Voor de Meimaand - Dag 22: De vinding van Jezus

Uit "Voor de Meimaand"
Maria's leven in 31 beschouwingen van E. Till S.J.
In het Nederlands bewerkt door G.v. Gestel S.J.
Uitgegeven in 1920 bij N.V. uitgevers-mij. V.H. Paul Brand te Bussum
IMPRIMI POTEST. E.J. Beukers S.J., 15 febr. 1920
IMPRIMATUR J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 25 Martii 1920
Dag 22: De vinding van Jezus
Maria heeft haar Kind verloren, het beste, dat ooit een moeder het hare kon noemen. Wat zal zij doen? Zal zij nu rustig afwachten, totdat Het weerkeert?
1. Maria zoekt haar Kind. “En zij zochten Hem onder de verwanten en bekenden; en daar zij Hem niet vonden, keerden ze, Hem zoekende, naar Jeruzalem terug." (Luc. 2: 44, 45.) Met deze eenvoudige woorden tekent de Evangelist ons hier een zielesmart, die wij onmogelijk kunnen beschrijven of weergeven. David was eens, bij het verlies van Absolon, in tranen uitgebarsten: “Absolon, mijn zoon", had hij treurend uitgeroepen, “had God het gewild, ik zou in uw plaats gestorven zijn!" (2. Kon. 18: 33.). En toch, Absolon was een ontaarde zoon, een opstandeling en oproermaker, doch Jezus was het heiligste, onschuldigste en liefste Kind, wiens gelijke nooit was gezien; Jacob weende en wilde niet getroost worden, zelfs meende hij te zullen sterven, toen hij zijn zoon Jozef verloren had. En toch, Jacob had nog elf andere zonen, maar Jezus was Maria's enig Kind; in Hem kwam tezamen heel haar liefde tot God en tot de mensen, heel de moederliefde, die 't hart van de allerzaligste Maagd vervulde. Daarom kon haar smart reeds nu groot genoemd worden als de zee.
Maar 't was geen passievee smart, geen lijdelijk, werkeloos toezien: met tranen nog in de ogen staat zij op, zij zal haar Lieveling zoeken, tot zij Hem weergevonden heeft. - Eerst vraagt zij na bij alle bloedverwanten en bekenden: waarschijnlijk heeft Hij zich bij hen aangesloten. Maar neen, niemand heeft Hem gezien; ieder moet de beangstigde moeder teleurstellen... tot de nacht haar eindelijk het verder zoeken onmogelijk maakt: een nacht vol angst en ongerustheid, een nacht zonder Jezus... Eindelijk breekt de morgenschemering door, - zal deze dag haar haar Kind hergeven? 't Is deze gedachte, die haar een weinig troost en sterkt, nu zij met Jozef langs dezelfde weg, waarlangs zij de vorigen dag gekomen zijn, naar Jeruzalem terugkeert. In elk huis, dat zij tegenkomt, bij elke pelgrimsstoet, die zij ontmoet, dezelfde vraag naar Jezus en hetzelfde teleurstellend antwoord, Hem, die haar ziel zo liefheeft, vindt zij nergens.
Nu staat zij en de H. Jozef weer voor de poort van de stad Jeruzalem. 't Is reeds weer avond en nogmaals trekken zij van deur tot deur, waar zij vermoeden of hopen, dat Hij zijn zal. - Maar Hem vinden doen zij niet. Een nieuwe, langzame nacht breekt aan, de tweede, sinds de Moeder van smarten haar Kind verloren heeft. Waar is haar Lieveling? Heeft God Hem haar ontnemen wegens haar onwaardigheid? Is Hem een ongeluk overkomen? Moet nu reeds Simeons profetie in vervulling gaan? O, hoe haar moederhart treurt. Bidden en wenen : 't is 't enige, wat zij nog vermag. En nauwelijks grauwt weer de morgen, of zij vat weer moed, doorzoekt weer Jeruzalems straten en klopt weer aan bij vrienden en bekenden, om iets van haar Jezus te vernemen: vol zieleangst en ongerustheid, maar toch altijd nog vol overgeving aan 's Vaders H. Wil en in onbezweken vertrouwen op zijn goedheid en voorzienigheid. En met de bruid van 't Hooglied, zo moet ook haar telkens herhaalde vraag geweest zijn: “Hem, die mijn ziel bemint: ik zocht Hem, en vond Hem niet. 'k Wil opstaan en de stad rondgaan, op straten en pleinen Hem zoeken, die mijn ziel bemint! Ik zocht Hem, en ik vond Hem niet... Zaagt gif mijn zielsbeminde?" (Hoogl. 3: 1-3.).
Maria is ons hier ter lering, hoe wij Jezus moeten zoeken, zo wij Hem verloren: hetzij door eigen allergrootste schuld, gelijk zij, die in ongenade leven met God of zich door lauwheid zijn bijzondere vertroosting onwaardig maken, hetzij, gelijk Maria, geheel buiten eigen schuld , als God ons ter beproeving, loutering en beloning zijn voelbare tegenwoordigheid voor 'n wijl onttrekt. Laten die allen Hem zoeken met smart en verlangen, in deemoed en ongeschokt vertrouwen. Maria zal helpen. Zij weet, wat het zeggen wil: Jezus te moeten missen.
2. Maria vindt haar Kind terug. “En na drie dagen vonden ze Hem in de tempel, zittende temidden de leraren en hen horende en ondervragende. Allen intussen, die Hem hoorden, waren verbaasd over zijn schranderheid en zijn antwoorden." (Luc. 2: 46, 47.). De beproeving is ten einde: Maria's smart klaart nu tot zonnige vreugd. Haar Jezus leeft: zij vindt Hem in de tempel gezeten temidden de schriftgeleerden, die vol verbazing naar Hem luisteren als naar een wonder van wijsheid.
Wie beschrijft de jubel van het Moederhart! - Toen de zonen van jacob hun oude vader kwamen melden: “Jozef, uw zoon, leeft en hij heerst over geheel het land Egypte", toen was 't als ontwaakte hij uit een diepe slaap, zijn geest leefde op en hij sprak: "Het is mij genoeg, als Jozef, mijn zoon, nog leeft. Ik zal gaan en hem zien, eer ik sterf" (Gen. 45: 26-28.). En toen hij zijn lieveling weerzag, viel hij hem om de hals, omhelsde en kuste hem en sprak: “Nu zal ik blijde sterven, omdat ik uw aangezicht heb aanschouwd" (Gen. 46: 30.). Hoe treffend die blijdschap van die oude vader, - maar onvergelijkelijk veel groter nog is Maria's vreugde, nu zij haar Jezus weer in welstand voor zich ziet, gezeten in de kring van Israëls groten. Immers ook haar liefde was nog onvergelijkelijk veel groter, en wat was Jozef vergeleken bij haar Goddelijk Kind? “Ik heb Hem gevonden", zo moet zij met de bruid van het Hooglied gejuicht hebben, “Ik heb Hem gevonden, die mijn ziel liefheeft, ik houd Hem vast en zal Hem niet meer laten heengaan." (Ho-ogl. 3: 4.).
Alle leed is nu vergeten. Toch wil zij graag weten, waarom haar Kind haar zulk een smart heeft kunnen aandoen en met woorden, waarin de doorstane hartepijn nog natrilt, vraagt zij Hem: “Kind, waarom hebt Gij ons dit aangedaan? Zie, uw vader en ik zochten u met droefheid." En Hij antwoordde hen: “Waarom zocht gij Mij? Wist ge niet, dat Ik behoor te zijn in hetgeen van mijn Vader is?" Als wilde Hij zeggen: Meer dan aan mijn aardse ouders, behoor ik toe aan mijn hemelse Vader, en nu deze dit offer van Mij verlangde, moesten verder alle gevoeligheden zwijgen. En zij begrepen het woord niet, dat Hij tot hen sprak", zegt het Evangelie, terwijl aanstonds volgt: “Maar zijn Moeder bewaarde al deze woorden in haar hart". Later zal klaarder begrip haar ziel komen verlichten.
Dit geheim is ons weer een bewijs, hoe noodzakelijk, hoe pijnlijk, maar ook hoe verdienstelijk de offers zijn, die God vraagt van elk van zijn kinderen en juist van zijn dierbaarste het meest. Denk hier nogmaals aan het offer van de religieuze roeping: het wordt gevraagd en Goddank ook gebracht in zo menig Katholiek huisgezin. En terecht! Als God tot hoger uitverkiest en roept, mag geen ogenblik geaarzeld, maar moeten kordaat de innigste banden verbroken worden. Vader, moeder, broers en zusters moeten dan verlaten, om enkel bezig te zijn, met hetgeen van de Vader is. God zal het overgroot loon zijn: hier in 't leven het honderdvoud, daarna het eeuwige leven.
Bovendien leert Maria ons hier, hoe wij ons niet aan stomme, werkloze smart, minder. natuurlijk nog aan wanhoop mogen overgeven, als wij Jezus, zijn genade of zijn vertroosting mochten verloren hebben. Zij zoekt Hem overal en onvermoeid, dag en nacht, tot ze Hem vindt, en had zij Hem niet na drie dagen gevonden, zij zou Hem zijn blijven zoeken! Ook wij mogen niet rusten, voor wij weer met Hem verenigd zijn.
Gebed: Wees gegroet Maria, Moeder van smarten, die zonder uw schuld de beste van alle zonen moest verliezen. Bewonderenswaardige Moeder, die niet rust, voor gij Uw goddelijk Kind hebt weergevonden. Gelukkige Moeder, die het dierbaarste, wat ge op aarde bezat, in de tempel terugvindt. Smeek voor ons bij God, dat wij de Zaligmaker toch nooit door zonde verliezen mogen. Toevlucht van de zondaars, breng de afgedwaalden toch terug tot uw goddelijke Zoon. Laat allen één met Hem zijn: hier in zijn genade, hiernamaals in zijn glorie. Amen.