Voor de Meimaand - Dag 6: Een heilige naam

Uit "Voor de Meimaand"

Maria's leven in 31 beschouwingen van E. Till S.J. 

In het Nederlands bewerkt door G.v. Gestel S.J.

Uitgegeven in 1920 bij N.V. uitgevers-mij. V.H. Paul Brand te Bussum

IMPRIMI POTEST. E.J. Beukers S.J., 15 febr. 1920

IMPRIMATUR J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 25 Martii 1920

Dag 6: Een heilige naam

“En de naam der Maagd was Maria,” zegt de Evan­gelist Lucas. In de H. Schrift heeft God bijwijlen zelf de namen van betekenisvolle personen aangegeven, om hun grootheid, waardigheid of levensroeping aan te duiden. Zo noemde Hij de stamvader van het Israëlitische volk Abraham, d.i. “vader van vele volke­ren”. Jacob noemde Hij na diens strijd met de engel Israël, d.i. “strijder Gods”; de Voorloper des Heren wilde Hij dat Johannes zou heten, d.i. “door God ge­zegende”; het Hoofd van zijn Kerk noemde Hij Petrus, d.i. “Steenrots”. De Godmens gaf Hij de naam van Jezus, d.i. ,,God verlost”. - Mogen wij daaruit niet besluiten, dat Maria, wier levensroeping was als die van geen enkel sterveling, ook haar naam van de hemel ontvangen heeft?

1. Betekenis van Maria's naam. Talrijk zijn de verklaringen aan Maria's naam gegeven: maar de ene sluit de andere niet uit, zij vullen elkander aan. Voor­eerst wil Maria zeggen “door God beminde” of “God minnende” en deze uitleg is wel de tref­fendste: immers ligt daarin niet heel Maria's grootheid uitgedrukt? Laten alle andere betekenissen zich niet tot deze herleiden? Geen heeft God zó bemind, is wederkerig zozeer door God met liefdebewijzen over­laden als juist de allerheiligste Maagd. En daarom is geen als zij God zó nabij gekomen in grootheid en verhevenheid, daarom ook is geen als zij de Godmens zo gelijk geworden in deugd en verdienste, ja zelfs in allerbitterst lijden. Naar een andere verklaring be­tekent Maria: “Heerseres”, “Koningin”, heerlijke titel, die haar, de Moeder van de Koning der Koningen, rechtens toekomt. Zij toch is de Koningin van engelen, patriarchen en profeten, de Koningin van Apostelen, martelaren, belijders en maagden, de Koningin van alle heiligen. Met alle koninklijke hoedanigheden is zij toegerust: adel, goedheid, macht, wijsheid en goeder­tierenheid sieren haar. Als Koningin heeft de Psalmist haar aangekondigd: “De koningin staat aan uw rechter­hand” (Ps. 44: 10). Als Koningin groet haar het Christenvolk: “Gegroet o Hemelkoningin, Regina, salve!” 't Is om die naam, dat zij kroon en schepter en konings­mantel draagt: het Goddelijk Koningskind heeft zij op haar arm, en goedertieren buigt zij zich neer tot haar volk. Inderdaad: Maria is een koninklijke naam.

Maria wil ook zeggen: “welgevormde”, “hoog-begaafde”, “de schone”. Van de Moeder Gods geldt dat heel in 't bijzonder. Hoe dikwijls wordt zij in het Hooglied niet geprezen om haar schoonheid en gratie. “Zie, schoon zijt gij, mijn vriendin, zie, schoon zijt gij.” (Hoogl. 1: 14) “Geheel schoon zijt gij, mijn vriendin.” (4: 7) ,,Hoe schoon zijt gij en vol bekoor­lijkheid, mijn dierbaarste” (7: 6.). Dat alles geldt zeker bovenal van haar schone, met genaden en deugden zo rijk versierde ziel. “Vol van genade”, noemt haar daarom de engel Gabriël. Inderdaad: Maria's naam is een schone naam, vol liefelijkheid en gratie.

Een andere uitleg voor de naam Maria is: “de lichtende”, en met reden! Zij toch heeft ons het licht der wereld gebracht, bovendien zelf door de schittering van haar deugden ons voorlichtend op de donkere stormzee van het leven. Daarom ook wordt zij door het Christenvolk zo gaarne “de Sterre der zee” ge­heten.

Ten laatste betekent Maria: “zee van bitter­heid” ... Is Maria als een zee van genaden en ver­diensten, om de grote smarten, die zij met haar god­delijke Zoon voor ons doorstaan heeft, is zij ook een zee van bittere weedom.

Zo liggen in Maria's naam - zoals ook in Jezus' naam - hoogheid, verhevenheid, schoonheid en macht, genade en licht, maar ook smart en lijden uitgedrukt. De Zaligmaker, om ons te kunnen verlossen, moest van oneindige waardigheid, vol genade, licht en leven zijn, om ons overvloedig daarvan te kunnen meedelen, maar ook moest Hij daartoe voor ons de lijdenskelk drinken tot de bodem toe. Hetzelfde geldt voor Jezus' H. Moeder. Zoals in Jezus' naam, zo ligt ook in Maria's naam alles wat van haar gezegd kan worden in deze naam opge­sloten als in een heilig schrijn.

2. Verering van Maria's naam. Zo herinnert Maria's naam ons dus aan al de natuurlijke en boven­natuurlijke schoonheid, waarmee de Moeder Gods be­genadigd werd, aan alles ook, wat zij voor ons gedaan en geleden heeft: welnu, houden wij die naam in ere! Van de Zaligmaker heet het: “In de naam van Jezus moet alle knie zich buigen van die in de hemel, op aarde, en onder de aarde zijn” (Phil. 2: 10). Geldt dat ook niet in zekere zin van Maria's naam? Natuurlijk, aan Maria komt niet, zoals aan God, aan­bidding toe, maar wel een grote verering: daarom wordt zij begroet in de hemel door engelen en heiligen, op aarde door de Kerk, daarom smeken tot haar de zielen in het vagevuur, sidderen voor haar de verdoem­den in de hel. Jezus is de naam boven alle naam, dan volgt in waarde en waardigheid de naam van Maria. Ook van deze kan men zeggen: hij is geurig als uit­gestorte olie, als balsem, als honing voor de mond, als zoete melodie voor 't oor. Daarom leert de H. Kerk bij 't uitspreken van Maria's naam in de liturgische gebeden het hoofd te buigen.

Maria's naam duidt ons op de onmetelijke genade­schatten van onze Meesteres, op haar mildheid en goed­heid. Daarom moeten wij groot vertrouwen tot deze naam hebben en hem in alle omstandigheden en noden van het leven aanroepen. Hoe treffend spoort de H. Bernardus ons aan tot Maria “de Sterre der zee” onze toevlucht te nemen: “Overvallen u de stormen van het leven: wend uw ogen niet af van deze sterre. Als de stormen der bekoringen zich verheffen, als gij u omgeven ziet door de klippen der zielenoden: blik op tot die ster, roep Maria aan. Wordt gij heen en weer geslingerd op de golven van hoogmoed, eerzucht, achterdocht of ijverzucht: zie op naar die sterre, roep Maria te hulp. Als jaloersheid, hebzucht of begeerlijkheid zich werpen op het scheepje van uw hart: blik op tot Maria. Als gij door de grootte van uw zonden overweldigd, door gewetenswroeging gekweld, door de gerechtigheid van Gods oordeel beangstigd in de afgrond van wanhoop en vertwijfeling dreigt neer te storten: denk aan Maria. In gevaren, kwellingen en vertwijfeling van de geest: denk aan Maria, roep Maria aan.

Haar naam wijke niet van uw lippen, wijke niet uit uw hart; en om u des te beter van haar voorspraak te verzekeren, laat niet af haar voorbeeld na te volgen. Volgt gij haar, gij zult niet afwijken van de rechte weg, bidt gij tot haar, gij zult niet wanhopen, als gij aan haar denkt, zult gij niet verdwalen: als zij u ondersteunt, zult gij niet vallen, als zij u beschermt, hebt gij niets te vrezen, als zij u geleidt, wordt gij niet vermoeid; wil zij u genadig zijn, zo bereikt gij zeker uw doel en aan u zelf zult gij dan ondervinden, met hoe goede reden in het Evangelie staat opgetekend: “En de naam der Maagd was Maria.”

Waar Maria's naam ons ook herinnert aan haar lijden en offers ons ten heil, is hij ons mede een aansporing tot kinderlijke dankbaarheid. Alle getrouwe Maria­kinderen zullen zich daarom beijveren de naam van hun Moeder, die toch ook hun naam is, eer aan te doen, door gestadige navolging van Maria's deugdenleven en offervaardigheid in de dienst van de Heer.

Gebed: Wees gegroet Maria, die God bemind hebt en door God bemind zijt als geen tweede schepsel ter wereld. Sterre der zee wees onze schutsvrouwe. Wij smeken u bij de volheid van uw genade en de bitterheid van uw smarten: help de armen, sterk de zwak­ken, troost de bedroefden, geleid de dwalenden, bid voor priesters en volk, wees de hulp van allen, die uw heilige naam aanroepen. Amen.