Voor de Meimaand - Dag 1: De Meikoningin

Uit "Voor de Meimaand"

Maria's leven in 31 beschouwingen van E. Till S.J. 

In het Nederlands bewerkt door G.v. Gestel S.J.

Uitgegeven in 1920 bij N.V. uitgevers-mij. V.H. Paul Brand te Bussum

IMPRIMI POTEST. E.J. Beukers S.J., 15 febr. 1920

IMPRIMATUR J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 25 Martii 1920

Dag 1: De Meikoningin

“Elcken daghe, telcken slaghe: Singh, mijn siele, Marye's lof,” raadt een oud Marialied en Maria's trouwe kinderen doen dat met graagte, dagelijks ter be­groeting neerknielend voor hun hemelse Moeder. Daarmee niet tevreden, besteden zij daarenboven iedere week een hele  dag - de Zaterdag - aan haar bijzondere verering en sinds meer dan een eeuw is zelfs heel een maand - de Meimaand - ter bijzondere verheerlijking haar toegewijd. De Meimaand-devotie heeft in korte tijd de wereld veroverd en is een der meest geliefde devoties van het Christenvolk geworden. - Wat is er schoner en verheffender, dan op stille Mei-avonden het beeld van de Hemelkoningin, haar Goddelijk Kind op de arm, rondom in geurige bloemen te zien, omstraald van een zee van kaarslicht, met aan haar voeten een dichte menigte, die devoot en hartelijk de Meikoningin begroetend, met volle borst haar vreugde uitzingt in haar blijdste Meilied.  

1. De Meimaand voor Maria: waarom? “Moeder moet het beste hebben”, denkt een goed kind, als het haar iets wil aanbieden. Zo dacht ook de H. Kerk; zij wilde de hemelse Moeder zo graag iets heel bijzonders geven. Welnu: het mooiste jaargetijde is de lente, en daarvan is de mooiste maand de Mei, de bloeimaand. - Nu is de winter met zijn lange, koude nachten en zijn grauwe, triestige dagen weer voorbij. Weer straalt de zon in jonge pracht, kust rondom de bloemen uit haar winterslaap, en hoe zij ten vrolijke groet de wiegende kronen heffen tot haar! De natuur kleedt zich weer in haar schoonste kleed, haar frisse feestgewaad, en spreidt langs alle kanten haar geurig bloemtapijt. Blij zingen de vogels hun vrolijk liedje. 't Is al één juichen en jubelen om de nieuwe zon, de lentekoningin, die weer haar intrede hield.

Al deze lentepracht nu legt de H. Kerk neer voor een Koningin van hogere orde en met de bruide­gom uit het Hooglied roept zij Maria toe: “Sta op, o liefste, mijn schone, en kom! Want zie, de winter is voorbij, de regen is voorgoed geweken. De bloemen ziet men op het land, de zangtijd is gekomen. Sta op, o liefste, mijn schone, en kom!” (Hoogl. 2.) En gretig stemt het vrome volk bij: “Kinderen van Maria, zingt haar lof om strijd; 't Is de maand uw Moeder liefdevol gewijd.”

Schoon is de Mei in het rijk der natuur, veel schoner nog is hij ongetwijfeld in het rijk der genade. Daar toch wordt hij de maand der grote kerkelijke feesten, die als 't ware de lente der H. Kerk ons verbeelden. Nog klinkt door onze kerkgebouwen het Alleluja na van de Paasmorgen; in Mei valt geregeld het feest van 's Heren Hemelvaart, en bereiden wij ons voor op het hoogheilig Pinksterfeest, dat zelf niet zelden de Meimaand bekroont. Aan wie hebben wij al deze feesten met hun genaden en geestelijke vertroostingen te danken? Eerst en vooral natuurlijk aan God, maar naast deze ook aan de Moeder-Maagd, die de Verlosser en daarmee al deze genadegaven ons gebracht heeft: zij, die de oorzaak onzer blijdschap genoemd wordt. Maria ook is het, die na 's Heren Verrijzenis en Hemel­vaart de Apostelen tot troost en steun op aarde achter­bleef en onder Jezus' leerlingen verwijlend de H. Geest op de Pinksterdag over de Kerk heeft afgebeden. 't Zijn juist deze hoge feesten, die ons herinneren aan de hartelijke liefdezorgen der Moeder Gods voor de lentetuin der pasgestichte Kerk: is 't daarom niet billijk, dat wij haar meer bijzonder juist in deze tijd dankbaar herdenken?

Bovendien is de Meimaand om haar lieve bekoorlijk­heid wel heel bijzonder voor Mariaverering geschikt: herinnert zij ons niet als van zelf aan Maria' s altijd frisse, altijd maagdelijke schoonheid? is niet haar pracht van deugd en als een schat van jonge lente­bloemen? doet de vruchtbaarheid in de natuur ons niet telkens weer gedenken de rijke verdiensten der allerheiligste Moeder Gods? Haar hart toch is een ware  Meituin, een paradijs van schoonheid, deugd en verdiensten!

Daarom kan de Meimaand ons een zo ongezochte aansporing zijn, om onder de schutse en op het voorbeeld der Meikoningin zelf ons hart ook tot een lentetuin om te scheppen. Want juist in de Pinkstertijd moet het onkruid der zonden uit de akker onzer ziel gewied wor­den, om dan daarin een nieuw, verjongd genadeleven te doen opbloeien.

Gelijk in de natuur de lente bijwijlen storm en nacht­vorst brengt, zo steken ook in 't menselijk hart soms de stormen der hartstochten op en kan de vrieskou der zonden in één ogenblik de kostbaarste aanplanting vernielen. Vooral voor de lente van 't leven, voor de jeugd is dat zo waar. En daarom: Maria als hemel­se tuinierster moet die tuin verzorgen, het jonge zaad beschutten en de kiemende plantjes afdekken. De Mei­maand-viering is zo echt de devotie der jeugd!

2. De Meimaand voor Maria: hoe? Vóór alles door ijverig het Meilof bij te wonen. “Gelukzalig de mens, die naar Mij luistert, en die waakt aan Mijn poorten dag aan dag, en de wacht houdt aan de posten van Mijn deur. Die Mij vindt, zal het leven vinden en zaligheid bekomen van de Heer” (Spr. 8: 34, 35.). Deze woorden der eeuwige wijsheid past de Kerk ook op Maria toe. De Meimaand is de maand der genaden. Zoals koningen gewoon zijn op naam- of verjaardagen hun onderdanen met bijzondere weldaden te overladen, zo ook is het Meialtaar de genadetroon der Moeder Gods, vanwaar zij over het Katholieke volk haar zegeningen uitstort van zaligheid en eeuwig leven. En wie zich vol vertrouwen scharen rond deze troon, verkrijgen al wat zij vragen en meer dan dat: zij zullen vervuld wor­den van hemelse troost en gestaald met kracht van boven, de vrede des Heren zal hun hart overlommeren.

Een andere meer inwendige vorm van Meidevotie is deze: dat wij met trouwe ijver het deugdenleven der Allerheiligste Moeder-Maagd overwegen. De vol­gende beschouwingen bieden ons daartoe rijkelijk stof; zij voeren ons door Maria's leven als door een bloeiende Meituin, waarin wij naar hartelust kunnen ronddwalen. Wel niets is voor een minnend kind zo aantrekkelijk als het altijd dieper inzicht in de voortreffelijkheden van zijn moeder.

Van zelf zal het leven der Moeder Gods ons een aan sporing zijn, ook ons leven naar het hare om te vormen en ook ons hart te maken tot een bloeienden tuin, waarin de lelie der reinheid, de roos der liefde, de maagdenpalm der hoop, het meiklokje der bescheiden­heid, de ridderspoor der sterkte, de passiebloem van het geduld vol fleur en geur te bloeien staan. Hoe zal onze hemelse Moeder zich verheugen, als wij in deze maand, haar toegewijd, onze ziel altijd zorgvuldiger van 't onkruid der zonden en ongeregelde neigingen zuiveren, haar tegelijk met deugden sierend! Ja, vlechten wij haar zulk een deugdenkrans: waardiger geschenk kunnen wij haar nauwelijks aanbieden. Elke dag slechts één akte van deugd zal aan 't eind een welriekende bloem­ruiker vormen, die 't hart van onze Moeder beslist goed zal doen.

Op sommige katholieke kostscholen worden de leer­lingen in 't begin van Mei uitgenodigd, ter ere der Meikoningin in haar maand nu eens bijzonder hun best te doen; op 't einde der maand krijgt ieder, die zich onberispelijk gedragen heeft een “erekaart”. Stichtend is het te zien, hoe zelfs onstuimige karakters zich be­wonderenswaardige moeite geven en tot wat voor offers zij zich soms weten te dwingen, om door ijver, gehoor­zaamheid en goed gedrag hun hemelse Moeder plezier te doen en de erekaarten te verdienen. Wat deze kin­deren kunnen, kunnen wij ook. Vanaf haar hoge hemeltroon zal Maria zelf ons de erekaarten uitreiken.

Bijzonder welgevallig zal het aan de H. Maagd zijn, als wij ook anderen tot haar brengen. Immers is zij niet de Moeder van alle mensen? Wellicht is er onder uw bekenden of vrienden een, die noch de Roomse Kerk, noch Maria kent, en zó dubbel ver­weesd is. Mocht het u gelukken door woord, voorbeeld of gebed zo iemand tot Maria te voeren: het zou de schoonste aanwinst zijn voor u zelf en voor uw vriend, en voor Maria's hart de reinste vreugde.

Gebed: Wees gegroet lieve Mei-vorstinne, Konin­gin der wereld, kroon der schepping, paradijs van zalig­heid, hemels hof, waarin eeuwige lente bloeit. Ik verheug mij over Uw schoonheid en heerlijkheid, die alles wat de natuur aan schoons en edels biedt in glans en schittering verre overtreft. Dat heel de schepping U prijze en love als haar Koningin. Zie, ik wijd mij aan U toe, met al wat ik ben en heb, ik wijd U toe, deze maand en al de dagen van mijn leven. O, maak ook mijn hart tot een lusttuin, wied daaruit al het onkruid der zonden en doe erin opbloeien de liefelijkste deugden: dan zal ik welgevallig zijn aan U en aan Uw Goddelijke Zoon nu en al mijn levensdagen en in alle eeuwigheid. Amen.