Les 4: I. De Schepping van de Wereld en de Goddelijke Voorzienigheid.

Eerste Deel: De Geloofswaarheden.

God de Vader en de Schepping.

Les 4: I. De Schepping van de Wereld en de Goddelijke Voorzienigheid.

36. Waarom noemen wij God ‘Schepper van hemel en aard’?

Wij noemen God ‘Schepper van Hemel en Aarde’ omdat God alles uit niets heeft gemaakt.

Het eerste vers van de Bijbel luidt als volgt ‘In het begin schiep God hemel en aarde’.

1° In het begin: de wereld heeft dus een begin gehad, is niet eeuwig.

2° Schiep God: de wereld is er gekomen door God die de wereld schiep.

3° Hemel en aarde: een bekende, algemeen-gebruikte zegswijze om te beduiden “alles”, de “hele wereld”.

Scheppen is iets “in zijn geheel” tot het bestaan brengen. Wanneer de mens iets maakt, moet hij reeds iets anders ter beschikking hebben wat hij omvormt tot iets nieuws. God integendeel, wanneer hij de wereld schiep, had geen vooraf bestaande stof nodig: ‘hij riep de wereld ogenblikkelijk in zijn geheel tot het bestaan’. Daaruit blijkt eveneens dat God alleen de macht heeft tot scheppen.

37. Waarom wordt de Schepping toegeschreven aan God de Vader?

De Schepping wordt toegeschreven aan God de Vader, omdat ze een werk is van Gods almacht.

Het scheppen van het heelal met al zijn grootse pracht en zijn over geweldige natuurkrachten is ongetwijfeld een werk van almacht. Welnu de Vader is de Oorsprong van de twee andere Personen der H. Drievuldigheid en daarom wordt de Schepping bijzonder aan de Vader toegeschreven, alhoewel ze evengoed aan de beide andere Personen mag toegeschreven worden.

38. Tot welk doel heeft God hemel en aarde geschapen?

God heeft hemel en aarde geschapen tot zijn eigen glorie, en ook tot geluk van zijn redelijke schepselen.

1° God schiep de wereld tot zijn eigen glorie.

Wanneer wij een zaak willen en ten uitvoer brengen, dan doen we dit omdat die zaak voor ons goed is, of althans omdat we die zaak beschouwen als iets goed voor ons (in dit oordeel kunnen we ons vergissen). Die zaak is werkelijk goed of ten minste we beschouwen ze als een vervolmaking van ons zelf en in zover zijn we afhankelijk van die zaak. Voor God is het heel anders: God is oneindig volmaakt; Hij heeft dus de wereld geschapen niet om zichzelf te vervolmaken maar om zijn volmaaktheden mee te delen aan andere wezens die Hij tot het bestaan zou roepen. De schepselen weerkaatsen dus Gods volmaaktheden en zo brengen ze glorie aan God. De vrije schepselen brengen glorie aan God door Gods wil zo goed mogelijk te volbrengen, zichzelf te zaligen. In de Hemel zullen de gelukzaligen dit doen gans gewillig met de volle veerkracht van hun ziel, zonder nog ooit te kunnen zondigen; de verworpelingen, door hun bestraffing zelf verkondigen Gods Rechtvaardigheid en Heiligheid. De redeloze schepselen geven glorie aan God alleen maar door hun bestaan en het involgen van hun geschapen natuur.

2° God schiep de wereld ook tot geluk van zijn redelijke schepselen.

Redelijke schepselen, dat zijn de engelen en de mensen. De redelijke schepselen moeten, naar Gods bedoeling, in volle vrijheid Gods wil vervullen: de hoogste volmaaktheid van het redelijk schepsel ligt dus in die bewuste overeenstemming van onze wil met de Wil van God, hoogste wet van al wat leeft en bestaat. Dat bewust-vervullen van Gods wil in al ons doen en laten maakt ons hoogst-gelukkig hier op aarde en verzekert bovendien ons eeuwig geluk: daartoe juist heeft God ons geschapen.

39. Draagt God zorg voor al zijn schepselen?

Ja, God draagt zorg voor al zijn schepselen, door ze in stand te houden en te besturen: deze zorg noemt men de ‘Goddelijke Voorzienigheid’.

Deze vraag werd reeds beantwoord wanneer we hierboven bij nr. 27 Gods alomtegenwoordigheid beschreven: daaruit blijkt duidelijk dat God ieder schepsel met onfeilbare zekerheid en goedheid leidt tot het doel waartoe Hij het geschapen heeft. Zo zeggen we: ‘De mens wikt maar God beschikt’. ‘Als het God belieft.’ “Wat God bewaart, is wel bewaard.’

Die troostende waarheid van Gods alomvattende, alwijze, algoede Voorzienigheid heeft Christus zelf op de meest treffende wijze voorgehouden met deze woorden: “Weest niet bezorgd voor uw leven, wat gij zult eten of drinken; noch voor uw lichaam, waarmee gij u zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam niet meer dan de kleding? Ziet de vogels in de lucht; ze zaaien noch maaien en verzamelen niet in schuren en toch voedt ze uw hemelse Vader. Zijt gij niet meer waard dan zij? En wie van u kan door zijn tobben een el toevoegen aan zijn levensweg? En wat zijt gij over kleding bekommerd? Denkt aan de lelies op het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet. En toch zeg ik u dat zelfs Salomon in al zijn heerlijkheid niet gekleed was als een van deze. Als God nu het kruid op het veld, dat vandaag nog bestaat en morgen in de oven wordt geworpen, zó kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? Weest dus niet bezorgd, en zegt niet: wat zullen we eten of wat zullen we drinken of waarmee zullen we ons kleden? Hiernaar toch vragen de heidenen; uw hemelse Vader weet dat ge dit allemaal nodig hebt. Maar zoekt eerst het rijk Gods en zijn gerechtigheid en dit alles zal U worden geschonken als toegift. Weest dus niet bekommerd voor de dag van morgen. Want de dag van morgen zal bekommerd zijn voor zichzelf; iedere dag heeft genoeg aan eigen leed” (Mattheüs 6:25-34).

40. Welke zijn de volmaaktste schepselen?

De volmaaktste schepselen zijn de engelen en de mensen.

De engelen en de mensen hebben verstand en wil, twee volmaaktheden die de volmaaktheden der redeloze en stoffelijke wezens overtreffen. Door dat verstand en die wil kunnen mens en engel God dienen en beminnen in volle bewuste vrijheid en zo het eeuwig geluk verdienen.

Aanmerking bij het scheppingsverhaal van Mozes (Boek der Schepping I):

1° Het is een manier van voorstellen die de gewijde schrijver gebruikt en die is aangepast bij de opvattingen van het toenmalige Joodse volk. Dit ene heeft Mozes willen inprenten: ‘De wereld heeft een begin gehad, werd geschapen door God’.

2° Hoe oud is de wereld? Het geloof leert ons niets hierover; uit de H. Schrift is dit niet op te maken.

3° Werd alles ineens geschapen? Het geloof leert ons enkel dat alles door God werd geschapen maar licht ons niet in over de manier waarop dit gebeurde. Een geleidelijke ontwikkeling of evolutie van reeds in kerngeschapene wezens is niet uitgesloten door het geloof.

4° Voor de schepping van de mens wordt een uitdrukkelijke, bijzondere tussenkomst van God vereist.