De Nationale Basiliek van het H. Hart te Koekelberg

Inleiding

‘Koekelberg’, niet de bekendste van de Brusselse gemeenten. ‘Koekelberg’, velen doet de naam ongetwijfeld denken aan de files op de kleine ring. ‘Koekelberg’, de plaats waar Raymond Goethals, charismatisch voetbaltrainer en Brusselaar van kop tot teen, begraven wilde worden; want voordat er op deze plaats een basiliek werd gebouwd, speelde men hier voetbal. Nu door Google Maps nog altijd juist aangeduid als ‘Nationale Basiliek van het Heilig Hart te Koekelberg’.

Het kolossale gebouw (141 m lang, 107 m breed en 100 m hoog) is de op vier na grootste kerk en het grootste art deco-gebouw ter wereld. Als het exterieur van de wat onbeminde kerk een lust is voor het oog, zo niet de interieurstijl, die in vrij korte tijd erg is verouderd.

Sinds het einde van de 19e eeuw en tot het midden van de 20ste eeuw is de Basiliek van Koekelberg voor het volk een symbool van het Katholieke geloof. De mogelijk ietwat negatieve beoordeling die de basiliek in de huidige tijd krijgt, komt ongetwijfeld een beetje omdat we op esthetisch vlak het vernieuwend ontwerp van 1920 niet meer kunnen situeren in zijn artistieke context. Maar het kan ook zijn omdat de verering van het Heilig Hart of het concept ‘vaderland’ vandaag de dag niet meer dezelfde betekenis hebben.

En toch is het dé Nationale Basiliek van het Heilig Hart!

Het idee van koning Leopold II: een nationaal monument

Ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid speelde Koning Leopold II in 1880 met het idee om aan het einde van een lange laan, in het kader van de aanleg van het Elisabethpark, op het plateau van Koekelberg een nationaal pantheon op te richten naar het voorbeeld van Parijs. De koning was namelijk onder indruk van de Basilique du Sacré-Coeur (Montmartre), die hij in 1902 had bezocht, en opteerde daarom voor een kerkelijk gebouw.

E. Carton de Wiart schrijft in zijn boek Leopold II, Souvernirs des dernières années (1901-1914): “Er is de Justitieberg, daar is een plek in Koekelberg, de berg van de Goede God, en hier de Kunstberg.”

Onder druk van enerzijds de koning en anderzijds pater Delouche1 diende kardinaal Petrus Lambertus Goossens een officiële aanvraag in bij het Vaticaan. Op 20 maart 1903 keurde Paus Leo XIII dit project goed, dat de volksdevotie voor het H. Hart zou bevorderen.

Eerste ontwerp: een monumentale neogotische kerk

Leuvenaar Pierre Langerock (1859-1923) werd aangenomen als architect, een autoriteit inzake neogotiek. Deze kerkelijke bouwstijl drukte in de ogen van die tijd de hoogste trede van ontwikkeling uit, de laatste samenvatting van de laatmiddeleeuwse architectuur. Zijn ontwerp (1905) was schitterend, het grootste meesterwerk van de neogotiek. Doch de financiering ervan was een doorn in ieders oog.

Om regelmatige geldinzamelingen te kunnen houden was het noodzakelijk om er een bedevaartsoord te creëren. Kardinaal Goossens verzocht aldus de Oblaten zich als gemeenschap te Koekelberg te vestigen, zodat zij van hieruit uitstraling konden geven aan de devotie tot het H. Hart.

Naar aanleiding van de 75ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid legde de koning op 12 oktober 1905 de eerste steen, die door kardinaal Goossens was gewijd. Bij gelegenheid van deze plechtigheid zond de H. Paus Pius X zijn zegening voor het initiatief en gaf hij aan de Basiliek een prachtige kelk ten geschenke.

De plannen van Langerock werden in 1908 goedgekeurd door de koning en begin 1909 startte de aannemer met de funderingswerken. Hij voorzag een grootse gotische kathedraal met zeven torens: zes ervan met een hoogte van 100 meter en de zevende zou een hoogte bereiken van 146 meter.

Maar in december van dat jaar stierf Leopold II; de werkactiviteiten van het comité vielen stil. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog was enkel de fundering van het koor afgewerkt; voetballen op het plateau van Koekelberg ging daarom nog even rustig door.

In de tussentijd spaarden Pater Delouche en de Oblaten geen moeite om de cultus van het H. Hart te verspreiden over gans het land. Maandelijks verschenen Het tijdschrift van de Nationale Basiliek van het H. Hart van Jezus en Cor Jesu. Er werd een nationale broederschap van het H. Hart ingesteld en Paus Pius X verleende aflaten.

Kardinaal Mercier: de Basiliek wordt een nationale dankbetuiging aan het H. Hart

Reeds in 1906 was monseigneur Mercier kardinaal Goossens opgevolgd als aartsbisschop. Deze neothomist en stichter van het Hoger Instituut voor Filosofie te Leuven was ondanks zijn mystieke verering van het H. Hart terughoudend ten overstaan van het project; zijn actie beperkte zich tot de organisatie van de jaarlijkse nationale geldinzameling voor het bouwen van de Basiliek.

Stilaan zou hij echter de leiding van het bouwwerk overnemen.

Alhoewel de Eerste Wereldoorlog uiteraard de werken zou stilleggen, zou de kardinaal als vurige verzetsfiguur vanaf de Duitse inval het voortouw nemen om het patriottisme en meteen ook het geloof aan te wakkeren. Een nationale basiliek was hiervoor een uitstekend instrument. Zijn beroemde herderlijke brief van Kerstmis 1914 (Patriottisme en volharding) is dan ook vermeldenswaard: “In het begin van deze crisis zei ik u dat op de dag van de bevrijding van ons grondgebied wij aan het H. Hart en onze Heilige Maagd een publiek bewijs van onze dankbaarheid zouden kunnen geven. Sedert deze datum heb ik mijn confraters van het episcopaat kunnen raadplegen en in gemeenschappelijk akkoord met hen vraag ik u, van zodra wij kunnen, een nieuwe moeite te doen om de bouw van de Nationale Basiliek, waarvan België beloofd had die aan het H. Hart te wijden, te bespoedigen. Zodra de zon van de vrede over ons land zal schijnen, zullen we opnieuw een huis geven aan hen die er geen meer hebben, zullen we onze kerken en onze bibliotheken heropbouwen en hopen wij ook deze bouwwerkzaamheden te bekronen met de oprichting van de Nationale Basiliek van het H. Hart op de heuvelvlakte van de hoofdstad van het vrije en Katholieke België.”

Onvergetelijk was de plechtigheid die kardinaal Mercier op 29 juni 1919 op het plateau van Koekelberg organiseerde en waar hij in tegenwoordigheid van koning Albert het volk toesprak dat er toegestroomd was. Hij hernieuwde de wens om een basiliek te bouwen ter ere van het H. Hart, als herdenkingsteken voor de gesneuvelden en als dans voor de overwinning.

D.J. Kardinaal Mercier

29 Juni 1919

OP DE FEESTDAG DER HH. APOSTELEN PETRUS EN PAULUS

Beminde broeders

“Gloria in excelsis Deo et in terra pax hominibus bonae voluntatis: Eer aan God in de hoge en op aarde vrede aan de mensen van goede wil.” Dit woord van dankzegging en zegen, gezongen door de Engelen in Bethlehem bij de komst van de Zoon van God in onze mensheid; herhaald op elk moment van ons bestaan, ergens in de wereld, door de priester en door de gelovigen die, samen met hem, het eucharistisch Offer opdragen; dit woord herhaalt België met alle kracht van haar ziel op dit plechtige uur van haar bevrijding. België, dat bent U, Uwe Majesteit,

de trotse bewaker van onze rechten, ontembare worstelaar, Overwinnaar aan de IJzer. Dat bent u, Madame, de onverschrokken Gezellin met koninklijke moed. Dat bent u, onze soldaten, onze helden, onze redders. Dat bent u, magistraten, trouw aan onze wetten en aan onze gemeentelijke franchises. Dat bent u, mijn vereerde confraters van het episcopaat, verenigd met de waardige vertegenwoordiger van onze geliefde paus Benedictus XV. Dat bent u, priesters, religieuzen, gelovigen, die uit de gemartelde parochies van Luik, Namen en Luxemburg zijn gekomen, zoals die uit de verwoeste regio’s van Veurne en Nieuwpoort, Ieper en Diksmuide. België, dat zijn jullie allemaal, afwezige landgenoten, die bij ons in dit uur zijn, wanneer de triomfantelijke klanken van de klokken van al onze parochies onze gemeenschappelijke vreugde bezingen. Ik aanvaard met onuitsprekelijk geluk de missie om voor het Heilig Hart van Jezus uw geloof, uw dankbaarheid, uw liefde te brengen.

In de naam van jullie allemaal zal ik in onze twee nationale talen de akte van onze dankbaarheid aan het Heilig Hart van Jezus uitspreken.

De onderdrukker is neergeveld; de verliezer is ten slotte bekend. Gisteren, zaterdag 28 juni om kwart over drie tekende hij de openbare erkenning van zijn nederlaag.

De goddelijke Voorzienigheid wilde dat de historische datum van onze nationale plechtigheid van dankbetuiging op de dag na de ondertekening van de wereldvrede zou zijn.

België was de eerste in de beproeving; de wereld verkondigt dit het eerst in een eerbetoon; het betaamt dat België de eerste is die God dankt.

J.D. Kardinaal Mercier

Akte van toewijding aan het Allerheiligste Hart van Jezus

Mijn goddelijke Jezus. Ik aanbid uw Heilig Hart; ik aanbid en omhels de liefde die er in brandt.

Vooraleer ik bestond, van alle eeuwigheid, hebt Gij mij bemind.

Mijn schepping, het vormen van mijn ziel naar uw beeld en gelijkenis was een liefdedaad.

De providentiële Wijsheid die door de eeuwen heen de komst van Christus heeft voorbereid, was een onafgebroken reeks liefdeblijken.

De vereniging van uw Persoon met onze menselijkheid in de schoot van de H. Maagd Maria, uw Moeder; het getuigenis van de glorie van uw Vader tijdens uw sterfelijk leven voor ons afgelegd; het geven van Uzelf als eucharistische spijs en drank aan eenieder van ons; het vergieten van uw Bloed tot de laatste druppel om ons te verlossen; de voortdurende voorspraak door uw wonden bij de goddelijke Rechtvaardigheid en de immer hernieuwde opdracht van uw heilig Sacrificie op onze altaren; het inwonen door U van de heilige Drievuldigheid in ons, en ons deelachtig worden door U aan het wezenlijk leven waarin de Vader en de Zoon zich omhelzen in de eenheid van de H. Geest, dat zijn de luister- en glorierijke liefdedaden op de pelgrimstocht voor ons ondernomen, o mijn beminnelijke Jezus, om ons uw Vader te schenken om ons eeuwig met Hem te verenigen.

O God, onze Vader geworden, wat had Gij nog voor ons kunnen doen dat Ge niet gedaan hebt? Hoe is het mogelijk dat wij, wetende wie Gij zijt en geloof hechtende aan zovele liefdebewijzen, U zo weinig bemind hebben?

O ja, goddelijke Jezus, wij hebben U te weinig bemind!

Na al wat Gij ervoor gedaan hebt, heeft België U niet genoeg bemind!

Het was te zeer belust op stoffelijk welvaren! Het heeft te veel willen genieten!

Het erkent dat het de eerbied voor de zedigheid en de matigheid uit het oog verloren heeft; dat het de heiligste huwelijksplichten geschonden, de christelijke opvoeding der kinderen verwaarloosd, de dag des Heren ontheiligd en de rechten van God en Christus over de maatschappij miskend heeft.

Gij hebt België gekastijd, Heer, en tot op heden komt het bij monde van zijn bisschoppen de hulde van de psalmist herhalen; “Gij zijt rechtvaardig en uw oordeel is onlaakbaar”; “Justus es, Domine, et rectum judicium tuum.”

Vijf jaar lang heeft het zijn beproevingen gedragen en het hoofd gebogen onder de vaderhand die het maar trof om het te genezen.

Wanneer Zijn leed ten hoogste gestegen was, zelfs dan heeft het nooit getwijfeld aan uw barmhartigheid. Omdat het in U geloofde en op U vertrouwde, hebt Gij België gered.

Zijn verdrukker ligt verslagen.

De Heilige zaak waaraan het zijn rijkdom, het bloed van zijn zonen en de tranen van hun moeders heeft opgeofferd, zegepraalt.

Het roemt erop het eerste werktuig der Voorzienigheid te zijn geweest, bestemd om tegenover het nieuw-heidens geweld van de macht, het recht en de christelijke beschaving te doen zegepralen.

H. Hart van Jezus, in naam van onze Koning, Albert de Overwinnaar, en van het Koninklijk Huis, in naam van het Belgisch Vaderland en zijn openbare besturen, in naam van zijn Vlaamse en Waalse bevolking, die door haar eeuwenoude gewoonten, door haar gezamenlijk strijden en lijden zo nauw verbonden stond tegenover de gemeenschappelijke vijand; in naam van zijn soldaten, de redders van zijn vrijheid, in naam van zijn burgers zo geduldig en fier onder de verdrukking, in naam van zijn kloosterlingen, zijn priesters en bisschoppen danken wij U, loven wij U en juichen wij U toe: “Te, Deum, laudamus; te, Dominum, confitemur.”

Voltooi uw werk, smeken wij U.

Weldra, durven wij verhopen, zal een prachtgebouw deze hoogte beheersen; het zal aan onze landgenoten, aan de wereld verkondigen en aan de komende geslachten herhalen dat de 29ste juni 1919 op de feestdag der HH. Apostelen Petrus en Paulus, België zich als levende Basiliek aan het H. Hart van Jezus heeft toegewijd.

Onze zielen zullen als de onbevlekte, heerlijke en eeuwige stenen zijn van deze heilige tempel.

De liefde zal ze aaneensluiten.

De God-menselijke liefde van Christus zal stromen van goddelijke liefde uitstorten in dit bovennatuurlijk heiligdom.

Het zal door zijn geloof, zijn hoop, zijn liefde en zijn Apostolaat oprijzen tot voor Gods troon.

Heilig Hart van Jezus, uw uiterste wens, eer Gij deze wereld verliet, lag besloten in de liefdekreet: “Ut sint unum”; Dat zij één wezen, de enen gehecht aan de anderen, allen in Christus verenigd.

Eenieder van ons herhaalt op dit ogenblik die wens van uw H. Hart.

H. Hart van Jezus, maak dat België één zij!

H. Hart van Jezus, maak dat uw Kerk één weze!

H. Hart van Jezus, maak dat wij voor immer in de eenheid van de H. Drievuldigheid verenigd wezen. Amen.