Van 17 tot 23 december: De grote “O” antifonen

Bron: District België - Nederland

Meditaties om Kerstmis voor te bereiden

Door E.H. Louis Bochkoltz

Inleiding

Deze eenvoudige pagina’s hebben als enig doel één van de talrijke verborgen schatten van de liturgie voor te stellen.

De patriarchen, de profeten en de rechtvaardigen van het Oud Testament hebben de Messias verlangd en bezongen. Tijdens de Advent, wordt de H. Kerk door hun vurige wensen geïnspireerd.

Hoe meer men Kerstmis nadert, hoe smekender de verlangens van de Kerk zijn. Een week voor Kerstmis, zingt de Kerk de grote antifonen of “O” antifonen want zij beginnen allemaal met deze uitroep. Zij omlijsten het Magnificat tijdens de vespers.

Elke dag kondigt een antifoon een andere goddelijke titel van Jezus aan – die zij ontlenen aan de Heilige Schrift – en zijn grote opdracht van Verlosser van de wereld. De zeven antifonen zijn direct gericht op onze Zaligmaker die geboren gaat worden: “Veni, kom”.

Neem achtereenvolgens de eerste letter van elke antifoon te beginnen met de laatste, en u komt uit op de woorden:

“ERO CRAS, Ik zal morgen komen!” De liturgie heeft ook haar verrassingen… Woorden die ons uitnodigen om te bidden. Dat is ons gebed voor Kerstmis: Onze Heer onder ons te zien en vooral in onze harten.

Laten wij de kerststal en onze zielen voorbereiden door deze diepzinnige gedachten van de liturgie. Laten wij van deze mooie teksten genieten om te mediteren en dan zal Kerstmis een grotere vreugde voor ons zijn, want onze zielen zullen klaar zijn om het grote geheim van de Menswording te vieren.


E     R     O        C     R     A     S

17 December « O Sapiéntia »

 

O Sapiéntia, quae ex ore Altíssimi prodiísti, attíngens a fine usque ad finem, fórtiter suavitérque dispónens ómnia : veni ad docéndum nos viam prudéntiae.

O Wijsheid, die van de mond van de Allerhoogste afkomstig is, die van het éne uiteinde tot aan het andere reikt en alles schikt met kracht en zachtheid: kom, om ons de weg van de voorzichtigheid te leren.

Jezus houdt alles in zijn handen, de schepping en het laatste oordeel. Hij is het eeuwige Woord, Licht uit Licht zoals wij in het credo zeggen, die van het ene uiteinde tot aan het andere reikt. Hij is de wijsheid, al bezongen door Salomon.

De antieke filosofen zochten ook wijsheid, de hoogste graad van het verstand. En Aristoteles leert ons dat wij de kennis, de wijsheid bereiken door de verwondering. Inderdaad, de verwondering en de bewondering doen ons de vraag stellen: waarom? En de antwoorden leiden ons naar de wijsheid.

Leren wij ook om verwonderd te zijn en wij zullen ook denken “waarom”? Maar het antwoord kennen wij al. Het is altijd hetzelfde. Waarom Jezus? Waarom de kerststal? Waarom het Kruis? En het antwoord is: omdat Jezus, de mens geworden Wijsheid ons bemint.

Kom, O Wijsheid en leer me u te beminnen en bewondering te hebben voor uw liefde. 

“De wijsheid is het die alles ten beste beschikt” (Sg 8,1)


E     R     O        C     R     A     S

18 December « O Adónai »

 

O Adónai, et Dux domus Israël, qui Móysi in igne flammae rubi apparuísti, et ei in Sina legem dedísti : veni ad rediméndum nos in bráchio exténto.

O Adonai, aanvoerder van het huis van Israël, die U aan Mozes midden in het vuur van het brandend braambos vertoond hebt, en hem op de (berg) Sinaï uw wet hebt gegeven, kom om ons vrij te kopen door uw uit-gestrekte arm.

In hun diepe verering voor de heiligheid van de Heer durfden de vrome Israëlieten de naam van God niet uitspreken, maar zij gebruikten in plaats van zijn naam het woord “Adonai”, wat Opperste Heer wil zeggen.

Jezus is deze Opperste Heer die verschenen is in het brandend braambos, deze Opperste Heer die de Israëlieten door de woestijn heeft geleid en die hen de wet heeft gegeven op de berg Sinaï.

Vandaag houden de Heilige Jozef en de Heilige Maagd zich nederig aan het bevelschrift van de keizer. Ze reizen in de koude en in armoede naar Bethlehem, onwaardige stad die geen gastvrijheid verleent aan de Opperste Heer.

Waarom zoveel bescheidenheid, waarom zoveel tegenstrijdigheid en vernederingen? Het is om onze hoogmoed te genezen.

Kom, O Opperste Heer die een klein kind wordt, wij bieden u onze ijdelheid aan.

“Onze eigenliefde zal een kwartier na ons sterven”. (H. Franciscus v. Sales) 


E     R     O        C     R     A     S

19 December « O Radix Jesse »

 

O radix Jesse, qui stas in signum populórum, super quem continébunt reges os suum, quem Gentes depre-cabúntur : veni ad liberán-dum nos, jam noli tardáre.

O wortelspruit van Jesse, die als een banier staat voor de volkeren, voor wie de koningen zullen verstommen, tot wie de heidenen zullen bidden: kom, om ons vrij te maken, wil niet langer wachten.

Als een bijbelse figuur het koningschap moet voorstellen, dan is het zeker koning David, de zoon van Jesse. En Jezus is afstammeling van dit geslacht, Jezus is de spruit van Jesse.

Het koningschap van Jezus is geestelijk, maar het is niettemin een bevestiging van Christus om vanaf nu te heersen over het menselijk leven. Dus, ook over mijn leven…

Een koning die in een stal geboren wordt en die toch Herodes verontrust. Een zo kleine koning en die alle volkeren toch aanroepen. Dit is ook het geheim van Kerstmis: “de grootste zal vernederd worden en de kleinste zal verheven worden.”

Kom, O Wortelspruit van Jesse, en maak mij eenvoudig zoals een klein kind.

“Koningen zullen hun mond voor Hem sluiten. Want dan zullen ze zien, wat hun nooit was verkondigd, aanschouwen, wat ze nimmer nog hadden gehoord” (Is. 52, 15)


E     R     O        C     R     A     S

20 December « O Clavis David »

 

O Clavis David, et sceptrum domus Israël : qui áperis, et nemo claudit ; claudis, et nemo aperit : veni, et educ vinctum de domo cárceris, sedéntem in ténebris et umbra mortis.

O Sleutel van David en scepter van het huis van Israël! Gij doet open en niemand sluit. Gij sluit en niemand opent: kom en leid de geboeide - die zit in de duisternis en de schaduw van de dood – uit de kerker.

Jezus bezit de sleutel en de scepter (=teken van macht van de koning), uitwendige symbolen van zijn oppergezag. Diegene die de sleutels heeft, regeert het huis, heeft gezag. Diegene die de scepter bezit, bestuurt de Staat.

Jezus heeft deze twee machten. Hij heeft de sleutels van de vergiffenis aan zijn Kerk gegeven. “Wat u op aarde zal ontbinden, zal ontbonden zijn in de hemel en wat u op aarde zal verbinden, zal verbonden zijn in de hemel.” Het is de macht van de vergiffenis van de zonden.

Jezus heeft ook nog de macht over de staat. Hij is de koning van de naties/volkeren voor wie de Drie Koningen geknield hebben.

Wij ook, laten wij vergiffenis vragen en laten wij knielen voor het Kind dat geboren gaat worden. Het is onze barmhartige Rechter en onze Koning.

Kom, o Schepper, leer mij berouw te hebben.

“Onze fouten zijn zandkorrels vergeleken met de grote berg van barmhartigheid van God”. (H. Pastoor van Ars)

 


E     R     O        C     R     A     S

21 December « O Oriens »

 

O Oriens, splendor lucis aetérnae, et sol justítiae : veni, et illúmina sedéntes in ténebris et umbra mortis.

O Dageraad, luister van het eeuwig licht, en Zon van de  gerechtigheid: kom, en verlicht hen die zitten in de duisternis en de schaduw van de dood.

Eenentwintig december is de kortste dag en dus de donkerste dag van het jaar. Wij verlangen dan meer dan ooit naar het licht, zoals wij het in bovenstaande antifoon zingen.

De zon gaat opkomen over de arme stal in Bethlehem maar op aarde zal Jezus omhuld blijven met het goddelijk mysterie. Zijn goddelijk licht zal verborgen blijven.

Later zal de Gedaanteverwisseling een omgekeerd mirakel zijn, een mirakel dat Jezus zal tonen in al zijn licht. Maar om dat licht te verdragen hebben wij de ogen van de eeuwigheid nodig.

Vandaag moeten wij onze (lichamelijke) ogen voorbereiden op Kerstmis opdat ze kennis maken met het mysterie van een God die mens geworden is. Laten we ons leiden door het licht van de goede werken en dan zullen we niet langer in de duisternis wandelen.

Het kind Jezus is dit licht dat schijnt in de duisternis.

Kom, O Dageraad, verlicht mij en al diegenen die mij dierbaar zijn. 

« Gij zijt het zout der aarde.. Gij zijt het licht der wereld” (Matt 5, 13-14)


E     R     O        C     R     A     S

22 December « O Rex Gentium »

 

O Rex Géntium, et desiderátus eárum, lapísque anguláris, qui facis útraque unum : veni, et salva hóminem, quem de limo formásti.

O Koning van de volkeren, en voorwerp van hun verlangen! Hoeksteen, twee tot één makend: kom en red de mens, die Gij uit slijk gevormd hebt.

In psalm 117, zei David over Christus deze profetische woorden: “De steen, die de bouwlieden hadden verworpen, is de hoeksteen geworden.”

Diegene die de opdracht hadden om het bouwwerk te bouwen, waren de priesters en de Joodse Schriftgeleerden. Maar zij verloochenden hun opdrachten, zij zetten de Heer opzij en ze hebben hem zelfs gekruisigd. Het is dan dat God, in zijn wijsheid, van Hem de hoeksteen heeft gemaakt van het verlossingswerk.

Hoeksteen, want in Jezus wordt de menselijkheid en de goddelijkheid verenigd. Hoeksteen want Jezus verenigt het Oude en het Nieuwe Testament. Hoeksteen want Jezus verenigt de Joden en de heidenen (de andere volkeren) in één enkel volk dat geroepen is om zalig te worden.

Ons leven heeft ook eenheid nodig. Eenheid in wat men vraagt in het gebed en in wat men doet, in wat we geloven en in wat we durven te tonen van ons geloof. Jezus geeft ons deze eenheid.

Kom, O Koning van de volkeren, verlos mij van het menselijk opzicht

“Hij is onze vrede, Hij die beide groepen één heeft gemaakt” (Ef. 2, 14)


E     R     O        C     R     A     S

23 December « O Emmánuel »

 

O Emmánuel, Rex et légifer noster, expectátio Géntium, et Salvátor eárum: veni ad salvándum nos, Dómine Deus noster.

O Emmanuël! onze Koning en Wetgever, verwachting van de volkeren, en hun Verlosser: kom om ons te redden, Heer, onze God.

“Emmanuel”, betekent “God met ons”. Bestaat er een naam die ons meer troost biedt? Jezus is echt zoals ons geworden, Hij heeft ons mens-zijn aangenomen en Hij heeft onder ons geleefd. Om bij zijn gelovigen te blijven, heeft Jezus ons nog heel wat meer gegeven, de H. Eucharistie.

Hij wordt binnenkort geboren, daar, in die stal, in Bethlehem, wat betekent “het huis van het brood”. Men bemerkt al de zoetheid van de Eucharistie, van deze hostie die geen brood meer is maar lichaam van Onze Heer. God is onder ons, God komt in ons.

God is aanwezig in alle tabernakels van de hele wereld. Men zou denken dat hij gevangen is maar hij is enkel gevangen in zijn liefde. Wij mogen Hem aanbidden. Laten wij Hem niet alleen.

Kom, O Emmanuel, en leid ons naar de redding door uw heilige Eucharistie.

“O Jezus, sinds de herders en de Drie Koningen weg zijn, denkt niemand er nog aan om u te aanbidden” (H. Theresia van het Kind Jezus)


Vigilie van Kerstmis

24 December

(uit het Liturgisch Jaar van Dom Prosper Guéranger)

“Eindelijk”, zegt de H. Petrus Damianus in zijn preek voor deze dag, “eindelijk zijn wij van de volle zee de haven binnengelopen; de belofte heeft plaats gemaakt voor de vervulling, de wanhoop voor de hoop, de arbeid voor de rust, en de tocht heeft geleid naar het vaderland. De verkondigers van de goddelijke belofte hebben elkaar opgevolgd; telkens hernieuwden zij dezelfde belofte maar voegden er niets aan toe.

Zo kwam het dat de psalmist had toegegeven aan de slaap en het was alsof de laatste klanken van zijn lier als een verwijt golden aan het dralen van de Heer; “Gij hebt ons verstoten en versmaad,” sprak hij, “en de komst van uw Christus hebt Gij uitgesteld” (Ps. 88). Dan maakt zijn klacht hem stoutmoedig en op de toon van een bevel roept hij uit: “Vertoon U dan, Gij die zetelt op de cherubijnen” (Ps. 79).

In rust gezeten op de troon van uw macht, omgeven door de gevleugelde koren der engelen, zoudt Gij U niet waardig achten uw blik te slaan op de kinderen van de mensen? Zij zijn overgeleverd aan de zonde die Adam weliswaar heeft bedreven maar die Gij hebt toegestaan.

Bedenk hoe onze natuur is gemaakt; Gij hebt haar geschapen naar uw gelijkenis; en als iedere levende mens slechts ijdelheid is, dan gaat dat toch niet op in zoverre hij gemaakt is naar uw beeld.

“Laat uw hemelen neerkomen en daal af; laat de hemelen van uw barmhartigheid neerkomen over ons armzalige mensen die tot U smeken en vergeet ons toch niet voor eeuwig. Maar wat hebben wij zojuist vernomen? “Heiligt u, kinderen van Israël en houdt u gereed: want morgen zal de Heer komen”. De enkele uren van deze dag en nauwelijks de helft van deze nacht houden ons nog gescheiden van die heerlijke ontmoeting en omsluieren nog het goddelijk Kind en zijn wonderbare geboorte.

Laat het einde nu spoedig komen en toont ons de Zoon van God in zijn kribbe en laat ons onze hulde brengen aan deze geboorte waardoor de wereld gered wordt.

Ik houd mij overtuigd, mijn broeder, dat gij ware Israëlieten zijt, gelouterd van alle smet naar geest en lichaam, gereed voor de dingen van morgen, en dat gij hunkert uw godsvrucht te kunnen voldoen. Deze indruk heb ik althans opgedaan uit de wijze waarop gij u gedragen hebt tijdens de dagen van ons wachten op de komst van de Zoon Gods.

Maar indien toch nog enige druppels uit de maalstroom van verderf aan uw hart mochten kleven, haast u dan deze vandaag nog af te drogen en het blanke lijnwaad van de biecht erover uit te spreiden. Uit naam van de barmhartigheid van het Kind dat gaat geboren worden durf ik u dit te beloven: alwie zijn zonden berouwvol zal belijden, zal het Licht van de wereld in zich ontvangen; de bedrieglijke duisternis zal opklaren en de ware glans zal in hem stralen. Hoe zouden de ongelukkigen immers geen barmhartigheid verwerven in de nacht waarin de Heer van de barmhartigheid wordt geboren?

Weert dus de hoogmoed ver van uw blik, de overmoed van uw mond, de wreedheid van uw handen, de genotzucht van uw lendenen; weerhoudt uw voet van het kronkelpad, en komt dan en ziet of de Heer deze nacht de hemelen niet met geweld zal openen, of Hij niet tot u zal afdalen, of Hij niet al uw zonden in de diepte van de zee zal verzwelgen”.

Kijk naar de Ster, kijk naar Maria

H. Bernardus van Clairvaux

Als de winden van de bekoring heviger worden, als u zich te midden van de klippen en de rotsen van de beproeving bevindt, kijk naar deze Ster, smeek Maria om hulp.

Als u onrustig gemaakt wordt door de golven van de hoogmoed, van de ambitie, van de begeerte en de miskenning, richt u dan naar deze Ster, aanroep de naam van Maria. Als de woede, de gierigheid en het gebrek aan zelfbeheersing het schip van uw ziel doen wankelen, werp de ogen dan op deze Ster, en roep: “Maria”. Als u in verlegenheid gebracht wordt door de grootte van uw misdaden, verbaasd bent over de armzalige toestand van uw geweten, schrikt van de strengheid van de oordelen van God, weemoedig en wanhopig wordt, denk dan zo snel mogelijk aan Maria.

In gevaren, in onrust, in nood, in de uitersten, herinner u Maria, vraag Maria om bescherming.

Dat haar naam nooit uit uw mond gaat, dat haar herinnering nooit uit uw hart gaat, en hou nooit op haar voorbeeld na te volgen opdat Zij uw gebeden zou verhoren. Door Haar na te volgen, zult u niet verloren gaan, tot Haar te bidden, zult u buiten gevaar en wanhoop zijn, door aan Haar te denken, zult u niet in de fout gaan.

Als Zij de goedheid heeft om u bij te staan, zult u geen misstappen zetten, als Zij u vereert met haar bescherming, moet u niets vrezen, als Zij de moeite doet om u te begeleiden, zult u zonder bezorgdheid wandelen, en als Zij u welgezind is, zult u gered worden en zult u ondervinden waarom men haar de naam Maria heeft gegeven.