Les 9: I. De Gemeenschap der Heiligen
Eerste Deel: De Geloofswaarheden.
God de H. Geest en de Heiligmaking.
Les 9: I. De Gemeenschap der Heiligen (9de Art. van het Symbolum: (Ik geloof) de Gemeenschap van de Heiligen).
125. Wat verstaat men onder de gemeenschap der heiligen?
Onder de gemeenschap van de heiligen verstaat men, dat al de leden van de Kerk deelhebben aan dezelfde geestelijke schatten.
1° Gemeenschap: alle leden delen in elkanders goederen.
2° Van de heiligen:
a) De gelukzaligen en de zielen van het vagevuur zijn bevestigd in de heiligmakende genade.
b) De mensen op aarde, althans zij die in staat zijn van heiligmakende genade; de zondaars kunnen zich terug heiligen, d.w.z. zich verzoenen met God.
3° Delen in dezelfde geestelijke schatten (zie nr. 126).
126. Welke zijn de geestelijke schatten waaraan de leden van de H. Kerk deelhebben?
De geestelijke schatten waaraan de leden van de H. Kerk deelhebben, zijn de verdiensten en de voldoeningen van Jezus Christus, van de Moeder Gods en van de andere heiligen, de vruchten van het Misoffer en van de Sacramenten, de gebeden en de goede werken van de gelovigen.
1° De oneindige verdiensten en voldoeningen van Christus worden vooral door de H. Mis op de zielen toegepast.
2° De overvloedige verdiensten van O. L. Vrouw.
3° De verdiensten van de heiligen.
4° De vruchten van het H. Misoffer en van de sacramenten.
5° De gebeden en de goede werken van de gelovigen.
127. Waaruit ontstaat de gemeenschap van de heiligen?
De gemeenschap van de heiligen ontstaat uit de innige eenheid die de leden van de H. Kerk, door de werking van de Heilige Geest, met het éne hoofd Christus en onder elkander verbindt.
“Er is noch Jood, noch Griek; er is noch slaaf noch vrije… want allen zijt gij één in Jezus Christus” (Galaten 3:28). “De velen zijn één lichaam” (I Korintiërs 10:17). “Elders heet Christus zich de wijnstok en de heiligen zijn de ranken, de bladeren en trossen: uit de stam klimt het sap naar de ranken, de bladeren en de trossen” (Johannes 15:5).
Wij delen allen in het goddelijk leven door de heiligmakende genade, de genade die heilig maakt, Die genade, die Adam en Eva voor zich en voor heel hun nageslacht hadden verloren door hun zonden, werd ons door Christus, de Verlosser, terug geschonken door zijn kruisdood. Wij vormen aldus met Christus, de God-Mens, een morele, een bovennatuurlijke éénheid, wat wordt weergegeven door dat dubbelbeeld van ‘hoofd en ledematen van éénzelfde lichaam’, ‘wijnstok en ranken van de wijnstok’.
Aan de H. Geest, als zijnde de liefde van de Vader en de Zoon, wordt bijzonder de heiligheid toegeschreven en daarom ook onze heiliging, d.w.z. de werking van de H. Geest in ons door het instorten van de heiligmakende genade en de verdere ontwikkeling in ons van dit goddelijk leven.
128. Wat noemt men het Mystieke Lichaam van Christus?
Men noemt het Mystiek Lichaam van Christus de Kerk zelf, doordat een innige en geheimnisvolle eenheid al haar leden met Christus en onder elkander verbindt.
1° Het werkelijk lichaam van Christus is het lichaam dat Hij van Maria ontving, dat ontzield werd door de kruisdood, terug bezield uit het graf verrezen is en nu verheerlijkt in de hemel vertoeft.
2° Het werkelijke lichaam van Christus is eveneens het lichaam van Christus dat aanwezig is in de H. Eucharistie onder de gedaante van brood en wijn.
3° Het mystiek lichaam: Christus is God en mens, Hij is de stichter, het onzichtbare Hoofd waarvan wij allen de leden zijn. Hij verdiende voor ons allen het genadeleven, het goddelijk leven door zijn kruisdood op Calvarie.
We staan niet alleen: Christus leeft in ons door de heiligmakende genade. Diezelfde Christus leeft in alle andere leden der Kerk en zo zijn we ook met hen verenigd. Dit genadeleven ontwikkelt zich meer en meer in alle gelovigen, in allen die deel uitmaken van de Kerk en zo gebeurt er als een voortdurende wisselwerking tussen de zielen die in en met Christus verenigd zijn. Het is als in een lichaam waarin alle organen samenwerken tot het welzijn van het geheel en van ieder deel.
‘Mystiek’ betekent hier: niet-stoffelijk, niet-waarneembaar met de zintuigen, maar verborgen, ontoegankelijk voor onze gewone manier van kennen en begrijpen.
129. Wie maken deel uit van de gemeenschap van de heiligen?
Maken deel uit van de gemeenschap van de heiligen al de leden der strijdende, der lijdende en der zegevierende Kerk, dat is, de gelovigen op aarde, de zielen in het vagevuur en de gelukzaligen in de hemel.
1° De strijdende Kerk, de gelovigen op aarde die nog de beproevingstijd moeten doormaken, die nog moeten strijden tegen eigen driften en zwakheid, tegen de duivel, tegen de verleiding van de wereld.
2° De lijdende Kerk, de zielen die in het vagevuur lijden, nog gelouterd worden van alle zondevlekken en zondestraffen.
3° De zegevierende Kerk, de gelukzaligen die de strijd van het leven zegevierend hebben doorgemaakt, die ten volle gelouterd zijn en nu het volle geluk genieten.
Allen zijn verenigd met elkander door datzelfde goddelijk leven, het leven der heiligmakende genade.
130. Welke gemeenschap bestaat er tussen ons en de heiligen in de hemel?
De heiligen in de hemel kennen de gebeden die wij tot hen richten en de eredienst die wij hun bewijzen; wij genieten van hun voorspraak: bij God en van hun overvloedige voldoeningen.
De heiligen in de hemel zijn volkomen gelukkig: we mogen dus aannemen dat ze kennis hebben van datgene wat hen aanbelangt, dat ze het dus weten wanneer wij tot hen bidden: ze zien dit in God zelf. Ze zijn Gods vrienden en kunnen dus bij God voor ons ten beste spreken en daartoe ook aan God hun eigen overvloedige voldoeningen aanbieden.
Dit alles blijkt uit meerdere getuigenissen der H. Schrift. b.v. Tobias 12:12. Ook de Kerkvergadering van Trente (1545-1563) leert ‘dat de heiligen die met Christus heersen, hun gebeden voor de mensen aan God opdragen’.
131. Welke gemeenschap bestaat er tussen ons en de zielen in het vagevuur?
De zielen in het vagevuur worden geholpen door het Misoffer, door de goede werken, door de gebeden en de aflaten, die wij aan God voor hen opdragen; en wij mogen geloven dat die zielen ons bij God helpen door hun gebeden.
1° Wij helpen die zielen door onze gebeden, goede werken, aflaten en vooral door het H. Misoffer.
a) Die gebeden, goede werken en aflaten, behelzen in zich een zekere uitboetingskracht die we kunnen afstaan ten gunste van die zielen: zo wordt hun strafschuld als het ware afbetaald.
b) Dit gebeurt bij wijze van smeking: God past het op die zielen toe, zoals Hij wil, wat ook waar is zelfs van het H. Misoffer. Hierin zal God wellicht rekening houden met de gesteltenissen die de ziel, voor wie men bidt of offert, tijdens haar leven had.
De tijd van verdienen houdt op met de dood: dan immers wordt de beproevingstijd afgesloten. De zielen kunnen zichzelf dus niet meer behelpen maar wij kunnen hen helpen door onze verdiensten aan hen af te staan.
De Kerk stelt ons daartoe bovendien bijzondere middelen ter beschikking, namelijk aflaten, het H. Misoffer.
2° De zielen van het vagevuur kunnen ons ook helpen: dit wordt algemeen aangenomen. Die zielen zijn strafschuldig, ja wel, maar toch zijn ze Gods vrienden vermits ze in staat zijn van heiligmakende genade en als vrienden van God kunnen ze voor ons bij Hem ten beste spreken.