De Mis der zieken

Zalig ziek zijn is de titel van een boek geschreven door Pater A. Simons in 1942. In deze coronatijd vinden wij het heel belangrijk om voor de zovele zieke mensen te bidden, aan hen te denken en hen te steunen. De kleine hoofdstukken zullen op wekelijkse basis op onze website (www.fsspx.be/nl) gepubliceerd worden. Laten wij ook het personeel van de zorg in onze gebeden en offers niet vergeten! Dat God en Onze-Lieve-Vrouw altijd aan hun zijde blijven.

De Mis der zieken

“Als een liefhebbende en alvermogende moeder, zo zegt Dom Cabrol, komt de Kerk neerzitten bij het ziekbed, waarop een van haar kinderen strijdt en lijdt. Zij vertroost het, wiegt het bij de klank van haar gebeden, fluistert woorden van eeuwige hoop aan zijn oor en brengt het de hulpmiddelen van haar vindingrijke onuitputtelijke liefde”. [1]

Door haar liturgie boezemt onze moeder de H. Kerk ons de ware gevoelens in, die een christen hart bij ziekte en dood moeten bezielen. Het is haast een blijde kreet van gelatenheid en troostvolle hoop, die uit haar gebeden opstijgt.

In de oudste smeekbeden van haar liturgie deed de H. Kerk heel de gemeenschap bidden voor de geestelijke en tijdelijke behoeften van haar leden: “Bidden tot God, de almachtige Vader”, zo luidt een gebed op Goede Vrijdag, “dat Hij de wereld van alle dwalingen bevrijde, de ziekten verkwikken, de hongersnood verdrijve … en gezondheid aan de zieken verschaffen”.

Als de ziekte komt aanzitten aan onze haard, als droeve scheidingen ons boven het hoofd hangen, dan moesten al de leden van het huisgezin gezamenlijk aan de voet van het altaar neerknielen, en de H. mis VOOR DE ZIEKEN laten opdragen. We kunnen geen gebed storten dat God aangenamer is en heilzamer voor de zieke. [2]

Trachten wij de ware betekenis van het H. misoffer als dusdanig, en onze eigen deelneming aan Christus’ offer, als medelid van het Mystiek Lichaam, te begrijpen en mede-inleven!

Het voornaamste deel van de H. mis is, zoals u weet, de consecratie, want het is dan dat Jezus zichzelf aan God de Vader opoffert. Op dat plechtig ogenblik biedt Jezus zich aan zijn Vader aan met ziel en lichaam en zegt in zekere zin: “Wat wilt U dat Ik doe met mijn ziel en lichaam? Wat verlangt U ervan? Lijden of dood? Lijden tot de dood? Of zielenfoltering?”

Want in elke H. mis is Jezus bezield met dezelfde gevoelens, die Hem aan het kruis bezielden, gevoelens van offervaardige liefde tot de dood.

Op het kruis heeft God de Vader dat leven en dat sterven aanvaard tot verlossing van onze zielen. We weten wel, dat Hij dat nu niet meer zal vragen aan zijn goddelijke Zoon, die, verenigd met Hem en verheerlijkt in de H. Drie-eenheid, onsterfelijk is geworden en onlijdelijk. Maar, wat in het offer van Calvarie het voornaamste was, wat de hoogste waarde gaf aan Jezus’ hoogste offerdaad, was de oneindige grote liefde, die Hem bezielde en een oneindige waarde aan zijn lijden en sterven gaf “uit kracht van zijn godheid”, zoals de catechismus het zegt! En diezelfde liefde, dierbare zieke, is in de H. mis aanwezig met dezelfde offervaardigheid. In de consecratie stelt Hij die daad van oneindige offerliefde: bereid tot lijden en sterven, zo het de wil is van de hemelse Vader.

Met die gevoelens moeten wij allen, christen mensen, bezield zijn, telkens we de H. mis opdragen, en onder de consecratie vooral aan God zeggen: “Mijn God, mijn Vader, wat wilt U dat ik doe; wat wilt U dat ik lijd, nu, vandaag, tot in de dood?”.

En u ziet, lieve zieke, hoe de offerstemming in de H. mis, de offervaardigheid van Jezus in elk offer op het altaar, de juiste stemming is voor ons, bij ziekte en doodsgevaar vooral.

In werkelijkheid was Jezus heel zijn leven gereed om zich te offeren zoals zijn Vader dat verlangde. Van de geboorte af zegt Hij door de mond van de profeet Isaïas: “Ecce adsum” “Zijn gelofte van gehoorzaamheid” zoals kan. L. Van Eyck het zojuist typeert in zijn heerlijk boekje “Eucharistisch offerleven”. [3]

“Jezus wist reeds toen wat de toekomst Hem zou brengen, al wat Gods H. Wil van Hem zou vragen. En in die onbevlekte klare blik, in die allesziende blik, met volle kennis van zaken, heeft Hij zich gegeven, geheel en gans overgeleverd aan de H. Wil van de Vader, in de volmaaktste liefdeslavernij. En tot op zijn laatste levensstond heeft Hij woord gehouden, ja, tot op Calvarie, en daar mocht Hij het uitgalmen in een triomflied, in het onmetelijk – blije “Consummatum est” (Het is volbracht), dat Hij nooit was te kort gekomen, zelfs niet in het minste, aan zijn gelofte van gehoorzaamheid.”

“Daarom zal noch kan ooit iemand gelukkiger sterven dan Hij.”

“Zo is Jezus’ leven een voortdurend offerleven geweest, een voortdurend sterven, zedelijkerwijze, aan zijn eigen wil en vooruitzicht en in vereniging met zijn offerdood op Calvarie, waar zijn zedelijk sterven bekroond en bekrachtigd is geworden door zijn natuurlijke dood, dood waarvan, als het ware, heel zijn leven de stille doodstrijd was geweest”.

Zo moeten ons leven, onze verlangens, ons streven, onze vreugde en onze hoop, ons hunkeren naar genezing en gezondheid, al onze toekomstplannen op onze open handen opgeheven worden naar God, en elk ogenblik moeten we ons verenigen met Jezus in het H. misoffer – er rinkelt altijd ergens een consecratiebelletje, zij het aan de indrukwekkende altaren van onze grootste kathedralen, of aan het altaar van de eenvoudigste dorpskerkjes – en we vragen aan God, dat Hij er mee doet wat Hij wil, dat de kelk van het lijden aan ons voorbij gaat zonder dat wij hem drinken – doch niet onze, maar Zijn wil geschiede!

Hiermee zijn we in het hart van de godsdienst, in het rijke schone liefdevolle Hart van Jezus, in het hart van het H. misoffer – Hier moeten wij blijven, want hier is de liefde, die geeft en de liefde, die ontvangt. Hier wordt de ziel de bruid van de Heer. Hier is de hoogste en de innigste vereniging in de liefde.

Met zulke gedachten, met zulke gevoelens moeten we ons lijden en kruisen dragen, de H. mis opdragen en doen opdragen, en dan zullen we er al de vruchten van plukken, die Christus er voor ons aan doen groeien heeft, de bovennatuurlijke vooreerst, maar ook de natuurlijke en zelfs de volledige genezing, zo dit ons zalig is.

O Heere, maak mijn herte sterk

G. Gezelle

o Heere, maak mijn herte sterk

als staal, als steen, als kerkewerk:

opdat het, onder ’t lijden,

niet week en worde en weg en vloei,

voor ’t menigvuldig menschgemoei,

dat tegen mij komt strijden.

 

Ach “neen” toch. En vergeefs en zij’t

gezucht om een die medelijdt,

in al des werelds rampen

die medelijdt, die medevecht,

die stervend aan het kruise, zegt:

Volherdt, ik zie u kampen.

 

Ik zie, ik steune, ik sta u bij;

hou vast aan ’t kruis en daar zult gij,

die veeg zijt, hulpe halen;

om sterker als de sterke held,

dien Ik aan ’t kruis heb neergeveld,

naast mij te zegepralen! 

 

[1] Livre de la prière antique. p. 415.

[2] Sacramentsboekje der Benedictijnen van Leuven en Affligem.

[3] Heel dat boekje is overwaard gelezen en overwogen te worden door zieken en gezonden.