Hostie met de Hostie - 6de hoofdstuk (1. & 2.)

Zesde hoofdstuk - De H. Mis deelt Jezus' Calvarie-offerschatten mee
1. - Het kruisoffer heeft verdiend, het Misoffer deelt mee.
Het concilie van Trente leert, “dat men door het sacrificie van de Mis aan de vruchten van het bloedig offer van het kruis overvloedig deelachtig wordt,” en “dat de heilzame genadekracht van het kruisoffer in de H. Mis wordt aangewend, tot kwijtschelding van de zonden die we dagelijks bedrijven.”
Welke is dan, met betrekking tot ons genadeleven, de verhouding tussen Misoffer en Calvarie-offer?
“Het kruisoffer” zegt P. de Condren, is het sacrificie van de verlossing en van de verdiensten. Het heeft alle genade verdiend, het deelt geen enkele genade mee, het past de verdiende genade niet toe. Het sacrificie van de Mis daarentegen is het sacrificie van toepassing en heiligmaking, dat wel de gunsten en genaden van Jezus’ kruisoffer uitdeelt en toepast, maar zelf geen enkele genade verdient”.[1]
Een paar vergelijkingen om dit te verduidelijken: het Misoffer is het groot kanaal, dat ons in verbinding stelt met de oceaan van genaden, door Jezus’ kruisdood gewonnen, langswaar het goddelijk offerbloed naar onze zielen komt toegestroomd, om ze te zuiveren en te heiligen. De H. Mis is als de hand van Gods vrijgevigheid, die in de schatkist put van Jezus’ oneindige verdiensten, om er de losprijs uit te nemen, die onze zielen vrij moet kopen. Zij is als de gouden opening in de wolk, waarachter de zon van alle gerechtigheid glanst en schittert, langswaar haar licht en haar warmte aan onze zielen wordt meegedeeld, om ze vruchtbaar te maken voor de hemel.
Een vraag kan hier gesteld: delen dan niet alle sacramenten de verdiensten van Calvarie mee? Zijn ook zij de kanalen niet, langs waar de genade tot ons komt?
Ongetwijfeld! Maar omdat de H. Mis hetzelfde offer is als dat van het kruis en het kruisoffer alle genaden verdiend heeft, daarom is ook de heilige Eucharistie, in de Mis en communie, het middelpunt van de andere sacramenten. Zegt de H. Thomas niet, “dat alle andere sacramenten naar de Eucharistie als naar hun einddoel gericht schijnen, en dat het ontvangen van de andere sacramenten door het ontvangen van de Eucharistie meestal wordt voltrokken[2] ... dat de heiligmakende uitwerkselen van de andere sacramenten, de voorbereiding zijn tot het ontvangen en het consacreren van de eucharistie”[3]? En getuigen andere godgeleerden niet, “dat zelfs het doopsel en de biecht enkel het leven van de genade schenken, met het oog op de Eucharistie”?[4]
2. - Jezus is in de H. Mis mijn middelaar van aanbidding.
Welke zijn nu de onmetelijke schatten ons door de H. Mis meegedeeld?
Het is andermaal de H. Thomas, die getuigt, “dat men in elke H. Mis al de vruchten, al het nut aantreft, door Christus op Goede Vrijdag door zijn kruisdood verworven”.[5]
En dit kan ook niet anders. Immers, als de H. Mis hetzelfde offer is als dat van Calvarie, dan zijn de doeleinden van beide sacrificiën ook dezelfde. Dan doet Jezus op het altaar wat Hij deed op het kruis, met dit verschil nochtans, dat Hij op het kruis voor allen in het algemeen verrichtte, en zonder toe te passen, wat Hij op het altaar doet voor enkelen in ‘t bijzonder, aan wie zijn offerschatten worden meegedeeld.
Jezus is dan in de H. Mis mijn Middelaar van aanbidding.
Bij elke Mis, stijgt een zo verheven lofzegging, een zo heerlijke aanbiddingshulde ten hemel, dat God zelf er geen volmaakter kan wensen. Een aanbiddingshulde zo groot, dat ze die van alle engelen en heiligen gedurende de ganse eeuwigheid oneindig overtreft. Een aanbiddingshulde van zo’n onmetelijke waardigheid, van zo’n grenzeloze volheid, dat God alleen ze kan begrijpen en doorpeilen. Gebracht door een goddelijke Offeraar, die tevens een goddelijke Offerande is, is zij groot als God zelf en volstaat zij om op allervolmaakste wijze Gods opperheerschappij over de schepping te erkennen.
Welnu, telkens als ik de H. Mis bijwoon of de H. Mis voor mij opgedragen wordt, is het die allesovertreffende aanbiddingshulde, welke Jezus aan zijn Vader voor mij bijzonder aanbiedt, welke Hij in mijn naam uitjubelt, om de heerschappij van zijn Vader over mijn nietig wezen te erkennen, om als middelaar van aanbidding voor mij, ellendig stofje op te treden. Ben ik mij daar voldoende van bewust, als ik de H. Mis bijwoon?
[1] P. de Condren: Idée du sacerdoce et du sacrifice de Jésus-Christ. Q.P. Hfdst. 8
[2] P. III. Q. 65, a. 3.
[3] P. III. Q. 73, a. 3.
[4] “Sacramenta Baptismi et Poenitentiae… non conferunt gratiam, nisi respiciendo ad Eucharistiam.” Clemens Marc. Institutiones morales alphonsianae. T.II, p. 110.
[5] “In qualibet Missa invenitur omnis fructus et utilitas quam Christus in die parasceves operatus est in Cruce cum morte sua.” Discipl. Ser. 48