Maandag na de 2de zondag in de Vasten
Peter Paul Rubens, Daniël in de leeuwenkuil
VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten
Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge
Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.
IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen
Maandag na de 2de zondag in de Vasten
Thema: God moet ge zoeken, en zijn Christus erkennen. Zo niet zult ge aan uw zonden ten onder gaan!
I. Gedachten ter overweging.
Deze mis heeft een streng, aangrijpend boetekarakter. We worden bedreigd met verstoktheid in het boze, zo we ons niet willen afkeren van de zonde, en ons niet betrouwvol-smekend wenden tot God. De Kerk herinnert ons aan de verwerping van het Godsvolk, Israël, en stelt elkeen van ons vóór de levensvraag, voor de keus waar alles van afhangt: God, of de zonde.
Jezus herhaalt tot driemaal toe aan de Joden deze bedreiging in 't Evangelie: “Gij zult sterven in uw zonde!” Doch naar zijn inzicht, was dit woord bedoeld, om ook elkeen van ons te doen opschrikken. “Waar ik heenga, kunt gij niet komen. Gij zijt van hier beneden, Ik ben van daarboven. Gij zijt van deze wereld. Ik ben niet van deze wereld. Zo ge niet gelooft in Mij, zult ge sterven in uw zonden. Wanneer ge Mij zult opgeheven hebben op het kruis, dan zult gij erkennen, dat Ik de gezondene ben van de Vader”.
Hier worden we dus dringend aangewakkerd, om God te zoeken, en in 't bijzonder om Christus te erkennen als onze God, niet alleen theoretisch, in ‘t opzeggen van een Credo-formule, maar praktisch, door ons leven te schikken naar zijn leer en zijn voorbeeld.
Na de benauwende vloek van Christus over zijn ontrouwe volk, luisteren we in 't Epistel, naar de roerende bede van de profeet Daniël, waarin hij God om erbarming smeekt voor zijn volk in de babylonische ballingschap. “O Heer, Gij hebt, door de macht van uw arm, uw volk uit de dwingelandij van Egypte uitgevoerd. Maar uw volk heeft gezondigd en al uw rechten met de voeten getreden. Daarom werd Jerusalem verwoest, en uw volk is gestraft met deze ballingschap, en alle volkeren rondom ons versmaden ons. Aanhoor dan, o God, mijn smekingen, neig uw oor naar mij en luister naar mijn bede. Open uw ogen en aanschouw de puinen van uw heilige stede. We strekken ons biddend voor U uit. We vertrouwen niet op onze goede werken: we doen beroep op al uw barmhartigheid. Verhoor ons, Heer, vergeef ons, Heer, en red ons om uwentwil, want we zijn toch uw volk”!
Broeder, als gij niet alleen de straf der babylonische ballingschap bedenkt, maar ook de verwerping beschouwt van dat Joodse volk, dat geen vaderland meer heeft sedert het zijn Verlosser miskende, moet ook Gij Gods straffende rechtvaardigheid niet vrezen voor uzelf? Moet ook gij niet smeken om Gods erbarming en om vergiffenis van uw zonden?
II. Gevoelens en smekingen.
Gevoelens. Wees geprezen, o Heer, omdat Gij mijn verstand verlicht hebt, zodat ik U altijd voor mijn ogen zie. Uw rechterhand steunt mij, opdat ik niet wankele (Offert.). Komt Gij daarom niet op 't altaar? - Heer, hoe wonderbaar straalt uw liefde uit in de geschiedenis der volkeren! (Comm.). Denken we even aan de triomfdagen van Gods liefde in de internationale Eucharistische Congressen.
Smekingen. Heer, verlos mij en ontferm U over mij. Voortaan wil ik recht gaan vóór uw aanschijn, zodat ik uw gerechtigheid niet moet vrezen. (Intr.).
Wees Gij mijn hulp en mijn redder. Heer, haast U, ik verga (Grad.).
Geef aan uw kinderen, o Heer, dat we niet alleen, door onthouding der spijzen, ons lichaam kastijden, maar dat we, door de onthouding van de zonde, de gerechtigheid beoefenen. (Coll.).
Heer, we zijn uw bescherming niet waardig; doch we vragen ze U door Uzelf die we offeren op 't altaar (Secr.).
Moge het nuttigen van de H. Hostie ons zuiveren van alle zonde en ons bovennatuurlijk gezond maken (Postc.).
Heer, Gij hebt in mij 't vertrouwen verwekt in uw vaderlijke goedheid: laat mij uw onuitputtelijke barmhartigheid ondervinden (Or. super pop.) !
Besluit.
Heer, ik wil niet sterven in mijn zonde. Daarom zal ik vandaag en iedere dag van mijn leven dikwijls herhalen: Heer, heb medelijden met mij: wees mij arme zondaar genadig!