Hostie met de Hostie - 6de hoofdstuk (3. - 8.)

'Hostie met de Hostie' is een boek geschreven door B. Vanmaele, O. Praem. in 1928 om de E.K.-ers en ijveraars van de H. Eucharistie aan te moedigen.

Zesde hoofdstuk - De H. Mis deelt Jezus' Calvarie-offerschatten mee

3. - Jezus is in de H. Mis mijn Middelaar van dankzegging.[1]

Wat gezegd werd over Jezus’ aanbiddingshulde, geldt evenzeer voor Jezus’ dankhulde. Ook deze evenaart Jezus’ goddelijke waardigheid en is dus weer oneindig als God zelf.

Indien de dankbaarheid vraagt, dat men de vrijgevigheid van de weldoener naar behoren weet te vergelden, zal er wel een volmaakter dankzegging mogelijk zijn dan die, welke uitgaat van een persoon van opperste waardigheid, die aan Gods goedheid een geschenk van onschatbare waarde aanbiedt?

Daarbij: “Het is ook billijk, dat de dankzegging dezelfde weg volgt, als waarvan God zich heeft bediend om ons zijn gunsten mee te delen, d.i. langs Jezus Christus”.[2]

Het is in de H. Mis dat Jezus zich als dankhostie slachtoffert, om zijn Vader te loven en te zegenen voor al de gunsten aan de schepselen verleend. Het is op het altaar dat Hij zijn danklied tot het mijne maakt, om in mijn plaats, voor de weldaden mij verleend, God te danken, m.a.w. Jezus is mijn Middelaar van dankzegging, zoals Hij mijn Middelaar is van aanbidding. Zijn dankhulde komt mij ten goede. Ikzelf mag de gunsten, mij of anderen verleend, als vooropstellen, waarvoor Hij zich gewaardigen zal zijn Vader zijn goddelijke dankzeggingen aan te bieden.

Zo het “waarlijk passend en billijk is, redelijk en heilzaam, dat wij God, onze heilige Heer, almachtige Vader en eeuwige God, altijd en overal dank zeggen: door Christus onze Heer”[3], vanwaar dan die koude onverschilligheid jegens Jezus’ hoogheilig dankoffer vanwege zoveel christenen, wiens hele leven toch maar één weldaad is van Gods goedheid?

4. - Jezus is in de H. Mis mijn middelaar van verzoening.

Het is over deze vrucht, dat het h. concilie verklaart, “dat God, door het opdragen van dit offer bevredigd, de genade van de boetvaardigheid verleent en ook de grootste zonden vergeeft”.

En inderdaad! Geen zondaar, hoe diep hij ook mag gevallen zijn, hoe talrijk zijn misdrijven, of hij mag “met betrouwen naderen tot de troon van de genade, opdat hij barmhartigheid mag verkrijgen om op gepaste tijd geholpen te worden”[4]. Want hij vindt op het altaar “het lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt”[5] en “de hogepriester die bekwaam is medelijden te hebben met onze zwakheden”[6].

Niet dat de H. Mis de zonden rechtstreeks[7] vergeeft, zoals de biecht. Ze doet het echter onrechtstreeks, door de zondaar de genade van de bekering te verkrijgen. Wanneer hij de H. Mis bijwoont, treedt Jezus voor hem op als Middelaar van verzoening. Hij biedt aan zijn Vader zijn lijden en kruisdood aan voor de zonden van die mens in het bijzonder. Gods gramschap wordt er door gestild. Zijn barmhartige goedheid wordt aangezet, om aan die zondaar overvloedige genaden van berouw en boetvaardigheid te verlenen, die hem zullen bewegen om de middelen aan te wenden, teneinde tot God terug te keren.

Welke aanmoediging, op het altaar tot voorspreker te hebben “de Mensenzoon, die gekomen is om te zoeken en te redden wat verloren was”[8], “de Verlosser, die zichzelf tot losprijs voor allen heeft gegeven”![9] Met welk vertrouwen mogen we onder de H. Mis tot God bidden, te “willen neerzien op het Hart van zijn teergeliefde Zoon, op de lofzeggingen en voldoeningen door Hem in naam van de zondaars opgedragen,” vast vertrouwend, dat Hij “door deze bevredigd, ons vergiffenis zal schenken”.[10]

5. - Jezus is in de H. Mis mijn Middelaar van smeking.

Welk alvermogend smeekgebed is dat van Jezus’ kruisdood! Het gebed van “Gods teerbeminde Zoon, in wie Hij zijn welbehagen stelt”[11] en die “om zijn vroomheid altijd verhoord wordt”[12]. Een alles-verkrijgend smeekgebed, dat niet enkel uit Jezus’ Hart zachtjes opwelt, maar dat smeekt “met luid geroep en tranen” en met de onweerstaanbare verkrijgingskracht van Jezus’ wrede dood op het kruis. Een gebed, dat met een onbeperkt vertrouwen gevraagd heeft en verkregen niet alleen vergiffenis voor de zondaars, maar ook alle gunsten en genaden voor de rechtvaardigen.

En het is dit allerwaardigst gebed, dat Jezus op het altaar voor mij aan zijn Vader aanbiedt, waarvan ik mij bedienen mag, om in mijn noodwendigheden of in die van anderen te voorzien. Jezus zelf wordt er mijn Middelaar van smeking. Hij zal vragen in mijn plaats wat ik Hem ordelijk voorleg[13]. Neen! Met zo een voorspreker kent Gods vrijgevigheid geen palen meer. Al Jezus’ schatten kunnen de mijne worden, om mij en anderen, voor wie ik in de H. Mis zal bidden, te verrijken en te heiligen. O kleingelovige die ik ben! Waarom Jezus’ smeekgebed in de H. Mis niet beter benut? Waarom niet alles gevraagd “door Jezus Christus onze Heer,” terwijl Jezus zelf beloofd heeft: “alles te zullen doen, wat we de Vader in zijn naam zullen vragen”?[14]                    

6. - De heel bijzondere vrucht van de H. Mis.

Wat zal het aandeel zijn van eenieder in de vruchten[15] van de H. Mis? Gewichtige vraag en van zeer praktisch nut! Wie de onmetelijke schatten van de H. Mis waardeert, zal zich afvragen, hoe hij die het overvloedigst kan verkrijgen. En gretig zal hij daartoe de middelen aanwenden.

Er moet worden aan herinnerd, hoe de godgeleerden een drievoudige vrucht in de H. Mis onderscheiden: een heel bijzondere, een bijzondere, en een algemene vrucht.

Wat nu de mededeling ervan betreft, alles komt hierop neer: hoe groter de deelachtigheid en deelneming in Jezus’ offer en hoe volmaakter de gesteltenis van de deelhebbende of de deelnemende in dit offer, des te rijker aandeel in de vrucht.

Wie komt de bijzondere vrucht ten goede?

Deze is op de eerste plaats het bevoorrechte aandeel van de priester. Niemand is met Jezus, Offeraar en Offerande, zo innig verenigd als degene, die Jezus’ bedienaar is bij de heilige handeling. Het past immers dat de celebrant zelf, vóór alle andere gelovigen, deel heeft in de genaden en gunsten, waarvan de H. Mis de bron is. En dit deel is de priester zo persoonlijk, dat hij het niet kan afstaan aan anderen.

Na de celebrant komen voor een heel bijzonder aandeel in de vruchten van de H. Mis in aanmerking de gelovigen[16] die de H. Mis bijwonen en in vereniging met de priester het offer aan God aanbieden. En hoe werkdadiger iemand bijdraagt tot het opdragen van het heilig sacrificie, des te groter wordt dit aandeel. Wie bv. als misdienaar de priester aan het altaar bijstaat, ontvangt meer dan iemand, die enkel bij de H. Mis aanwezig is; wie de Misgezangen helpt uitvoeren, meer dan iemand, die dat niet doet; wie door de celebrant in het “Memento” van de H. Mis herdacht wordt, ontvangt meer dan degene, voor wie dit niet gebeurt, enz.

Anderzijds, wie de H. Mis bijwoont met meer godsvrucht en groter liefde tot God, met levendiger geloof en vertrouwen in de kracht van het heilig sacrificie, krijgt een aanzienlijker deel dan hij die minder goed gesteld is. Wat een aanmoediging om zo dikwijls mogelijk en met de beste gesteltenissen de H. Mis bij te wonen!

7. - De bijzondere vrucht der H. Mis.

Over deze vrucht laat God de priester vrijelijk beschikken. Hij mag ze naar verlangen toepassen op zichzelf of op anderen, hetzij levenden of doden, voor wie of wat men hem vraagt het heilig sacrificie op te dragen.

Hoogst waarschijnlijk is deze de aanzienlijkste vrucht van de H. Mis. Aan wat voor een zee van genaden vermag de priester een ziel deelachtig te maken! Verwonderlijk, dat sommige gelovigen zich daar zo weinig om bekreunen, en zelden of nooit het heilig sacrificie tot hun intenties laten opdragen. Voor stoffelijk gewin verroert men hemel en aarde, voor werelds genot en vermaak getroost men zich alle moeite en offers. Een geestelijk voordeel van zo’n onschatbare waarde laat velen koud en onverschillig. Het is nog altijd waar dat “de kinderen van deze wereld in hun aangelegenheden voorzichtiger zijn dan de kinderen van het licht”.[17] Hoe jammer! 

Het ereloon of de geldelijke vergoeding, die men de priester bij het toepassen van deze bijzondere vrucht ter hand stelt, is geenszins de prijs van de Mis. De priester verkoopt die vrucht niet; dit zou simonie zijn. Het gaat hier om een zeer gewettigde overeenkomst tussen de priester en degene, die vraagt om de H. Mis tot zijn intentie op te dragen. De priester maakt gebruik van zijn vrij beschikkingsrecht voor die vrucht, ten voordele van hem, die door de aalmoes van de “Misintentie” helpt voorzien in zijn stoffelijk onderhoud[18]. “Zo heeft de Heer beschikt, voor die het evangelie verkondigen, dat zij van het evangelie zouden leven”.[19]

8. - De algemene vrucht van de H. Mis.

Deze vrucht komt alle gelovigen ten goede, ook alle zielen van het vagevuur, als ledematen van Jezus’ mystiek Lichaam, de heilige Kerk. Indien door de gemeenschap van de heiligen, reeds de goede werken van elke christen een zeker geestelijk nut voor alle andere christenen aanbrengen, hoeveel te meer het verheven offer van het hoofd van dit Lichaam, Jezus Christus! Daarbij wordt door Christus en door de Kerk in elke Mis voor alle gelovigen gebeden.

Hierdoor verschilt het Misoffer nog eens van het kruisoffer. Het kruisoffer heeft Jezus rechtstreeks voor alle mensen opgedragen. Het Misoffer wordt rechtstreeks opgedragen voor de gelovigen, omdat Jezus zich daar offert als het hoofd van de Kerk, voor de leden van de Kerk. Voor de andere mensen wordt de H. Mis enkel onrechtstreeks opgedragen, opdat ze eens leden van de Kerk mogen worden.

Wat een troostende gedachte, dat wij deel hebben in de vruchten van die honderdduizenden sacrificiën, die elke dag zonder onderbreking opgedragen worden! Wat voor een aanmoediging, om minstens in de geest, bij al die HH. Missen aanwezig te zijn en ons ermee te verenigen! Wat voor een onschatbare weldaad is toch de gave van het heilig geloof!

 

[1] Eucharistie komt van het Grieks eucharisteĩn, dat betekent: danken, dankbaar zijn, in dank ontvangen. De eucharistie is dus de dankhulde of de dankzegging bij uitmuntendheid.

[2] “Eodem enim ordine debet gratiarum actio in Deum recurrere quo gratiae a Deo in nos deveniunt, quod quidem est per Jesum Christum.” S. Thom. Ad. Rom. Lect. V.

[3] Uit de prefatie van de H. Mis.

[4] “Adeamus ergo cum fiducia ad thronum gratiae, ut misericordiam consequamur et gratiam inveniamus in auxilio opportuno.” Hebr. 4, 16.

[5] “Ecce agnus Dei, ecce qui tollit peccatum mundi.” Joh. 1, 29.

[6] “Non enim habemus pontificem, qui non possit compati infirmatibus nostris.” Hebr. 4, 15.

[7] De H. Mis verleent wel rechtstreeks kwijtschelding van de schulden, hier of hiernamaals voor de reeds vergeven zonden te betalen. Dit geldt zowel voor de levenden als voor de gestorvenen.

[8] “Venit enim Filius hominis quaerere et salvum facere quod perierat.” Luc. 19, 10.

[9] “Qui dedit redemptionem semetipsum pro omnibus.” 1 Tim. 2, 6.

[10] Gebed na de litanie van het H. Hart.

[11] “Tu es filius meus dilectus, in te complacui.” Marc. 1. 11.

[12] “Qui in diebus carnis suae, preces supplicationesque… cum clamore valido et lacrimis offerens, exauditus est pro sua reverentia.” Hebr. 5, 7.

[13] Wat echter niet wil zeggen, dat Christus voor mij of voor anderen zal vragen, wat Hij weet schadelijk of minder voordelig te zullen zijn voor de ziel, of wat ik hem vraag op een onvolmaakte wijze, b.v. zonder vertrouwen, zonder nederigheid, zonder volharding. Evenals elk gebed, veronderstelt ook dit van Jezus, bij hem voor wie iets gevraagd wordt, de nodige gesteltenissen om die gunst te kunnen ontvangen. Niemand zal bijv. de kwijtschelding van de zondestraffen bekomen, als hij nog geen berouw heeft over de zonde zelf. Gewoonlijk zal God ook geen mirakelen doen. Het mirakel immers ligt buiten de gewone orde van Gods voorzienigheid.

[14] “Quodcumque petieritis Patrem in nomine meo, hoc faciam.” Joh. 14, 13.

[15] Wanneer er sprake is van de vruchten van de H. Mis, dan verstaan de godgeleerden daardoor: de verzoenings- en verkrijgingskracht van de H. Mis, wellicht omdat hier op de eerste plaats gelet wordt op hetgene onszelf rechtstreeks ten goede komt. Mogen we daarom uit het oog verliezen, dat Jezus in de H. Mis ook een aanbiddings- en een dankhulde van oneindige waarde aan Gods opperste majesteit aanbiedt, en dit als Middelaar, dus in naam van ons allen? En zal het bijwonen of het doen opdragen door iemand van de H. Mis ook niet dit teweegbrengen, dat Jezus die lofhulde vooral in naam van die mens aan zijn Vader zal aanbieden? Hoe nauwer onze deelname wordt aan de H. Mis, des te vollediger en volkomener moeten wij door Jezus voldoen aan onze plicht van aanbidding en dankzegging. Ook dit moet God ten opzichte van ons gunstig stemmen.

[16] Gewoonlijk worden de gelovigen, die de H. Mis bijwonen, gerangschikt onder degenen, die enkel deel hebben in de algemene vrucht van de H. Mis. Mits goed onderscheid te maken tussen het bevoorrechte aandeel van de celebrant en dit van de aanwezige gelovigen, verdient de rangschikking van sommige geestelijke schrijvers (zie Bauthier: “Le sacrifice”, blz. 136 in nota), die de aanwezigen deel doen hebben in de heel bijzondere vrucht van de H. Mis, wellicht de voorkeur. Deze indeling immers stelt beter in het licht de plaats, die de gelovigen als mede-offeraars met de priester aan het altaar innemen en doet beter het groot belang uitkomen van het veelvuldig Mis-horen. Nog anderen (bijv. Sint Alfonsus. Theol. mor. 50. 4, n. 312), doen de aanwezige gelovigen deel hebben in de bijzondere vrucht van de H. Mis.

[17] “Quia filii hujus saeculi prudentiores filiis lucis in generatione sua sunt.” Luc. 16, 8.

[18] Anderen menen dat het ereloon eerder het bedrag is van de offerande van brood en wijn vroeger door de gelovigen aan de celebrerende priester aangeboden. Zoals in de oude wet, zo laat God ook in de nieuwe wet toe, dat die Hem aldus toegewijde offergift, gedeeltelijk ook dient tot het onderhoud van de bedienaar van het altaar. Zie P. de la Taille: Esquisse du Mystère de la Foi, p. 111 sq.                                                                                                         

[19] “Ita et Dominis ordinavit iis qui evangelium annuntiant de evangelio vivere.” 1 Kor. 9, 14.