Voor de Meimaand - Dag 9: Begroeting van de engel

Uit "Voor de Meimaand"

Maria's leven in 31 beschouwingen van E. Till S.J. 

In het Nederlands bewerkt door G.v. Gestel S.J.

Uitgegeven in 1920 bij N.V. uitgevers-mij. V.H. Paul Brand te Bussum

IMPRIMI POTEST. E.J. Beukers S.J., 15 febr. 1920

IMPRIMATUR J. Pompen, Vic. Gen. Busc. Buscoduci, die 25 Martii 1920

Dag 9: Begroeting van de engel

Niet altijd zou Maria in de tempel blijven. God zou haar aan de wereld teruggeven, om ons door haar de Verlosser te schenken. Daarom wordt die lieve bloem uit de lusthof van 's Heren heiligdom overgeplaatst naar het stille Nazareth en bloeit daar verder in een verborgen hoekje der wereld, onbekend voor de ogen der mensen, des te schoner in de ogen van God.

1. Gabriëls groet. Het H. Evangelie verhaalt ons (Luc. 1 : 26, 27): “In de zesde maand nu werd de engel Gabriël door God naar een stad van Galilea gezonden, met name Nazareth, tot een maagd, die verloofd was aan een man, met name Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria.”

Gewichtiger en betekenisvoller gezantschap heeft de aarde wel nooit gezien. Het wordt afgezonden door het hemels hof en Hij, die het zendt, is de Drie-ene God Zelf. De gezant is een der verhevenste engelen, die staan voor Gods troon en eenmaal Lucifer verslagen hebben. Door een gevallen engel was het onheil over het mensdom gekomen: een God getrouwe engel moest ons de blijde boodschap herbrengen, de blijde boodschap ja! de verlossing van het menselijk geslacht door de menswording van Gods eniggeboren Zoon. De tijd, van alle eeuwigheid door God vastgesteld, was gekomen, wat in het Oude Verbond met zo innig ver­langen werd tegemoet gezien, gaat nu vervuld worden.

En waarheen wordt dit hoog gezantschap nu gezon­den? Is het naar het keizerlijk hof te Rome? of naar een andere wereldstad? Is het naar Jerusalem tot Israëls machtigen en groten? ... Och neen! “Gabriël”, zegt het Evangelie-verhaal, “werd gezonden naar een stad in Galilea, Nazareth geheten”. Hij wordt gezonden naar het geminachte land der Joden; naar Galilea, de onbeduidendste provincie daarvan, en dan nog wel naar het onaanzienlijke Nazareth, een dorpje, waaruit, naar het inzicht van Nathanaël, niets goeds kon komen. God ziet niet naar de uiterlijke schijn. - Ook de persoon, tot wie de hemelse gezant wordt afgezonden, is niet groot in de ogen der mensen. Ogenschijnlijk is zij slechts de verloofde van een timmerman, wel een telg uit Davids huis, maar verarmd en onbeduidend: des te waardiger in de ogen van God. Zij is de parel van Nazareth en van Galilea, het sieraad van Israël, de uit­verkoren koningin van hemel en aarde. Zij is de Maagd, waarvan Isaïas (7: 14) voorspelt: “Zie, de Maagd zal ontvangen en een Zoon baren en zijn naam zal genoemd worden Emmanuel.” Zij is ten maagdelijke echt beloofd aan Jozef uit het huis van David, waaruit de Messias moest geboren worden.

De engel dan kwam bij haar binnen en sprak: “Wees gegroet, gïj vol van genade, de Heer is met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen.” Met grote eerbied treedt de hemelbode voor haar, die immers zijn koningin is en vindt haar op haar kamerke in stil gebed verzonken: bad zij wellicht voor de verlossing van haar volk? ... “Ave”, klinkt in opdracht der H. Drievuldigheid zijn groetenis “Wees gegroet!” Wat is dat “Ave” innig! de eerste vredesgroet na vervloeking en ellende van zo­veel duizend jaren! “Vol van genade” noemt hij haar, juist dat, wat de naam Maria betekent: de van God beminde; Maria is een zee van genade. “De Heer is met u”, d.i. Hij was met u van het allereerste begin, van eeuwigheid heeft Hij u uitverkoren en u bemind, altijd heeft Hij in uw hart gewoond; bij u verblijft Hij met heel bijzondere voorliefde, en ook in de toekomst zal Hij met u zijn als met geen ander schepsel op aarde. “Gezegend onder de Vrouwen” - geen der vrouwen, die ooit op aarde leefden of zullen leven, zijn met u te vergelijken: uw helder licht overstraalt ze allen. -

Waarlijk in deze engelengroet ligt heel Maria’s grootheid uitgesproken: zij is de hoog verhevene boven alle schepselen, in zich een oceaan van genade en geestelijke bevoorrechting en op z'n innigst ver­enigd met God de Alterhoogste. Laten we ons verheugen en blij haar met Gabriël groeten: Ave Maria, Wees gegroet!

2. Gabriëls boodschap. Een groet als deze, door engelenmond gesproken, had op aarde nooit geklonken. 't Was een jubellied, meer dan een eenvoudig woord: een hemelse gedachte in aardse vorm. 't Was een begroeting als nooit een schepsel mocht ondervinden. Hoe neemt de H. Maagd haar op? Jubelt zij van heilige vreugde om zo grote eer, om zo grootse open­baring van Goddelijke liefde jegens haar? “Maar zij” verhaalt de Evangelist, “hem ziende, ontstelde van zijn woord, en bedacht, wat dit voor een begroeting zijn mocht”. Maria schrok niet van de engel - engelen­verschijningen - zijn haar wel niet vreemd geweest - maar van zijn woorden. Vreemd toch! wij ontstellen bij een woord van afkeuring, Maria schrikt bij een lofprijzing. De eerste Eva was verheugd, toen de gevallen engel tot haar zei: “Gij zult als goden worden”, - de tweede Eva ontstelt om de hoge lof, waarmee de goede engel haar eert. De hoogmoed van de eerste Eva bracht ons ten val, de nederigheid van de tweede Eva zal ons weer oprichten.

De engel bemerkte Maria's ontsteltenis en zeide: Vrees niet, Maria, want ge hebt genade gevonden bij God. En zie, ge zult in uw schoot ontvangen en een Zoon baren, en zijn naam Jezus noemen. Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en de Heer God zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal koning zijn over het huis van Jacob in eeuwigheid en Zijn koninkrijk zal geen einde hebben.” Heerlijke woorden van de engel, waarmee hij Maria boodschapt, dat zij door God is uitverkoren tot Moeder van de Messias, door de profeten beloofd, door het volk Gods zo vurig verbeid, tot Moeder van de Koning op Davids troon, tot Moeder van de God­mens. Hoe treffend! Maria had altijd zo bescheiden dunk van zichzelf gehad: de lofspraak van de engel doet haar eenvoudige ziel ontstellen, nooit zou het in haar opgekomen zijn, dat zij in zo nauwe betrekking zou staan met de Verlosser der wereld. Had zij de dienstmaagd mogen worden van de Moeder Gods, haar hoogste wensen zouden vervuld geweest zijn. En nu zal zij zelf Gods Moeder worden, Moeder van de eeuwige Koning, wiens rijk geen einde zal hebben. “Wie zich vernedert, zal verheven worden.” Het kleine heeft de Heer uitgekozen, om het grote te beschamen. In het rijk Gods is de laatste de eerste, de nederigste de grootste.

Gebed: Wees gegroet Maria, gij de nederigste en daarom de meest verhevene van alle maagden. Met de engel groet ik u als de Koningin van hemel en aarde, van engelen en mensen. Ja, wees gegroet, gij vol van genade, rijker aan bovennatuurlijke schatten, dan alle engelen en mensen te samen. De Heer is met u. De Vader denkt aan u van alle eeuwigheid met liefde en vaderlijke voldoening; de Zoon is met u, Hij troont in uw hart als de Beheerser der wereld; de H. Geest is met u, gij zijt zijn schoonste tempel. Ge­zegend zijt gij onder de vrouwen, gij die alleen waardig waart Moeder te worden van Gods Zoon. Nederige en verheven Maagd, bid voor ons nu en in het uur van onze dood. Amen.