Les 8: I. De Heilige Kerk
Eerste Deel: De Geloofswaarheden.
God de H. Geest en de Heiligmaking.
Les 8: I. De Heilige Kerk (9de Art. v/h Symbolum: Ik Geloof in de H. Katholieke Kerk).
106. Wat is de Heilige Kerk?
De Heilige Kerk is de zichtbare en bovennatuurlijke maatschappij van de gelovigen, die door Jezus Christus werd gesticht, om zijn werk van verlossing en zaligmaking onder de mensen voort te zetten.
1° Maatschappij: de Kerk is een ware en volledige maatschappij; met overheden en onderdanen die volgens ware wetten worden bestuurd.
2° Zichtbare: de leden en overheden van die maatschappij zijn mensen. In de Geloofsbelijdenis hiervan het 9de Artikel wordt dus voornamelijk bedoeld de ‘Strijdende Kerk’ niet de ‘Zegepralende’ noch de ‘Lijdende Kerk’.
De H. Kerk vormt tegelijk een geestelijke, onzichtbare éénheid in die zin dat haar leden een geestelijk, onzichtbaar doel nastreven, namelijk de zaligmaking der zielen.
Christus, de Stichter der H. Kerk, als God-Mens, dus eveneens zichtbaar: zo eveneens Petrus en diens opvolgers.
De middelen die in deze maatschappij aangewend worden tot het bereiken van haar doel zijn tegelijk geestelijk en stoffelijk, dus zichtbaar, namelijk de Sacramenten, de eredienst, enz.
Zo past God zich, in zijn oneindige wijsheid, wonderwel aan bij 's mensen natuur die ziel en lichaam is, stof en geest. God had immers de verlossingsgenade ook rechtstreeks op iedere ziel kunnen toepassen, op een geestelijke manier, zonder een Kerk te stichten. Zoals Hij het nu deed, zijn we veel zekerder en geruster: we zijn zekerder dat we de heiligende genade ontvangen, vermits het toekennen ervan verbonden is aan uitwendige, zichtbare handelingen. Hierin moeten we dan ook Gods goedheid en wijsheid bewonderen en aanbidden.
3° Bovennatuurlijke: namelijk door de genade die wordt gegeven (zie bovenvermeld lessen 101 en 105). Dit duidt tevens de band aan, welke leden en overheden van die maatschappij samenhoudt, namelijk de werking van de H. Geest in de Kerk als maatschappij (les104) en in de gelovigen (les 105), invloed door zijn heiligmakende genade en dadelijke genaden van bijstand.
4° Door Jezus Christus gesticht.
a) Christus heeft Petrus aangesteld tot zichtbaar hoofd van zijn Kerk en gaf hem het oppergezag over de hele Kerk: dit is een geloofspunt.
i.) Christus beloofde dit aan Petrus: “Gij zijt Petrus, dat is steenrots en op die steenrots zal ik mijn Kerk bouwen” (Mattheüs 16:18).
ii.) Christus vertrouwde die beloofde macht aan Petrus. Kort voor zijn Hemelvaart verscheen Jezus aan Petrus met de Apostelen. Hij vroeg tot driemaal toe aan Petrus: “Petrus, bemint ge mij meer dan deze hier?” En Petrus antwoordde bevestigend waarop Jezus tweemaal wedervoer: “Weid mijn lammeren” en de derde maal: “Weid mijn schapen” (Johannes 21:15-17).
De uitdrukking ‘lammeren’, ‘schapen’ bedoelt de hele kudde, de hele Kerk. Op een andere plaats nog wordt de Kerk vergeleken bij een schaapstal (Johannes 10:11-16). Bij de Joden en andere volkeren der Oudheid heten de koningen de herders van hun volk. Petrus wordt dus in het bijzijn der andere apostelen aangesteld tot Opperherder der Kerk.
iii.) Bevestigende bewijzen: de latere feiten tonen aan dat Petrus later werkelijk is opgetreden als Opperherder en aldus werd erkend. Enkele voorbeelden: Handelingen 1:15 en vgl.; 2:14 en vgl. Hierbij komt nog het eenparig getuigenis der vroegste en latere Kerkvaders die de voorrang van Petrus bevestigen.
b) Christus vertrouwde eveneens zijn gezag aan de Apostelen onder Petrus' leiding (zie Mat. 28:18-20; Marc. 16:15-18; Luc. 24:44-49; Joh. 14:16-17; 20:21-23).
i.) Christus leidde dadelijk zijn leerlingen op tot hun later Apostolaat: ze vergezelden Hem, gingen prediken, enz.
ii.) Belofte van Jezus: Hij beloofde aan zijn Apostelen de macht om te onderwijzen, te besturen en de heiligen. (Mattheüs 28:18) Hij beloofde hun in het Laatste Avondmaal de bijstand van de H. Geest. (Johannes 14:16-17)
iii.) Die beloofde macht heeft Christus dan ook werkelijk na zijn Verrijzenis aan zijn Apostelen toevertrouwd: Mat. 28:18-20; Marc. 16:15-18; Luc. 24:44-49; Joh. 20:21-23.
c) De gestichte Kerk treedt voor het eerst officieel op met Petrus' toespraak tot het volk bij het wonder van Pinksteren. (Zie Handelingen II.)
5° Om zijn werk… voort te zetten.
Jezus Christus heeft voor alle mensen de zaligheid verdiend: de toepassing der verlossingsgenade moet – zo wil het God – geschieden door bemiddeling van de Kerk, hoofdzakelijk door de Sacramenten die door Christus zelf ingesteld en door de bevoegde, daartoe gewijde overheid (bisschop of priester) aan de gelovigen worden toegediend.
107. Wie zijn leden van de Heilige Kerk?
Zijn leden van de Heilige Kerk: alle gedoopte die de lering van Jezus Christus belijden en het gezag der wettige Herders van de Kerk erkennen.
Hier is enkel spraak van hen die deel uitmaken van het ‘Lichaam der Kerk’ niet van de ‘Ziel der Kerk’. Om lid te zijn van het ‘Lichaam der Kerk’:
1° Weze men gedoopt;
2° Gelove men aan al de punten van de Openbaring;
3° Erkenne men het gezag van de Paus en van de Bisschoppen.
108. Wie zijn geen leden van de Heilige Kerk?
Zijn geen leden van de Heilige Kerk: de heidenen en de ongedoopten, de ketters, de schismatieke, de afvalligen, en degenen die door de Kerkban zijn uitgesloten.
1° Heidenen en ongedoopten: die kunnen nochtans behoren tot de ‘ziel van de H. Kerk’.
2° Ketters: zij die uitdrukkelijk één of meer geloofspunten niet aannemen, of openbaar een dwaalleer aanhangen.
3° Schismatieke of scheurmakers: zij die zich afscheuren van Rome, de enige, ware Kerk.
4° Afvalligen: zij die hun geloof volledig verzaken.
5° Gebanvloekte: enkel zij die ‘moeten vermeden worden’; dus niet zij die nog ‘mogen geduld worden’.
109. Wie is het hoofd van de Heilige Kerk?
Het onzichtbaar en opperste hoofd van de Heilige Kerk is Jezus Christus, en het zichtbaar hoofd is onze Heilige Vader de Paus van Rome.
1° Christus zelf is het onzichtbaar en opperste hoofd.
“Alle macht werd mij gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus onderwijst alle volkeren, hen dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes, hen lerende al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik zal met u zijn tot het einde der wereld” (Mattheüs 28:18-20).
“Aan Hem (Christus) heeft Hij (de Vader) alles onderworpen en Hem gegeven als Opperhoofd van de Kerk, die zijn lichaam is” (Efeziërs 1:22).
“Hij is het hoofd van het lichaam der Kerk” (Kolossenzen 1:18).
2° Zichtbaar hoofd is de Paus. Petrus was de eerste (zie nr. 106) en na hem zijn wettige opvolgers, namelijk de Pausen.
110. Wat is de Paus van Rome?
De Paus van Rome is de wettige opvolger van de Heilige Petrus, de plaatsvervanger van Jezus Christus op aarde, de algemene Vader van de Herders en van de gelovigen.
1° De wettige opvolger van S. Petrus. De Kerk moest blijven duren ook na de dood van Petrus; de voorrang van Petrus moest dus op anderen overgaan. De bisschop van Rome is de wettige opvolger van Petrus.
a) Petrus stierf als bisschop van Rome in het jaar 67, gemarteld onder keizer Nero.
b) De H. Irenaeus (†202) was bisschop van Lyon op het einde der tweede eeuw. Wanneer hij zich wil vergewissen van de echtheid van een of ander leerpunt, dan gaat hij telkens na welke de overlevering is van de Kerk van Rome in dit bestreden leerpunt en aan die bepaalde overlevering houdt hij streng vast.
Van de grote H. Augustinus komt de welbekende spreuk: ‘Roma locuta, causa finita’; ‘Roma heeft gesproken, het geding is beslecht.’
De H. Leo de Grote (†461) bisschop van Rome deed zich vertegenwoordigen in het Concilie van Chalkedoon (451); de ongeveer 600 aanwezige bisschoppen verklaarden: ‘Petrus heeft door Leo's mond gesproken.’
Uit deze enkele voorbeelden blijkt reeds genoegzaam dat de Bisschop van Rome als het hoogste gezag in de Kerk werd erkend.
2° Plaatsvervanger van Jezus Christus op aarde: wettelijk langsheen Petrus, die de eerste plaatsvervanger was van Jezus.
3° Algemene Vader der Herders en gelovigen. De Herders zijn de bisschoppen. Zoals een Vader zorgt voor het stoffelijk onderhoud van zijn kinderen, zo vrijwaart en verzorgt de Paus het geestelijk, bovennatuurlijk leven van alle leden der H. Kerk.
111. Is de Paus onfeilbaar?
Ja, de Paus is onfeilbaar, wanneer hij, als hoofd van de Heilige Kerk, verklaart wat alle christenen, inzake geloof en zeden, verplicht zijn voor waarheid aan te nemen.
Opdat een uitspraak van de Paus onfeilbaar weze worden drie voorwaarden samen vereist:
1° De Paus moet optreden als Opperherder, niet als persoonlijke geleerde of godgeleerde.
2° Hij moet de bedoeling hebben beslissende bepalingen uit te vaardigen in zake geloofs- of zedenleer.
3° De uitspraak moet gericht zijn tot de gehele christenheid. Hoe bewijst men de onfeilbaarheid van de Paus?
Door dezelfde woorden waarmee Christus aan Petrus het primaatschap overdroeg. Petrus is de rots waarop de Kerk onwankelbaar is gebouwd (Mat. 16 :16-18); hij is de sleutelbewaarder van het Rijk Gods dat een Rijk van waarheid is (Mat. 16:19); hij moet als Opperherder alle gelovigen weiden, ook door hen de juiste leer voor te houden (Joh. 21:15-17); Christus heeft gebeden opdat het geloof van Petrus niet zou bezwijken en opdat hij zijn broeders zou bevestigen (Luc. 22:32): dat alles sluit noodzakelijk in dat Petrus – en dus ook zijn wettige opvolgers – vrij zouden zijn van dwaling bij het uitoefenen van deze goddelijke opdracht.
Die invloed van de H. Geest is niet enkel negatief, d.w.z. dat de H. Geest de dwaling belet, maar tevens positief, d.w.z. dat de H. Geest rechtstreeks inwerkt op het verstand en de wil van het hoogste Leergezag van de Paus.
112. Wat zijn de Bisschoppen?
De Bisschoppen zijn de wettige opvolgers van de Apostelen, die gelast zijn de bisdommen te besturen in de naam van Jezus Christus, onder het oppergezag van de Paus van Rome.
1° De bisschoppen zijn de wettige opvolgers der Apostelen. Dit is een geloofspunt.
a) Uit de vroegere Kerkgeschiedenis blijkt duidelijk dat kort na de dood der Apostelen een afzonderlijke bisschop aan het hoofd stond van iedere Kerk; voor meerdere Kerken kan men zelfs bewijzen dat ze rechtstreeks opklimmen tot de Apostelen zelf.
b) De oudste Kerkvaders getuigen eenparig dit geloofspunt.
c) Meerdere teksten van het Nieuw Testament getuigen van het bestaan van bisschoppen ook reeds ten tijde der Apostelen b.v. Timotheus te Ephese, Titus op het eiland Kreta.
2° Macht der bisschoppen.
a) De Openbaring voorhouden en verklaren,
b) De priesterlijke macht en de wijdingsmacht,
c. De bestuursmacht, namelijk de wetgevende macht, de rechterlijke macht en de dwingende macht binnen hun rechtsgebied.
3° Onder het oppergezag van de Paus.
De Paus benoemt eigenmachtig een priester tot bisschop van een bepaalde kerk; die priester wordt dan door drie andere bisschoppen tot bisschop gewijd. De bisschop oefent zijn drievoudige macht uit over de hem toevertrouwde kudde onder de leiding van het hoogste gezag van de paus. (Zie nr.122.)
4° Bisschoppelijke waardigheid is een goddelijke instelling.
De Apostelen hebben Christus' Wil ingevolgd door bisschoppen aan te stellen over de afzonderlijke kerken. Langsheen de Apostelen zijn de bisschoppen dus naar Gods Wil ingesteld: “Geef acht op uzelf en op heel de kudde waarover de H. Geest u als bewakers gesteld heeft, om Gods Kerk te besturen.” (Handelingen 20:28)
113. Welke zijn de medehelpers van de Bisschoppen?
De medehelpers van de Bisschoppen zijn de priesters, en voornamelijk de pastoors die gelast zijn de parochiën te besturen.
De priesters ontvangen hun priesterlijke waardigheid en macht door de heilige Wijding. Ze dienen de Sacramenten toe en prediken de Openbaring onder de leiding en het gezag van de plaatselijke bisschoppen en zijn aldus medehelpers der bisschoppen. De pastoors worden door de Bisschop aangesteld over een bepaalde parochie die ze besturen onder de leiding en het gezag van de bisschop.
114. Wat zijn wij aan onze kerkelijke Oversten verschuldigd?
Wij moeten onze kerkelijke Oversten eerbiedigen en beminnen, hun gehoorzamen, voor hen bidden en hen helpen in hun geestelijke bediening.
1° Eerbiedigen: vermits ze Gods plaatsvervangers zijn tegenover ons.
2° Beminnen: omwille van al het goede dat ze onze ziel doen in Gods naam.
3° Gehoorzame: ze hebben over ons een waar-goddelijk gezag: het is dus voor ons een gewetensplicht naar hen te luisteren.
4° Bidden: ze zijn ook mensen, behept met menselijke zwakheden en ze hebben een zware verantwoordelijkheid tegenover de zielen: we moeten dus Gods hulp en genade over hen afsmeken door het gebed.
5° Helpen: door werkdadig mee te doen aan ‘Katholieke Actie’ onder haar meerdere vormen.