Wat betekent 'het Rijk Gods zoeken'?
Preek E.H. Matthias De Clercq, 25 augustus 2024, Gerwen, 14de zondag na Pinksteren
In Christus beminden,
“Zoekt eerst het Rijk Gods!” Onze Heiland geeft ons hier niet alleen een raad of een vriendelijk verzoek, maar een bevel. Christus is geen CEO van een adviesbureau. Hij is een absolute monarch. Het is een strikte opdracht, mijn dierbaren. We zijn eraan gebonden. “Zoekt eerst het Rijk Gods!” God beveelt ons te ‘zoeken’. Wat betekent dat? Hebt u het Rijk Gods dan nog niet gevonden? Bent u niet zeker dat de Katholieke Kerk het enige juiste pad is? De leer en de moraal die zij leert het steile, maar enige pad naar boven? Naar de hemel? Zeer zeker wel. U bent ervan overtuigd. U gaat daarom niet elke week naar een andere religieuze samenkomst… die van de moslims, boeddhisten, hindoeisten, joden, protestanten, vrijmetselaars, etc. zoekend waar de ziel zich kan redden. U bent geen eeuwig zoekende. U hebt door de genade en de aanname van de waarheid reeds lange jaren het Rijk Gods en de weg erheen gevonden. Daarom bent u hier. Waarom laat de Kerk dan elk jaar opnieuw de maning van Christus weerklinken: “Zoekt eerst het Rijk Gods!” Wel, dat is, mijn dierbaren, omdat ‘zoeken’ hier een andere betekenis heeft. ‘Zoeken’ betekent hier: er alles aan doen om er te geraken. Dag in, dag uit, met al onze krachten aan ons eeuwig heil werken. Elke dag opnieuw ons oprechter bekeren en volmaakter heiligen. Dat is “het Rijk Gods zoeken”. Laat ons hierover overwegen.
‘Het Rijk Gods zoeken’ is van uitermate belang. Vragen we het aan God, aan de heiligen, aan de verdoemden, ja aan ons eigen verstand.
Ons eeuwig heil is zo belangrijk dat God er sinds eeuwigheid aan gedacht en er zorg voor gedragen heeft. Met veel meer zorg dan wijzelf. Wat heeft God voor ons heil gedaan? Hij heeft ons allereerst geschapen, zodat we het konden ontvangen. Gratis. Zonder onze verdiensten zouden we een heil verkrijgen dat boven onze menselijke natuur gaat: de eeuwige aanschouwing Gods. Verder heeft God het pad naar ons eeuwig heil wijs met Zijn Voorzienigheid begeleid. Hij liet ons alles ten beste geschieden. God werd ook mens voor ons heil… Hij stierf voor ons heil… “propter nos en propter nostram salutem”. Zozeer heeft God ons en ons heil liefgehad. Ga naar de kribbe, ga naar het pretorium van Pilatus, naar Calvarieberg… kijk hoe waardevol God onze ziel en haar eeuwig heil inschat dat God dit alles doet opdat wij dit zouden bereiken. Hij gaf ons de sacramenten als bovennatuurlijk genadekanaal om ons te sterken in de strijd het te behalen. Hij stuurde ons apostelen, bisschoppen en priesters, zodat wij deze strijd niet alleen op onszelf moeten voltooien. Hij stichtte de Kerk als baken van waarheid, zodat wij niet in duisternis zouden moeten wandelen, zoals de heidenen in een wereld vol dwaling en leugen. Hij laat de Kerk en ons geweten waarschuwen wat het alternatief van heil onzer ziel is… het is de verdoeming van onze ziel. Wij kennen het alternatief.
Kijken we eens naar de heiligen in de hemel. Hoezeer verheugen ze zich daar. Zij zien God zoals Hij is. Hun verstand staat in volle verbazing en verwondering over alle eigenschappen en heerlijkheid Gods. Heel de eeuwigheid zal het verstand van de mens niet vervuld geraken van de Wezenheid Gods. De wil van de zalige in de hemel wordt met een onbeschrijfelijke liefde tot God getrokken. Wat verheugen de heiligen zich over elk kruis, elke traan, elk offer, elke vervolging, elke smaad die ze omwille van dat eeuwig heil tijdens die korte levenstijd op aarde gedragen en verduurd hebben. Er is geen enkele heilige die het zich beklaagd! Werkelijk niet! Zouden ze kunnen terugkeren op aarde… ze zouden alles in het veelvoud willen doen ter ere Gods en tot zaligheid van hun ziel.
Vragen we het aan de verdoemden, wat zij denken over het eeuwig heil… dat ze niet bezitten. Wat een weeklagen hoort men, mijn dierbaren! ‘Welke een dwaas leven heb ik op aarde geleid!’ ‘Ik zocht niet het Rijk Gods, maar vergankelijke rijkdom, beperkte vreugdes, schuldige vermaken!’ ‘Wat baat het me nu?’ ‘Aldus, ik heb mezelf bedrogen en anderen tot zonde gebracht.’ ‘Indien ik nog eens de tijd zou krijgen. Maar zie, de nacht, waar niemand meer kan werken, niemand meer iets aan zijn eeuwig lot kan doen, is gevallen.’ ‘Het is te laat. Ik heb het plan Gods eens voor niets geacht, daarom kan ik er niet aan deelhebben.’ Dat is het dramatische concert van hun jammerklacht, mijn dierbaren. Het grootste en ook dus enige ongeluk is het eeuwig heil niet te bezitten.
Vragen we aan ons eigen verstand wat het denkt over het eeuwig heil. Het zegt ons dat al onze aardse zaken ondergeschikt zijn aan dat ene belangrijke werk van onze zaligmaking. Welke zorgen voor het aards lichaam. Hoeveel aardse instellingen bezoekt men er niet voor… en hoe vaak… en hoe kostspelig? Ziekenhuizen, restaurants, drinkgelegenheden, sportclubs, kapperszaken, opticiens, pedicures, … noem maar op,…banken, verzekeringen, garages, … quid prodest? Wat zal het u baten, indien gij uw ziel verliest? Uw eeuwig heil verliest? Denkt u er eens in alle serieusiteit over na, mijn dierbaren! Uw leven op aarde is serieus en ernstig. Het is dramatisch. Dat leert uw verstand. Alles vergaat… alleen uw ziel is eeuwig en alleen uw ziel zal op eeuwig gelukkig of eeuwig verdoemd zijn. Zij zal de eeuwigheid met God of met Satan doorbrengen… met de gelukzaligen of de dwazen. De enige die kiest en het bewerkt bent uzelf. Het hangt van u af… “Jeruzalem, Jeruzalem, hoe vaak heb ik u als een hen haar kuikentjes onder mijn vleugels en genade gesteld… maar gij, gij hebt het niet gewild.” Ons verstand maant ons tot voorzichtigheid en wijsheid: tot het zoeken van het Rijk Gods, het bewerken van onze zaligheid – voor alles.
In Christus beminden, ziet u: zowel God, de heiligen, de verdoemden en uw eigen verstand leren ons dat het eeuwigheid heil bewerken van kapitaal belang is. Dat het eeuwig heil bewerken of verliezen ons enige Probleem met grote ‘p’ is.
Zij moet persoonlijk bewerkt en gedragen worden. Voor elke aardse zaak kan men een derde persoon bij betrekken, maar niet betreffende ons eeuwig heil. Het is tussen u en God. De H. Augustinus zegt: “God heeft u zonder uw medewerking, maar zonder uw medewerking zal Hij u niet redden!”
Het heil van onze ziel is persoonlijk, maar ook dringend te bewerken. Het is dringend want uw leven is kort, mijn dierbaren. Heel kort. De dood nadert. De dood waarop het oordeel volgt. Uw toekomst is onzeker. Hoe kunt u in zulk een onzekerheid blijven leven? Alles op een later ogenblik verschuiven, welke dwaasheid. Zult u nog een later ogenblik bezitten? “En in de nacht nog riep God hem tot zich” staat er geschreven. Het verlies van het eeuwig heil zal onreparibel zijn. Eens de hemel verloren is het voor altijd.
Wat een gewichtige en dreunende waarheden, mijn dierbaren. “Zoekt eerst het Rijk Gods!”
Vragen we ons dan tenslotte ook, hoe dat zoeken van het Rijk Gods moet zijn?
Ten eerste: men moet er altijd aan denken. Men mag het nooit vergeten. Zoals de heiligen moeten we bij elke daad, gedachte en nalatigheid ons vragen: “Quid hoc ad aeternitem – dat wat ik nu ga doen, wat zal dit voor mijn eeuwigheid betekenen?” Is het schadelijk: ik ren er van weg. Is het heilzaam: ik wil er nog meer van!
Ten tweede: men moet het werkzaam willen. De hemel is vol van helden. De hel is vol van zwakkelingen - onbeslisten. Mensen die wilden en niet wilden. Dat is het drama. Willen en niet willen tegelijk. Wees serieus. Wees genereus. Hebben we de constante besloten en onverschrokken wil het goede te doen en het kwade niet. Men vroeg eens de H. Ignatius wat er nodig is om in de hemel te komen. Hij sprak: “Drie dingen! Men moet het natuurlijk wel willen. Ten tweede moet men het nog meer willen. Ten derde moet men het boven alles willen!” Maken we dat besluit, mijn dierbaren. “Ik wil naar de hemel!” Niet: het zou mooi zijn… neen ik wil! Volo!
Ten derde: men moet werkzaam zijn. Men moet eraan werken, met ijver, zonder ophouden, met grote vrees. Zolang we tijd hebben, laat ons alles doen wat we kunnen. Nu is de tijd van het heil, maant Paulus ons. Laats ons bidden, werken en lijden voor het Rijk Gods. OLH waarschuwde: “Alleen de geweldenaars bereiken het Rijk des hemels. Alleen diegenen die werkzaam zijn, niet die ‘Heer, Heer’ roepen!”
In Christus beminden, helaas… hoe weinig zijn er die aan het Rijk Gods denken… hoe weinig die het zoeken. Hoe minder nog die het verwerven. Men wil het niet. Men is niet geinteresseerd. Men ruilt het in. Men doet er niks voor. Men lijdt er niet voor. Welke drama’s op eeuwig. “Velen zijn geroepen, weinig uitverkoren. Eng is de poort. Stijl de weg. Weinig die hem vinden.” St. Alfonsus vraagt zich af hoe die weinigen te interpreteren zijn. Weinig van de mensheid of weinig van de katholieken? Hij zegt daar de heidenen en andersgelovigen zich al niet op het pad bevinden, moet men voor hun heil bangen. Daarom is weinigen op het percentage van de geredde katholieken te betrekken. “Werkt uw heil in vrees en bangen!” Mijn dierbaren, halfslachtigen zullen het niet redden. Tenslotte: ieder van ons moet zich nog oprechter bekeren, ieder van ons moet nog een tandje bijsteken, ieder van ons moet het eeuwig heil bereiken. Vragen we alle nodige levensbelangrijke genaden aan OLV, Toevlucht van de zondaars! Amen.