Voor de Meimaand - Dag 17: Jezus' opdracht in de tempel

Uit "Voor de Meimaand"

Maria's leven in 31 beschouwingen van E. Till S.J. 

In het Nederlands bewerkt door G.v. Gestel S.J.

Uitgegeven in 1920 bij N.V. uitgevers-mij. V.H. Paul Brand te Bussum

IMPRIMI POTEST. E.J. Beukers S.J., 15 febr. 1920

IMPRIMATUR J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 25 Martii 1920

Dag 17: Jezus' opdracht in de tempel

Naar 't raadsbesluit van God moest Maria's leven, nu zij Moeder Gods geworden was, een offerleven zijn. Ook in dat opzicht moest zij gelijken op haar Goddelijke Zoon, die door lijden en kruis de wereld verlossen wilde. En zoals dat van Jezus, zo begint ook Maria's offerleven te Bethlehem bij de kribbe om te eindigen op Golgotha onder het kruis. Nu gaat zij tempelwaarts, om én haar Kind én zichzelf in plechtige opdracht de Heer aan te bieden. 

1. Maria's offer. Veertig dagen dan na de geboorte gingen Maria en Jozef  op naar Jeruzalem om God de Heer hun lieveling op te dragen. Luister hoe eenvoudig het Evangelie deze gebeurtenis weet te verhalen: “En toen de dagen tot hun reiniging volgens de wet van Mozes verlopen waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem ter opdracht aan de Heer, zoals geschreven staat in de wet van de Heer: Al het mannelijke dat de Moederschoot opent zal de Heer heilig heten, - en om een offer te brengen volgens de uitspraak in de wet van de Heer: een paar tortels of twee jonge duiven" (Luc. 2: 22-24.).

Zo was dus het voorschrift van de wet tweeledig: na de geboorte van haar kind gold de moeder voor wettelijk onrein, moest zich dus minstens veertig dagen van allen omgang met reinen onthouden en om weer rein verklaard te worden een offer opdragen. Al was Maria nu de reinste der maagden zowel na als voor en tijdens de geboorte, toch wil zij zich nederig aan deze wet onderwerpen. Immers had ook haar Jezus, ofschoon de Heilige der heiligen, zich niet aan de wet van de besnijdenis onderworpen? Vervolgens schreef de wet voor dat alle eerstgeborenen van het mannelijk geslacht de Heer moesten worden opgeofferd. Dit was ter herinnering aan de uittocht uit Egypte. Toen had Gods engel alle eerstgeborenen van heel Egypte gedood: alleen de huizen van de Israëlieten, waarvan de deurpost bestreken was met het bloed van het Paaslam, ging de verderfengel voorbij. Tot dank moest daarom iedere Joodse moeder haar eerstgeborene door de handen van de priester God de Heer ten offer bieden. Ook dit voorschrift onderhoudt Maria stipt: Jezus is haar eerstgeborene, de eerstgeborene zelfs van heel de schepping, het ware Offerlam, waaraan de wereld zijn redding uit satans slavernij te danken heeft.

Laten we in gedachte met Maria opgaan van Bethlehem naar Jeruzalem ongeveer twee uur ver; zien wij haar binnentreden in het voorhof van de tempel en hoe zij, zich dan voegt bij de andere moeders, die daar reeds wachten. Alle overtreft zij verre in waardigheid en heiligheid; werd zij door Gabriël en door Elisabeth niet vol van genade, de gezegende onder de vrouwen geheten? Evenwel: geen is eenvoudiger en bescheidener in oogopslag, kleding en houding. Ook is haar offer niet dat van de rijken, maar dat van de armen: een koppel duiven. Toch is haar offer waardevol boven alle andere. Want op haar armen draagt zijl 't Goddelijk Lam, dat alle hier in de tempel geslachte offers oneindig ver overtreft.

In overoude tijden, nog vóór deze tempel op de berg Moria gebouwd was, had Abraham er zijn zoon Isaak op het brandofferaltaar neergelegd, om het de Heer op te offeren. Maar van Hem, die Maria nu de Heer komt aanbieden was Isaak slechts een zwakke voorafbeelding. Op deze plaats werden door Salomon en ook na hem, reeds sedert eeuwen dierenoffers opgedragen, maar wat is dat alles vergeleken bij 't Lam Gods? Zij waren Jehova een walg geworden, vooral sinds de Joodse priesters Hem in hun gierigheid en hebzucht van het slechtste gaven. Daarom sprak de Heer door de mond van de profeet Malachias: “Ik heb geen welbehagen meer in u en uit uw handen neem ik geen offers meer aan" (Mal. 1: 10.). Dan spreekt Hij over het reine offer, dat Hem eens gebracht zal worden. De Verlosser is dat reine offer, de offerpriesteres is Maria, het offeraltaar zijn haar maagdelijke armen. Uit haar hart, evenals uit het Hart van haar Goddelijk Kind stijgt op ten hemel die wonderbare offergeur, die de Vader zo aangenaam is.

2. Maria's offermoed. Een bijzondere wijding ontvangt Maria's opgang naar de tempel door de verheven gezindheid, waarmee zij en het Goddelijk Kind deze heilige handeling deden gepaard gaan. Het vuur der goddelijke liefde doorgloeide haar hart, verteerde het en maakte het tot het liefelijkst brandoffer, liefelijker dan ooit op deze plek was opgedragen. Eens had Jehova, met Abrahams goede wil tevreden, de bloedige opoffering van Isaak verhinderd; in Isaaks plaats werd een ram geslachtofferd en Abraham mocht zijn zoon behouden terugvoeren tot een lang en gelukkig leven. Ook Maria ontving haar Kind weer uit de handen van de priester terug, maar enkel, om het op te voeden voor de offerdood, die het eenmaal zou sterven. Op gindse Calvarieberg zal het na drieëndertig jaar voor de zonden van de wereld geofferd worden. Hoe glorievol, maar ook hoe smartelijk dit offer zal zijn, zeggen ons Simeons woorden. Deze grijsaard, die heel zijn leven Jehova trouw gediend had, kwam, juist toen Maria haar Kind de Heer kwam aanbieden, gedreven door de H. Geest naar de tempel, erkende in de Kleine de Verlosser van de wereld, nam Hem in zijn armen en riep vol vreugde: “Nu laat, o Heer, uw dienaar volgens uw woord in vrede gaan. Want mijn ogen hebben gezien uw heil, dat Gij bereid hebt voor het aanschijn van alle volkeren, een licht ter openbaring aan de heidenen en tot luister van uw volk Israël." En tot de moeder zich wendend sprak de ziener: “Zie, deze is gesteld tot val en opstanding van velen in Israël, en tot een teken van tegenspraak, - maar ook uw eigen ziel zal door een zwaard doorboord worden - opdat uit veler harten de gedachten zich openbaren" (Luc. 2: 29-35.). En Maria heeft het gehoord en geloofd en stil zal zij met haar Kind gebeden hebben: “Mijn hart is bereid, o God, mijn hart is bereid: mij geschiede naar uw woord.".

Heel dit geheim hangt vol hemelse offergeur. Het doet er ons aan denken, hoe noodzakelijk het offer is, dat God zelfs de heiligste personen niet bespaart, maar het laat ons ook zien de verhevenheid van het offer, omdat daaruit het heil, het licht en de heerlijkheid, het leven en de opstanding van de wereld is voortgekomen; het toont ons ook de vlijmende smart, die als een zwaard Maria's hart en dat van haar Kind doorboorde, toont ons eindelijk ook hun beider offermoed en offerliefde, die als een hemels vuur hun beider offer verteert.

Wij moeten die offergeest van Maria in ons aankweken, van 't altaar van haar hart een sprank van 't offervuur ons nemen, om ons koude hart in offergloed te zetten. Hier hebben deugdzame moeders geleerd hun kinderen de Heer reeds vroegtijdig op te dragen, hier zochten en vonden jeugdige kinderen, brave jongens en meisjes, mannen, vrouwen, ouden van dagen als Simeon en Anna de christelijke offermoed tot grootse daden en heldhaftige offers.

Gebed: Wees gegroet, o Maagd en Moeder; al waart ge rein en zonder smet, toch hebt gij u niet willen onttrekken aan de wet van de zuivering. Wees ge­groet, sterke, heldhaftige Moeder, die gehoorzaam en offervaardig als een Abraham, het Lam Gods de hemelse Vader hebt opgeofferd. Sterke Vrouw met Uw priesterlijke hart, reinste offeraltaar, gloeiend van heilige liefde, Koningin van de Martelaren, bid voor ons. O, deel ook met mij, al is 't maar een sprankje, van uw grootse offergeest. Door uw handen draag ik mijzelf en alles, dat ik heb en ben, op aan uw Godde­lijke Zoon. Hem wil ik toebehoren ten allen tijde. Neem dit offer genadig aan en duld niet, dat ik het ooit weer zou willen terugvorderen. Amen.