geheimen als de zee waterdruppels en de zon atomen telt, als het uitspansel sterren en de hemel engelen bevat”.[1]
En inderdaad, zo overheerlijk is dit kunstgewrocht van Gods liefde en almacht, dat de eeuwigheid niet lang genoeg zal zijn om er de goddelijke schoonheid van te doorgronden en te bezingen.
Eén van die wonderbare verborgenheden van de H. Mis, door de gelovigen te weinig gekend en die nochtans hun eucharistische godsvrucht voortdurend zou moeten voeden, is die van het aandeel, welke de kerk heeft in Jezus’ eucharistisch offer.
Wanneer de H. Mis het sacrificie van het kruis reeds voltooit in die zin, dat ze dit offer veralgemeent, door het van alle tijden en van alle plaatsen te maken, dan doet ze het ook zo met betrekking tot onze deelname aan Jezus’ kruisoffer.
Op Calvarieberg was Jezus alleen om het offer op te dragen, zoals Hij alleen was om geofferd te worden. “De wijnpers heb ik alleen getreden, en van de volkeren heeft mij geen man geholpen”[2]. Jezus’ Kerk was er toen nog niet. Pas op het kruis zou ze geboren worden. Om haar in het leven te roepen en haar te heiligen moest Jezus eerst sterven.[3]
Heel anders is het gelegen in de H. Mis. Nu is Jezus met zijn Kerk verbonden, zoals de tempel op de hoeksteen rust[4], zoals de bruidegom verenigd is met de bruid[5], zoals het hoofd één lichaam uitmaakt met de ledematen[6]. Al die vergelijkingen zijn van de H. Paulus.
Wanneer nu in de H. Mis het Calvarie-offer hernieuwd wordt, dan is Jezus niet meer alleen. De Kerk staat trouw aan Jezus’ zijde als mede-offeraarster en mede-offerande in het eucharistisch offerleven van haar bruidegom.
2. - Hoe de Kerk mede-offeraarster en mede-offerande is in Jezus’ offer.
De zichtbare priester vertegenwoordigt aan het altaar een dubbele persoonlijkheid. In het sacrament van het priesterschap werd hem Jezus’ macht geschonken om het offer op te dragen. Wie is echter de onzichtbare priester, die handelt door hem en die als voornaamste offeraar tot het altaar opklimt?
Het is Jezus zelf, de enige middelaar tussen God en de mensen, zoals op Calvarieberg.
De zichtbare priester is enkel Jezus’ plaatsvervanger, Jezus’ dienaar bij het offeren, het werktuig, waarvan Jezus zich bedient om zelf als priester op te treden en zichzelf aan zijn Vader op te dragen.
De zichtbare priester is nog iets meer. Hij is ook de plaatsvervanger van de heilige Kerk.[7] Het offer, dat hij reeds in Jezus’ naam opdraagt, draagt hij ook op in naam van alle gelovigen. Alle gelovigen zijn, door de persoon van de zichtbare priester en door hem met Jezus zelf, mede-offeraars in Jezus’ eucharistisch Offer. Hoe die macht en dit recht hun toekomt door het merkteken van het H. Doopsel (en van het H. Vormsel) zagen we reeds hoger.
Dat Jezus zijn Kerk ook als offerande met Hem in zijn Offer verenigt, blijkt reeds uit het feit, dat elke gelovige, als lidmaat van Jezus’ mystiek Lichaam, mee aan God opgedragen wordt samen met haar goddelijk Hoofd.
In die zin reeds treedt de ganse Kerk als mede-offerande in Jezus’ eucharistisch Offer op.
Er is echter nog een andere reden, die voortspruit uit de betekenis van elk sacrificie en die wij op de volmaakste wijze verwezenlijkt vinden in het heilig sacrificie van de Mis.
Ook hier neemt Jezus-hostie de plaats in van de zondige mens en moet de mens zichzelf met de Hostie verenigen, als deze opgedragen wordt aan God. De mens moet zich met het hart en in de geest aan God als hostie aanbieden, wanneer de offergave uitwendig vernietigd en geslacht wordt, wat hier betekent, dat elke mens, voor wie Jezus zichzelf aan God in de H. Mis opdraagt, offerande moet zijn met de Offerande en hostie met de Hostie.
En zo is St. Augustinus’ woord als de kernachtige samenvatting van heel dit wondervol mysterie: “Omdat Christus het Hoofd is van de Kerk en de Kerk het lichaam is van Christus, moet én de Kerk door Christus én Christus door de Kerk geofferd worden.” [8]
3. - Voor de praktijk van het christelijk leven.
Als ik de H. Mis bijwoon, zal ik het doen in het volle bewustzijn van mijn waardigheid als christenmens, als lid van de H. Kerk. Ik zal er mij diep van overtuigen, dat ik niet alleen toeschouwer ben bij de heilige handelingen, maar dat ik met de priester en zo met Jezus zelf aan het altaar sta als mede-offeraar; dat ik met het Offerlam van het altaar een hostie ben van aanbidding, dankzegging, smeking en uitboeting.
Het beste kerkboek is het missaal. Daarin leer ik de H. Mis volgen met de liturgische gebeden, die de priester zelf bidt in mijn naam en in naam van de hele H. Kerk.[9]
Een grote gunst is het, de priester aan het altaar te mogen dienen, ofwel door het luidop beantwoorden van de misgebeden of door zang en spel, in het opdragen van de H. Mis een groter aandeel te mogen nemen. Hoe zou dit alles de gedachte aan mijn mede-offerschap in mij levendig moeten houden!
Alle gelovigen zijn mede-offerande met Jezus in de H. Mis. Geen treffender zinnebeeld van de waarheid van ons aller vereniging met Christus, volgens het concilie van Trente, dan de vermenging van enige waterdruppels (de gelovigen verbeeldend), met de wijn van de miskelk (Jezus Christus voorstellend). Ook de samenstelling van het hostie-brood en de wijn, uit vele korreltjes en vele druiven-bessen vervaardigd, stelt de ene hostie voor, Jezus met de gelovigen, het Hoofd met de ledematen. Zou ik daar niet meer aandacht aan kunnen schenken tijdens de H. Mis? En zou dit eucharistisch symbool mij er niet gedurig op moeten wijzen, dat alle gelovigen elkaar als ledematen van hetzelfde Lichaam, als mede-hostiën van hetzelfde Offer, in Christus en om Christus moeten beminnen en behulpzaam zijn?
Ander besluit: “Ik ben het kleine drupje water, gemengeld met de wijn van de H. Mis… De wijn van de H. Mis wordt veranderd in het bloed van de God-mens… De God-mens is zelfstandig verenigd met de H. Drievuldigheid… Zo wordt het kleine drupje water meegevoerd in de stroom van eeuwig leven van de H. Drievuldigheid… Zal het waterdrupje, bestemd om deel te hebben in het H. Sacrificie van de Mis, ooit zuiver, ooit helder genoeg kunnen zijn?” (Kard. Mercier.)
Hoe inniger ik met Jezus verenigd ben door de liefde, hoe nauwer ik met Jezus zal verbonden zijn in de H. Mis. Elke aangroei van het leven van de genade in mij is een dieper binnendringen in Jezus, Offeraar en Offerande. Wat voor een aansporing tot steeds grotere vurigheid is de welbegrepen H. Mis!
Als ik hostie ben met de Hostie, mag ik dan nog wel, zoals een heilige zegt: “een onverstorven en wellustig lidmaat zijn onder een gekruisigd en met doornen gekroond hoofd?” Moet de H. Mis voor mij geen school zijn van zelfverloochening en verstervingsgeest, waar ik mij leer “ontdoen van de oude mens met zijn zondedaden” [10], en “omdat ik van Christus-Jezus ben” waar ik “mijn vlees leer kruisigen met zijn driften en begeerlijkheden?”.[11]
Jezus, het goddelijk Offerlam van Calvarië, offert zich op het altaar in mijn plaats. Alhoewel Hij in zijn uitwendige offerstaat niet enkel een zinnebeeld is van inwendige eredienst, zoals de offers van het oude testament, - Hij zelf immers geeft ook aan de goddelijke majesteit alle eer en glorie, - hoe zou ik nochtans onder de H. Mis naast het altaar mogen staan, zonder mijzelf te offeren? Zonder mijn aanbiddingen en dankzeggingen, mijn smekingen en uitboetingen met die van mijn Offerlam te versmelten, zonder de zijne tot de mijne te maken? Zonder mij voortdurend met zijn goddelijke offerintenties te verenigen, zonder gans mijn wezen met al wat ik ben, of verricht, of lijd, aan God op te dragen? Dit kan ik uitdrukkelijk doen bij het begin van de H. Mis, bij de offerande, vooral bij de consecratie, bij de nuttiging, enz.
De consecratie maakt op zichzelf hoogstwaarschijnlijk het eigenlijk sacrificie uit. Hoe onverstandig handelen die gelovigen, welke, om drie vier minuten tijd te winnen, zich uit de kerk spoeden bij het bellen aan het sanctus, dus onmiddellijk voor de consecratie van een Mis! Zo verliezen ze een schat voor eeuwig. Of is wellicht een klein tijdverlies deze niet waard?
Ik ben niet alleen offeraar en offerande met Jezus, als ik de H. Mis bijwoon, ik ben het ook - hetzij dan in een mindere graad - in elke H. Mis, die op de wereld plaats heeft. Als lid van de H. Kerk word ik door elke celebrerende priester vertegenwoordigd. In elke H. Mis ben ik met Jezus als lidmaat verbonden. Waarom trek ik niet meer geestelijk nut uit die troostrijke waarheid, en leer ik mijn ganse leven niet beschouwen in het licht van mijn en Jezus’ eucharistisch offerleven?
De H. Mis is identiek hetzelfde Offer als dit van Calvarieberg. Daaruit volgt, dat het mij, dank zij de H. Mis, gegeven wordt, op geheimvolle, maar toch werkelijke wijze tegenwoordig te zijn bij Jezus’ kruisoffer vóór negentien eeuwen op bloedige wijze opgedragen. En daar ik zonder onderbreking mede-offeraar en mede-offerande ben in elke H. Mis, mag ik dan mijn ganse leven niet zien als een offerleven, voortdurend doorgebracht aan de voet van het kruis… ja, op het kruis, waar ik met Jezus geofferd word tot Gods glorie en tot heil van de zielen? Is dat niet wonderbaar?
Wat een eerbied, wat een dankbare liefde moet mij voor de priester bezielen? Wat een vertrouwen zal ik in hem stellen, in hem die niet enkel Jezus’ plaatsvervanger is aan het altaar, maar ook mijn plaatsvervanger en die van de hele Kerk! Is het door zijn priesterlijke bemiddeling niet dat ik zulk aandeel in Jezus’ Offer krijg? Is hij het niet, die elke dag in mijn naam en voor mijn noodwendigheden Jezus’ verdiensten aan God aanbiedt?
Moet dan de priester in mijn ogen niet een andere Jezus zijn, ook wanneer hij als mens gebreken heeft of zelfs fouten bedrijft? Blijft hij ook dan geen priester? Jezus’ priester en de mijne? Neen, geen groter waardigheid op de wereld, geen groter weldaad voor de wereld dan de priester. Uit dankbaarheid zal ik veel voor de priester bidden; ik zal hem eerbiedigen en, als hij aangevallen wordt, overal verdedigen.
Welke christelijke jongeling zou de roeping tot het priesterschap niet beschouwen als de hoogste gunst, die hem door de hemel kan geschonken worden?
Welke christelijke ouders zullen de roeping tot het priesterschap, voor één of meer van hun kinderen, als Gods rijkste zegen, niet vurig verlangen, niet dikwijls vragen in het gebed? Geen offers zullen hun te zwaar vallen, om aan Jezus’ Kerk en aan de wereld een enkele priester te bezorgen.
Welke christen zal tot het vormen van heilige priesters, hier of in de missie, niet graag bijdragen, door aalmoezen en vurige gebeden, bijzonder gedurende de quatertemperdagen?
[1] Com. Theol. Vir. 50. 6, 113.
[2] “Torcular calcavi solus, et de gentibus non est vir mecum.” (Isaias 63, 3).
[3] “Seipsum tradidit pro ea ut illam sanctificaret…, et exhiberet ipse sibi gloriosam ecclesiam.” (Efes. 5, 25-27)
[4] “Ipso summo angulari lapide Christo Jesu, in quo omnis aedificatio constructa crescit in templum sanctum in Domino.” (Efes. 2, 20-21).
[5] “Quoniam vir caput est mulieris, sicut Christus caput est Ecclesiae.” (Efes. 5, 23)
[6] “Et ipse est caput corporis Ecclesiae.” (Kol. 1, 18)
[7] Door de priester spreekt de heilige kerk bij God voor haar kinderen ten beste. Hoe heiliger de Kerk is in haar leden, hoe waardiger haar gebed wordt en hoe krachtiger bij God tot het verkrijgen van gunsten.
[8] “Cum sit Christus Ecclesiae caput et Ecclesia corpus Christi; tam ipsa per ipsum quam ipse per ipsam debet offeri.” S. Aug. Civ. Dei 10, 20.
[9] Dat is de reden, waarom de priester de liturgische gebeden meestal in het meervoud bidt; waarom de gelovigen zich zo dikwijls bij de gebeden van de priester aansluiten, door “Amen” te antwoorden. Maar men weze evenwel nooit slaaf van zijn missaal. Het gebruik ervan mag nooit een beletsel worden voor de ware godsvrucht. De beste wijze om Mis te horen bestaat in het bewust mede-offeraar en mede-offerande zijn met Jezus, tot Jezus’ grote Offer-inzichten. Dit moet men eerst trachten te bereiken, en het volgen van de liturgische gebeden in het missaal moet ook dit ten doel hebben. Sommige zielen zullen dit doel wellicht gemakkelijker bereiken, zonder om het even welk gebedenboek te gebruiken, weze het dan nog het missaal. Anderen zullen er zich het best mee bevinden, slechts een paar gebeden uit het missaal langzaam en al mediterend te bidden. Men vermijde in elk geval die jachtige haastigheid om de priester in het opzeggen van de misgebeden bij te blijven.
[10] “Expoliantes vos veterem hominem cum actibus suis.” (Kol. 3, 9)
[11] “Qui autem sunt Christi, carnem suam crucifixerunt cum vitiis et concupiscentiis.” (Gal. 5, 24)