Les 4: III. De Mens en de Erfzonde.

Eerste Deel: De Geloofswaarheden.

God de Vader en de Schepping.

Les 4: III. De Mens en de Erfzonde.

47. Wat is de mens?

De mens is een redelijk schepsel van God, bestaande uit een onsterfelijke ziel en een sterfelijk lichaam.

1° Redelijk schepsel: de mens heeft verstand en wil, de mens redeneert en kan eigenmachtig beslissen tot handelen of niet handelen, tot zus- of zó handelen: dit kunnen de redeloze schepselen niet.

2° Onsterfelijke ziel: de menselijke ziel is een geest. Welnu een geest heeft geen delen, kan dus niet sterven, vermits sterven niets anders is dan het uiteenvallen van de delen die een wezen samenstellen. Engelen zijn zuivere geesten: de menselijke ziel, de menselijke geest daarentegen is van natuur door God geschapen om met een lichaam verenigd te worden.

3° Sterfelijk lichaam: het menselijk lichaam is samengesteld uit vele stoffelijke delen die door de ziel worden samengehouden wanneer dan de ziel zich afscheidt van het lichaam, moeten de delen van dit lichaam noodzakelijk uiteenvallen, zich ontbinden.

48. Wat is de ziel?

De ziel is een geest, die door God werd geschapen naar zijn beeld en gelijkenis, om verenigd te worden met een lichaam.

1° Een geest: enkelvoudig dus, niet samengesteld uit delen, dus onsterfelijk. De ouders schenken aan het kind het lichaam maar God schept de ziel, stort de ziel in het lichaam.

2° Naar zijn beeld en gelijkenis: God is kennis en liefde, God kent zichzelf en bemint zichzelf en dat is het innigste leven der Allerheiligste Drievuldigheid. Zo is ook onze ziel verstand en wil, ze kent en bemint en door die twee edelste vermogens is ze een beeld van God zelf.

3° Om verenigd te worden met een lichaam: de ziel, door de dood gescheiden van het lichaam, vertoeft in een onnatuurlijke toestand die dan ook na de algemene Verrijzenis zal ophouden; dan zal die ziel weerom met haar eigen lichaam verenigd worden.

49. Hoe is de ziel geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God.

De ziel is geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, doordat ze begaafd is met verstand en wil, en geroepen tot het bovennatuurlijk leven van de genade.

(Zie 48, 2) Geroepen tot het bovennatuurlijk leven der genade: God heeft de mens, uit loutere goedheid, voorbestemd tot de hemel, tot het rechtstreeks kennen en beminnen van God zoals God zichzelf kent en bemint. Door de heiligmakende genade, die het goddelijk leven zelf is, draagt de ziel in zich als de weergave van Gods leven zelf, is ze dus als een beeld van God zelf.

50. Is de ziel onsterfelijk?

Ja, de ziel is onsterfelijk, want zij is een geest en de geesten sterven niet.

De ziel is een geest, heeft dus geen delen, is dus niet onderhevig aan een mogelijke ontbinding of dood.

51. Waartoe is de mens geschapen?

De mens is geschapen om God te kennen, te beminnen en te dienen in dit leven; en Hem eeuwig te aanschouwen en te genieten in de hemel.

In de mens is de ziel het edelste deel: zij moet dus heersen over het lichaam. Onze ziel treedt in werking door haar twee vermogens, het verstand en de wil. Het verstand moet God erkennen als Opperste Heer en Wetgever; het moet mettertijd ook de Openbaring leren kennen en al wat ermee verbonden is. De wil moet dan ons gedrag richten, volgens die natuurlijke en bovennatuurlijke kennis.

In feite zijn we in de bovennatuurlijke orde gesteld, bestemd tot de hemel, die niets anders is dan God rechtstreeks te aanschouwen en rechtstreeks van Hem te genieten: om dit doel te bereiken moeten we in dit leven trachten God, zoals Hij zich geopenbaard heeft, zo goed mogelijk te kennen en te beminnen, dat is Hem werkdadig te dienen.

“Jahweh, uw God moet ge vrezen, Hem moet ge dienen” (Deut. 6:13).

52. Wie waren de stamouders van het menselijk geslacht?

De stamouders van het menselijke geslacht waren Adam en Eva.

Hierover schreef Paus Pius XII het volgende in zijn wereldbrief ‘Humani generis’, 12 augustus 1950: ‘De christen-gelovigen kunnen immers die mening niet aanvaarden, wier voorstanders volhouden ofwel, dat er na Adam in deze wereld echte mensen hebben bestaan, die niet aan hem, als de eerste vader van allen door natuurlijke voortbrenging hun ontstaan te danken hadden; ofwel dat Adam een collectief begrip is voor een groter aantal stamvaders, daar op generlei wijze duidelijk is, hoe zulk een mening overeengebracht kan worden met datgene wat de bronnen van de geopenbaarde waarheid en de akten van het leergezag der Kerk voorhouden over de erfzonde, welke voortkomt uit een door één Adam werkelijk bedreven zonde, en welke door voortbrenging op allen overgestort, in iedereen als hem eigen aanwezig is’.

53. Hoe heeft God onze stamouders gemaakt?

God zelf heeft het lichaam van Adam en Eva gemaakt; Hij heeft hun ziel uit niets geschapen en ze met hun lichaam verenigd.

1° Hoe is Adam geschapen naar het lichaam?

Uit de H. Schrift blijkt dat het lichaam van Adam door God uit de stof werd gevormd. Hoe? Dat is niet duidelijk. Hierover schrijft Paus Pius XII in zijn hoger vernoemde Wereldbrief ‘Humani generis’, 12 augustus 1950, 't volgende: ‘Sommigen gaan deze vrijheid van spreken vermetel te buiten, doordat zij zich zo gedragen, alsof dit ontstaan van het menselijk lichaam uit een reeds bestaande levende materie, door de tot op heden gedane vondsten en de redeneringen, uit die vondsten afgeleid, reeds absoluut zeker en bewezen is; en alsof er in de bronnen van de goddelijke Openbaring niets voorhanden is, dat in deze zaak de grootste terughoudendheid en voorzichtigheid eist’.

Volgens deze pauselijke richtlijn mogen we dus niet aannemen als vaststaand feit dat het lichaam van de mens zich uit het dier ontwikkeld heeft; hoogstens mag men het aanzien als een mogelijkheid, als een hypothese, die nog niet voldoende bewezen is.

2° Hoe is Eva geschapen naar het lichaam?

Het verhaal van de rib moet zeker niet in letterlijke zin worden aangenomen. De gewijde schrijver wil wellicht door een symbolische voorstelling uitdrukken dat de vrouw algeheel van de man afhankelijk is, dat man en vrouw mekaar aanvullen, als één zijn, dat de vrouw dus even volkomen menswaardig is even als de man. De onverbreekbaarheid van de huwelijksband wordt hierdoor eveneens bevestigd.

3° Hoe zijn Adam en Eva geschapen naar de ziel?

Rechtstreeks door God die zelf hun ziel rechtstreeks verenigde met hun lichaam.

54. In welke staat heeft God Adam en Eva geschapen?

God heeft Adam en Eva geschapen in een staat van genade en van geluk naar ziel en lichaam, en Hij heeft hen geplaatst in het Aards Paradijs.

Adam en Eva werden vanaf hun eerste bestaan gesteld in een bovennatuurlijke staat: ze ontvingen buiten het natuurlijk leven ook nog het bovennatuurlijk leven: hierdoor vertoefden ze in een toestand van uitnemend geluk. Ook aan het lichaam waren uitzonderlijke gunsten verleend, zodat Adam en Eva overgelukkig waren.

Ze werden door God geplaatst in het Aards Paradijs: hiermee moeten we zeer waarschijnlijk niet enkel verstaan dat Adam en Eva een tijd lang in een overgelukkige paradijstoestand hebben verkeerd, maar bovendien dat ze werkelijk in een lusthof vertoefden, overgelukkig naar ziel en lichaam. Niettemin vernoemt de Pauselijke Bijbelcommissie (30 juni 1909) het bestaan van een paradijs als werkelijke plaats niet onder de punten die aanvaard moeten worden.

55. Welke bovennatuurlijke gaven schonk God aan Adam?

God schonk aan Adam de heiligmakende genade, waardoor hij kind was van God, bestemd om Hem eeuwig te aanschouwen en te genieten in de hemel.

1° Bovennatuurlijke gave: de eisen van de geschapen natuur te boven gaande.

Adam ware een volmaakte mens geweest, ook zonder de heiligmakende genade, zonder die buitengewone toemaat.

2° Waardoor hij kind was van God: de heiligmakende genade is in volle waarheid een deelname aan het goddelijk leven zelf: dit op een mysterieuze, voor ons onbegrijpelijke maar daarom niet minder werkelijke wijze.

3° Bestemd tot eeuwig aanschouwen en genieten van God: die het leven van God in zich draagt – en dat is juist de heiligmakende genade – kan, zodra God het wil, dat is na de beproevingstijd, in Hem leven, Hem rechtstreeks zien en genieten: dat is de hemel.

56. Welke gaven schonk God nog aan Adam, buiten de heiligmakende genade?

Buiten de heiligmakende genade schonk God nog aan Adam de vrijwaring van onwetendheid, van kwade begeerlijkheid, van lijden en dood.

Dat waren de buitennatuurlijke gaven of de gave van ongereptheid.

Buitennatuurlijk, dus niet te vereenzelvigen met de bovennatuurlijke gave der heiligmakende genade. Buitennatuurlijke, d. w. z. ook niet vereist door de menselijke natuur zelf, maar nieuwe toemaat van wege Gods goedheid. Die gaven omvatten:

i.) Vrijwaring tegen de kwade begeerlijkheid van het vlees,

ii.) Vrijwaring tegen de dood,

iii.) Vrijwaring tegen het lijden,

iv.) Ingestorte, uitgebreide kennissen,

v.) Lichamelijk, zintuigelijk, bovenmatig geluk Aards Paradijs.

57. Heeft Adam deze uitmuntende gaven voor hemzelf ontvangen?

Neen, niet alleen voor hemzelf heeft Adam deze uitmuntende gaven ontvangen: hij moest ze op al zijn nakomelingen overdragen, als een voorrecht door God aan de menselijke natuur geschonken.

God was zo goed, al die gaven, bovennatuurlijk en buitennatuurlijk ook te bestemmen aan al de nakomelingen van Adam en Eva. Indien Adam en Eva aan God getrouw waren gebleven zou ieder kind met die gaven geboren zijn, ieder kind zou als het ware die gaven overgeërfd hebben van zijn ouders langsheen de natuurlijke afstamming.

58. Is Adam aan God getrouw gebleven?

Adam is niet aan God getrouw gebleven: hij heeft een streng gebod van God overtreden en aldus een doodzonde bedreven van ongehoorzaamheid en hovaardigheid[1].

1° Uit het Bijbelverhaal moeten volgens de Pauselijke Bijbelcommissie (30 Juni 1909) de volgende punten als streng geschiedkundig worden aangenomen:

i.) Oorspronkelijk geluk van onze stamouders.

ii.) God heeft hen, om ze te beproeven, een gebod of verbod opgelegd.

iii.) Door toedoen van de duivel die de vorm van een serpent had aangenomen, zijn onze stamouders aan God ongehoorzaam geweest.

iv.) Onze stamouders hebben hierdoor voor zich en voor al hun nakomelingen, hun oorspronkelijk geluk verloren: de bovennatuurlijke en buitennatuurlijke gaven werden hun ontnomen, ze werden uit het Aards Paradijs verjaagd.

2° Hun zonde was een zonde van hoogmoed (‘Ge zult zijn als goden’ zo had het serpent gezegd) die leidde tot ongehoorzaamheid, tot het overtreden van Gods verbod.

59. Wat verloor Adam door zijn zonde?

Door zijn zonde verloor Adam de heiligmakende genade, de vriendschap van God en het recht op de hemel; zijn verstand werd verzwakt, zijn wil geneigd tot het kwaad en hij werd onderworpen aan lijden en dood.

1° Adam werd beroofd van al zijn bovennatuurlijke gaven, de heiligmakende genade en bijkomende gaven.

2° Hij werd eveneens beroofd van al zijn buitennatuurlijke gaven; van dan af werden onze stamouders:

a) Onderhevig aan de kwade begeerlijkheid.

b) Onderhevig aan lijden en dood.

60. Is de zonde van Adam overgegaan op zijn nakomelingen?

Ja, de zonde van Adam is overgegaan op zijn nakomelingen; daardoor zijn alle mensen; bij hun geboorte, beroofd van de heiligmakende genade, van de vriendschap van God en het recht op de hemel; zij zijn onderworpen aan onwetendheid, kwade begeerlijkheid, lijden en dood.

Alle nakomelingen van Adam en Eva worden dus geboren, weliswaar als volledig mens, doch beroofd van al die gaven die God aanvankelijk aan Adam en Eva en al hun afstammelingen had toegezegd. Ieder kind wordt dus geboren:

i.) Zonder heiligmakende genade en zonder de gaven die hiermee verbonden waren.

ii.) Met een beperkt verstand, onderhevig aan dwalingen.

iii.) Met de neigingen van de lichamelijke en geestelijke (hovaardij, trots, hoogmoed) begeerlijkheid.

iv.) Met onderhevigheid aan lijden en dood.

61. Wat is de erfzonde?

De erfzonde is de staat van zonde die van Adam op al zijn nakomelingen overgaat.

Adam heeft door zijn zonde van hoogmoed zijn oorspronkelijk geluk verloren. Zijn nakomelingen worden nu ook geboren, beroofd van dit oorspronkelijk geluk dat hun aanvankelijk was toegezegd; die staat van zonde van Adam gaat dus over op alle kinderen uit Adam geboren.

62. Waarom noemt men de staat van zonde, waarin wij geboren worden, erfzonde?

De staat van zonde waarin wij geboren worden, noemt men erfzonde, omdat hij niet uit een daad van onze wil voortvloeit, maar als een erfdeel met de menselijke natuur overgaat van Adam op zijn nakomelingen.

De erfzonde was voor Adam en Eva een persoonlijke zonde; voor ons is het geen persoonlijke zonde. Voor ons is het een toestand van beroving die niet door God gewild was maar een gevolg was van de zonde van Adam: meteen ging het over op al de nakomelingen van Adam.

63. Is er één menselijk schepsel vrij gebleven van de erfzonde?

Alleen de Heilige Maagd Maria, de Moeder Gods, is, vanaf het eerste ogenblik van haar bestaan, vrij gebleven van de vlek der erfzonde, door het voorrecht van haar Onbevlekte Ontvangenis.

1° Vanaf het eerste ogenblik van haar bestaan: van zodra Maria als mens er was, dus reeds in de schoot van haar H. Moeder Anna, op datzelfde ogenblik werd ze geheiligd, geen ogenblik tussenruimte kan of mag er tussenin geplaatst worden.

2° Maria is vrij gebleven van de erfzonde en dus ook van de gevolgen der erfzonde: Maria was dus vanaf het eerste ogenblik van haar bestaan begiftigd met de bovennatuurlijke en volgens sommigen, ook met de buitennatuurlijke gaven zoals Adam het aanvankelijk was geweest.

3° Maria heeft de volheid der genade van God ontvangen, dat wil zeggen de integrale volheid waarvoor Maria zoals God haar wilde, vatbaar was, een genade die deze van alle andere schepselen, engelen en mensen, grenzeloos te boven gaat, een genade waarvan God alleen de schoonheid en volmaaktheid naar waarde schatten kan. Maria is in volle waarheid: Tota pulchra, heel en al schoon.

 

[1] Hovaardig: ingebeeld, trots, hoogmoedig.