Voor de Meimaand - Dag 11: Op apostolische paden

Uit "Voor de Meimaand"

Maria's leven in 31 beschouwingen van E. Till S.J. 

In het Nederlands bewerkt door G.v. Gestel S.J.

Uitgegeven in 1920 bij N.V. uitgevers-mij. V.H. Paul Brand te Bussum

IMPRIMI POTEST. E.J. Beukers S.J., 15 febr. 1920

IMPRIMATUR J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 25 Martii 1920

Dag 11: Op apostolische paden

“In die dagen nu stond Maria op en begaf zich met spoed naar het gebergte, naar een stad van Juda.” (Luc. 1: 39) 't Is Maria's apostolische reis. -

1. De reis naar Elisabeth. Wat kan toch Maria, anders zo bescheiden en stil, tot zulk een lange en moeilijke reis bewogen hebben? Lust tot reizen, wereldse gezindheid of trek naar nieuwigheden zeker niet! Vanaf het eerste ogenblik van haar leven was God het hoogste Goed, het enig voorwerp van haar liefde, nu is het de Godmens, die zij onder 't hart draagt. Daarom was zij na het bezoek van de engel Gabriël 't liefst maar in haar stille kamertje gebleven, alleen met haar Heer en God. In hartelijke samenspraken onderhield zij zich lang en innig met het Mensgeworden Woord, ons ten voorbeeld, hoe wij na de H. Communie onze dankzegging moeten doen. Maar de engel had haar ook over Elisabeth gesproken en over de blijde gebeurtenis, die deze verwachtend was. Was dat niet een wenk van de hemel om tot haar nicht te snellen, haar geluk te wensen en haar diensten aan te bieden. Maria, die zich uit ootmoed de dienstmaagd van de Heer heeft genoemd, wil nu ook de dienstmaagd van Elisabeth zijn.

Maar de bedoeling van het Mensgeworden Woord lag hoger. De ziel van Johannes de Doper moest geheiligd worden, hij en ook zijn moeder Elisabeth moesten vervuld worden van de H. Geest: maar dat alles zou geschieden door Maria. Zij toch moest bekend gemaakt worden als de Moeder Gods en de middelares van alle heil. 't Was dus een werkelijk apostolische reis.

Waar 't ging om een zaak van zoveel gewicht, draalt Maria niet, “zij gaat ijlings”. Het goddelijk Hart van Jezus, dat gloeit van liefde tot de mensen en nu klopt zo dicht aan Maria's hart, drijft haar tot werken van apostolaat. De voorbereidselen zijn spoedig gemaakt en zo gaat Maria ijlings op pad. Begeleiden wij haar in de geest. In eenvoudig kleed, met zedige oogopslag, Gods Zoon in haar hart schrijdt zij voort, een levende Bondsark. Vrome schilders geven haar een geleide mee van engelen; die bloemen strooien, als onze bruidjes dat doen bij een Sacramentsprocessie. En inderdaad: is dit niet de eerste omgang met het Allerheiligste? Maria is de levende monstrans, zij, dat uitstekend vat van godsvrucht, waarin ons hoogste Goed zo veilig weggeborgen is; op onzichtbare wijze begeleidt haar een hele stoet van engelen, met haar de Godmens aanbiddend. De weg voert langs Jeruzalem, de stad van God, die niet vermoedt, dat nu de ware Ark van het Verbond met de Godheid voorbijgaat. Dan neemt zij de weg naar het stadje, waar Elisabeth woont: Sint Jan heet het tegenwoordig.

De Moeder Gods toont ons in dit geheim, hoe wij bereidwillig en offervaardig de inspraken van de genade moeten volgen, als de H. Geest ons aanspoort tot een goed werk, een aalmoes, een bezoek in de kerk, bij een zieke of verborgen arme, of wel tot het ijveren voor de missies, voor de bekering van de zondaars of van ons vaderland, enz... Vrome Christenen, jongelieden vooral, kunnen hier ook leren, hoe zij hun reizen God welgevallig en verdienstelijk kunnen maken, als zij, zoals Maria, God in het hart hebben, zijn heilige wil voor ogen, de veilige staf van godsvertrouwen in de hand, godsvrucht en zedigheid tot kleed.  

2. Aankomst bij Elisabeth. Het duurde drie dagen, voor Maria de stad in het gebergte bereikte. “En ze kwam in het huis van Zacharias en groette Elisabeth. En zodra Elisabeth Maria's groet hoorde, sprong het kind in haar schoot op, en Elisabeth werd vervuld van de H. Geest. En ze hief aan met luide stem en zei: Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot. En vanwaar geschiedt mij dit, dat de Moeder van mijn Heer tot mij komt? Want zie, zodra de woorden van uw groet mij in de oren klonken, is het kind in mijn schoot van vreugde opgesprongen. En zalig gij, die geloofd hebt, want voleindigd zal worden, wat vanwege de Heer tot u gesproken is.” (Luc. 1: 40-45). Dezelfde H. Geest, die Maria van eeuwigheid had uitverkoren, die het volk van God dat machtig verlangen naar haar had ingestort, de profeten haar lof op de lippen legde, dezelfde H. Geest, die zijn Bruid met zo onmetelijke schatten verrijkt had, die de aartsengel Gabriël met de verheven boodschap tot Maria gezonden en het geheim van de Menswording in haar schoot bewerkt had, vervult nu Elisabeth en haar kind met hemelse genade en zalige vreugde. Heerlijk was voor enige dagen de begroeting van de engel, nu groet Maria op haar beurt Elisabeth, en 't was, alsof van haar lippen de Geest van God uitging en zich neerliet in Elisabeths ziel. De engel had Maria de gezegende onder de vrouwen geprezen. 't Was als had Elisabeth deze woorden zelf gehoord, zij neemt ze weer op en vult ze aan: “Gezegend zijt gij onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw lichaam.” Vóór alles prijst zij Maria om haar Goddelijk Moederschap: “En vanwaar geschiedt mij dit, dat de Moeder van mijn Heer, d. i. van God, tot mij komt.” Dan prijst zij Maria zalig om haar deugd, in 't bijzonder om de grondslag van alle deugden, om haar geloof: “Zalig gij, die geloofd hebt.” Hier op aarde was Gabriël de eerste Mariavereerder, Elisabeth de eerste Mariavereerster. Zij geeft ook het fundament van de Mariaverering aan haar waardigheid van Moeder Gods, haar deugden en heiligheid. Maar alles is terug te brengen tot de H. Geest, die Maria van eeuwigheid geëerd heeft en deze verering engelen en mensen heeft ingestort.

Hoe heerlijk wordt toch dit bezoek uit naastenliefde beloond! Johannes wordt gezuiverd van de erfzonde en in de heiligheid bevestigd, Elisabeth vervuld van de H. Geest. Maria treedt voor ons in heel haar heerlijkheid van Moeder Gods, als voorbeeld van heiligheid en bemiddelares van alle genaden. Maar God zij alle eer, want Hij is wonderbaar in zijn heiligen!

Gebed: Wees gegroet Maria, gij, die op een aansporing van de H. Geest Jezus, de bron van alle genade tot Elisabeth gevoerd en zó haar huis met zegening, en vreugde hebt vervuld. Ja, lieve Moeder Maria, 't is waar, gij zijt de gezegende onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw lichaam; zalig gij, die geloofd hebt, want in u is voleindigd, wat vanwege de Heer tot u gesproken is. O geef toch, dat ik steeds de weg van Gods geboden bewandelen moge en onvermoeid mij bezighouden met de werken van de liefde. Amen.