Conferentie Mgr. Lefebvre over de zichtbaarheid van de Kerk
De zichtbaarheid van de Kerk en de toestand van nu.
Conferentie van Mgr. Marcel Lefebvre in Ecône, 9 sept. 1988
Goede vrienden,
Ik denk dat u, die uit onze seminaries komt, die nu in de zielzorg staat en trouw wilt blijven aan de Traditie, priesters wilt zijn zoals altijd, zoals de heilige priesters van vroeger, alle heilige pastoors en priesters die wij zelf in de parochies hebben gekend. Zo wilt u doorgaan en zo vertegenwoordigt u echt de Kerk, de katholieke Kerk. Ik meen dat u zich daar diep van moet overtuigen; u vertegenwoordigt echt de katholieke Kerk.
De zichtbare Kerk
Dat wil niet zeggen dat erbuiten ons geen Kerk is; daar gaat het niet om. Maar de laatste tijd heeft men ons gezegd, dat de Traditie noodzakelijk bij de officiële Kerk als de zichtbare Kerk hoort. Ik denk dat dit een heel ernstige dwaling is.
Waar is de zichtbare Kerk? De zichtbare Kerk is te kennen aan de tekenen die zij altijd voor haar zichtbaarheid heeft aangewezen; zij is één, heilig, katholiek en apostolisch.
Ik vraag u; waar zijn de echte kenmerken van de Kerk te vinden? Zijn ze vooral te vinden bij de officiële Kerk of bij ons, in wat wij betekenen en zijn? Het is duidelijk dat wij de eenheid van geloof bewaren. Die is uit de officiële Kerk verdwenen. De ene bisschop gelooft wat de andere niet gelooft. Hun geloof is veelsoortig, in hun afschuwelijke catechismussen staan ketterijen.
Waar is de eenheid van geloof in Rome?
Waar is de eenheid van geloof in de wereld? Inderdaad, wij hebben die bewaard. De over heel de wereld verwezenlijkte eenheid van geloof, dat is katholiciteit. Maar die geloofseenheid bestaat niet meer. De katholiciteit is dus in feite verdwenen. Er zijn weldra evenveel katholieke kerken als er bisschoppen en bisdommen zijn. Ieder heeft zijn ziens‑ en denkwijze, zijn manier van verkondiging en zijn eigen catechismus.
Het is afgelopen met de katholiciteit.
En de apostoliciteit?
Ze hebben gebroken met het verleden. Indien ze iets hebben gedaan, dan is het dat. Ze willen niets meer weten van wat er vóór het 2e Vaticaans Concilie is gebeurd. Kijk maar eens naar het Motu Proprio van de Paus die ons veroordeelt. Hij zegt het duidelijk; de levende Traditie, dat is Vaticanum II. Men moet niet verwijzen naar de tijd van vóór Vaticanum II, dat is zinloos. De Kerk draagt de Traditie van eeuw tot eeuw met zich mee. Wat voorbij is, is voorbij, verdwenen. Heel de Traditie zit in de Kerk van nu.
Wat is dat voor een Traditie? Waar hangt ze mee samen? Hoe kan die in verband staan met het verleden?
Die nieuwe opvatting stelt hen in staat om het tegenovergestelde te zeggen van vroeger, en toch te beweren dat zij alleen de Traditie bewaren. Ja, dat vraagt de Paus ons; ons te onderwerpen aan de levende Traditie. Wij zouden een verkeerde opvatting over de Traditie hebben, omdat die (van hen) levend en dus evolutief is.
Maar dat is juist de modernistische dwaling! De heilige Paus Pius X veroordeelt in de encycliek Pascendi de termen ‘levende Traditie’, ‘levende Kerk’, ‘levend geloof’ enz. in de zin waarin de modernisten het verstaan, d.w.z. als een evolutie die van historische omstandigheden afhangt. De waarheid en de uitleg van de Openbaring zouden van historische omstandigheden afhangen.
De apostoliciteit; wij, wij zijn door het gezag verbonden met de Apostelen. Mijn priesterschap komt van de Apostelen; uw priesterschap komt van de Apostelen. Wij zijn de zonen van hen die ons de bisschoppelijke waardigheid gegeven hebben. Ons bisschopsambt is afkomstig van de H. Paus (Pius V), en via hem gaan we terug tot de tijd van de Apostelen. Wat de apostoliciteit van het geloof betreft; wij hebben hetzelfde geloof als de Apostelen.
Wij hebben niets veranderd en wij willen niets veranderen.
En dan de heiligheid. Wij gaan elkaar geen complimenten maken of lof toezwaaien. Wanneer we niet naar onszelf willen kijken, laten we dan het oog richten op anderen. Laten we nagaan, welke vruchten ons apostolaat heeft opgeleverd, hoeveel roepingen, hoeveel mannelijke en vrouwelijke kloosterlingen, en wat wij in de christelijke gezinnen hebben bereikt. Dank zij dat apostolaat ontluiken er goede, heilige, christelijke gezinnen. Dat is een feit. Niemand ontkent dat. Zelfs onze progressieve bezoekers uit Rome hebben de goede kwaliteit van ons werk moeten constateren. Toen Mgr. Perl tegen de zusters van Saint‑Pré in Fanjeaux zei, dat naar hun voorbeeld de Kerk weer zou moeten worden opgebouwd, was dat toch geen klein compliment!
Uit dit alles blijkt dat wij de merktekenen van de zichtbare Kerk bezitten. Dat de Kerk tegenwoordig nog zichtbaar is, is aan ons te danken. Die tekenen zijn bij de anderen niet meer te vinden. Er is bij hen geen eenheid van geloof meer, en juist het geloof is de basis van heel de zichtbaarheid van de Kerk.
De katholiciteit is het ene geloof in de ruimte. De apostoliciteit is het ene geloof in de tijd, en de heiligheid is de vrucht van het geloof, dat in de zielen een vaste vorm aanneemt door de genade van Onze Lieve Heer, door de genade van de Sacramenten. Het is helemaal onwaar ons te beschouwen als niet behorend tot de zichtbare Kerk. Dat is belachelijk. De officiële Kerk verwerpt ons, niet wij verwerpen de Kerk, integendeel! Wij blijven steeds verenigd met de Kerk van Rome en zelfs met de Paus, de opvolger van Petrus. Ik meen dat wij aan die overtuiging moeten vasthouden om niet te vervallen in de dwalingen die men nu aan het verspreiden is.
De Kerk verlaten?
Zeker, men kan opwerpen: “Zijn we verplicht de zichtbare Kerk (bedoeld: de officiële) te verlaten om niet verloren te gaan? Zijn wij verplicht om ons af te scheiden van de met de Paus verenigde gelovigen?”
Niet wij, maar de modernisten verlaten de Kerk. De uitdrukking ‘de zichtbare Kerk verlaten’ is foutief, wanneer daardoor de officiële Kerk en de zichtbare Kerk over één kam geschoren worden.
Wij behoren wel degelijk tot de zichtbare Kerk, tot de gemeenschap van de gelovigen onder het gezag van de Paus, want wij verwerpen niet zijn gezag, maar wat hij doet. Wij erkennen zeker het pauselijk gezag, maar men kan hem natuurlijk niet volgen, wanneer hij het gebruikt om het tegengestelde te doen van wat hem is opgedragen.
Dus de officiële Kerk verlaten? In zekere zin; ja, natuurlijk. Het gehele boek van de Heer Madiran “L'Hérésie du XXe siecle” (De ketterij van de 20e eeuw) is de geschiedenis van de ketterij van de bisschoppen. Wil men zijn ziel niet in het verderf storten, dan moet men dus dat milieu van de bisschoppen de rug toekeren.
Maar dat is niet voldoende, want juist Rome is het middelpunt van ketterij. Dat de bisschoppen zich aan ketterij schuldig maken (zelfs wanneer we die term niet nemen in de zin en met de gevolgen van de kerkelijke wet) is zeker ook aan de invloed van Rome toe te schrijven.
Wij moeten ons van die mensen verwijderen om precies dezelfde reden waarom wij personen mijden die door ‘aids’ zijn aangetast. Die ziekte zouden we niet willen oplopen. Welnu, onder de besmettelijke ziekten van de geest hebben ze ‘aids’ te pakken. Wanneer wij onze geestelijke gezondheid willen bewaren, moeten we niet met hen meelopen.
Ja, liberalisme en modernisme zijn binnengedrongen in Concilie en Kerk. Het zijn revolutionaire ideeën en de revolutie in de burgermaatschappij is overgeslagen op de Kerk. Kardinaal Ratzinger komt er trouwens rond voor uit: ze hebben ideeën aangenomen, niet van de Kerk, maar van de wereld, en ze menen die in de Kerk te moeten binnenloodsen.
De autoriteiten hebben absoluut niets veranderd in hun opvattingen over het Concilie, het liberalisme en het modernisme. Ze zijn anti-Traditie, tegen de Traditie, zoals wij die verstaan en de Kerk die opvat. Ze hebben daar een andere opvatting over. Omdat die van hen een evolutief begrip is, zijn ze tegen de onveranderlijke Traditie, waaraan wij vasthouden. Wij vinden dat alles wat de catechismus ons leert, van Onze Heer en de Apostelen komt, en dat er niets veranderd mag worden. Dat is een duidelijke houding. De drie delen van de catechismus komen van Onze Heer. Waarom er iets aan veranderen? Wij mogen ze niet laten evolueren. Het Credo, de geboden van God, de genademiddelen, de Sacramenten, het H. Misoffer en het gebed, het komt allemaal rechtstreeks van Onze Heer. Zo is onze catechismus, die ons gewoonlijk met ons Doopsel wordt meegegeven en die ons ter hand is gesteld. Dat is ons handvest, sinds Onze Heer heeft gewild dat iedereen gedoopt wordt, dat iedereen het Credo, de Tien Geboden en de door Hem ingestelde Sacramenten aanneemt, evenals het H. Misoffer en de gebeden. Maar voor hen is het niet zo. Voor hen evolueert dat alles en is het door Vaticanum II geëvolueerd. Vaticanum II is voor het ogenblik het einde van die evolutie.
Daarom mogen wij geen akkoord met Rome sluiten. Dat hadden wij kunnen doen, indien we er in geslaagd waren om ons volledig te beschermen, zoals we gevraagd hadden. Maar dat hebben ze niet gewild. Ze hebben ons de gevraagde commissieleden geweigerd; ze hebben het aantal bisschoppen waarom wij vroegen, geweigerd; ze hebben zelfs de bisschoppen geweigerd die ik hen voorstelde. Het was duidelijk: ze wilden ons geen zelfbescherming toestaan. Ze willen ons zonder meer van hen afhankelijk maken en ons de anti-traditie politiek opleggen waarvan ze bezeten zijn.
Rome is niet veranderd
Een voorbeeld kan ons aantonen dat er in de geest van de Romeinse autoriteiten niets veranderd is:
Op 1 mei is er in Venetië een heel belangrijk congres gehouden over de vrijheid van godsdienst in de tegenwoordige politieke omstandigheden. Het congres stond onder leiding van de Rector van de Universiteit van Lateranen, Mgr. Pierre Rossano, bekend om zijn zeer liberale opvattingen, en van Mgr. Pavan, de schrijver van praktisch alle sinds Paus Johannes XXIII gepubliceerde documenten, die betrekking hebben op de sociale leer van de Kerk. De encyclieken van de Pausen Johannes XXIII, Paulus VI en Johannes Paulus II zijn zo goed als helemaal door hem opgesteld. Hij is de grote man in de denkwereld van het Vaticaan.
Die twee prelaten hebben de bijeenkomst te Venetië over de godsdienstvrijheid in de politieke wereld belegd en tevens geleid. Het is heel belangwekkend te horen wat ze over “verandering van opvatting over de godsdienstvrijheid” zeggen. Ze steken het niet onder stoelen of banken. Ze praten over de Tweede Wereldoorlog. Ze zoeken hun motivatie heel ver; reeds onder Pius XII begint men zich bewust te worden van het recht op godsdienstvrijheid, een bewustwording, dat is ontstaan in de tragedie van de Tweede Wereldoorlog. Daardoor, om een stereotype zinswending te gebruiken, werd het mogelijk “van het recht van de waarheid over te gaan op het recht van de persoon”.
Dat moeten we nader bekijken.
Het recht van de waarheid leert ons dat de ware godsdienst vrij is, maar dat de mens niet vrij is om zijn godsdienst, zijn waarheid te kiezen. Zeker, wij zijn gemaakt en geschapen met verstand en vrije wil, maar die vrijheid moet slechts dienen om de waarheid aan te hangen en niet iets anders. Want er is een fundamentele, essentiële band tussen de vrijheid en de waarheid. Die band verbreken door te zeggen: van nu af aan hebben we begrepen dat het er niet meer om gaat de vrijheid aan de waarheid te binden, maar aan de menselijke natuur, is een fundamentele dwaling. Onze natuur, met het verstand en de wil, is erop gericht om zich te hechten aan de waarheid. Maar nu, en de initiatiefnemers van het Congres van Venetië schrijven het in hun rapport, wordt het recht van de waarheid, de band die het subject van nature met de waarheid verbindt, opgeheven om het te vervangen door een recht van de persoon, een helemaal onafhankelijk recht. Dat zou nog wel gegrond zijn op de natuur, maar die wordt dan opgevat als de waardigheid van het vrije, autonome, ongebonden subject. De verslaggevers preciseren dat dit vooral moet gelden op godsdienstig gebied, waar het gaat om de keuze van de levensrichting.
Dat is verschrikkelijk. Alsof men zulke diep in de natuur verankerde dingen zou kunnen veranderen! God heeft ons geschapen voor de waarheid. Hij heeft ons de vrijheid niet gegeven om de dwaling te kiezen. Dat is onmogelijk. Wij hebben geen recht op de dwaling. Maar daar komt het recht op godsdienstvrijheid praktisch op neer: de natuur toestaan om vrij haar 'waarheid' te kiezen, dat betekent, haar recht geven op dwaling.
En alle Staten zouden dat moeten accepteren zonder er zich binnen de grenzen van de openbare orde tegen te mogen verzetten. Maar die openbare orde, dat is een heel rekbaar begrip! De gemeenschappen zouden de oecumene, de deconfessionalisering van de Staten en de vrijheid van alle godsdiensten goed moeten vinden. Ze zouden alles wat de mens uit zijn eigen duim kan zuigen als richtlijn moeten erkennen, alle ideeën die hem maar kunnen invallen en alle godsdienstige opvattingen, die hij zelf verzint.
Sinds de bewering dat de mens recht heeft op godsdienstvrijheid onderstrepen ze opnieuw het absoluut revolutionaire beginsel van de ‘Verklaring van de rechten van de Mens’, een echt duivels beginsel: ‘non serviam’, ik zal niet dienen, ik wil niet aan de waarheid onderworpen zijn.
Maar dat moeten wij wel degelijk. Onze Lieve Heer legt ons een waarheid op, zo is het nu eenmaal. “Wie niet gelooft, zal veroordeeld worden”. Zeker, we moeten verdraagzaam zijn omdat de mensen zich vergissen ... maar het beginsel van de godsdienstvrijheid bestaat niet en kan niet bestaan.
Ik vond het heel erg nodig, u dat te zeggen, om goed te laten zien dat Rome, in geen enkel opzicht, veranderd is. Die beschuldiging is niet uit de lucht gegrepen, maar gebaseerd op het officiële rapport van de bijeenkomst te Venetië, heel kort geleden nog: de 1e mei. De rector van de Universiteit van Lateranen heeft de leiding van heel de universitaire vorming van de kerk van Rome en van het Romeinse seminarie, en Pavan, zoals ik u al gezegd heb, is één van de leidende Romeinse denkers. Ze zijn officiële vertegenwoordigers van Rome. u ziet wat ze opnieuw bevestigen! Er is niets veranderd. Wij mogen zulke lieden niet volgen. Het zijn heel grote dwalingen.
Wat er ook gebeurt, wij moeten op onze weg voortgaan. Onze Lieve Heer laat ons duidelijk zien dat wij zo onze plicht vervullen. Wij ontkennen de van Rome niet. Wij ontkennen niet dat ze bestaat, maar wij mogen haar richtlijnen niet volgen. Sinds het Concilie mogen wij haar beginselen niet meer aannemen. Wij mogen er ons niet aan binden.
Ik heb bemerkt dat Rome ons zijn ideeën en zienswijze wil opleggen. Kardinaal Ratzinger zei altijd tegen mij: "Maar Monseigneur, er is maar een Kerk, u moet geen nevenkerk stichten". Welke is die Kerk voor hem? De conciliaire Kerk, dat is duidelijk. Hij heeft ons ondubbelzinnig gezegd: "Als men u dat protocol en sommige privileges toestaat, moet u natuurlijk ook accepteren wat wij doen. Dus zal men alle zondagen in de kerk Saint‑Nicolas‑du Chardonet ook een nieuwe mis moeten lezen". U ziet wel dat hij ons in de conciliaire Kerk terug wilde voeren. Dat kan niet, want het is duidelijk dat zij ons die nieuwigheden willen opleggen om een einde te maken aan de Traditie. Zij staan niets toe uit eerbied voor de traditionele liturgie, maar doen het alleen om de begunstigden te bedriegen en onze tegenstand te verminderen, om twijfel te zaaien in het blok van de Traditie en deze te vernietigen. Daar zetten ze overal hun krachten voor in.
De zusters van Saint‑Pré zijn bezocht door Pater Philippe, die hen heeft willen indoctrineren. Maar ik kan u verzekeren, dat hij op de koffie gekomen is! De bisschop van Carcassonne heeft via onze Pater Pozzera de zusters van Fanjeaux vriendschap en begrip aangeboden. Ook hij is van een koude kermis thuisgekomen! Maar ze gaan door en zullen terugkomen. Pater Innocent‑Marie heeft mij onlangs opgebeld, dat hij door de bisschop van Angers onder druk is gezet. Ze zullen blijven proberen om ons hier en daar met fantastische beloften een medewerker te ontfutselen en ons zo te pakken. Het is ongelooflijk, wat er aan oorlogsmateriaal tegen de Traditie wordt ingezet! Maar Onze Lieve Heer laat niet toe dat wij verdwijnen.
Na de bisschopswijdingen verwachtte ik toch wel een zekere achteruitgang van het kerkbezoek in onze parochies, 25 % misschien. Daarna zouden die gelovigen wel weer langzamerhand terugkomen. Ik zei: “Excommunicatie, schisma, breuk, enz. (de kranten smijten daarmee, dat doet de omzet stijgen), door die schok en die krantenkoppen zullen sommigen bang worden en afhaken”. Maar zie, de Goede God heeft duidelijk laten zien dat de mensen gezond verstand hebben; het tegendeel is gebeurd! We hebben nog nooit zoveel mensen in onze parochiecentra gezien. Overal is er een aanzienlijke toeloop te constateren. Dat is toch een grote troost.
Onze roepingen hadden kunnen afnemen, maar ze zijn toegenomen. De zusters in SaintMichel‑en‑Brenne b.v. die wat verdrietig waren, omdat ze weinig roepingen kregen, hebben er dit jaar tien! Zoveel hebben ze er nog nooit gehad. Dat zijn bewijzen van de zegen van Onze Lieve Heer; daarmee wil Hij zeker de bisschopswijdingen zegenen. Moeder Marie‑Jude schreef mij: “Dat is het gevolg van de bisschopswijdingen, Monseigneur!”
Ik geloof, en u weet beter dan ik omdat u meer dan ik in contact bent met veel gelovigen, dat er een bijzondere genade gegeven is, een nieuwe ijver, nieuwe verlangens om zich over te geven aan het geloof van de Traditie. Dat is een troostende en bemoedigende gedachte. Laten we Onze Lieve Heer voor die dingen danken en in alle eenvoud verder gaan.
Ik meen dat we ervoor moeten oppassen om door al te harde uitdrukkingen uiting te geven aan onze afkeuring van het gedrag van hen die ons de rug toekeren. Wij mogen hen niet betitelen op een wijze die als beledigend zou kunnen worden opgevat. Ik meen, dat wij daardoor onze zaak niet dienen, integendeel. Wat mij betreft, de houding die ik altijd tegenover hen die ons verlaten hebben aanneem (en God weet hoeveel er al waren zolang de Broederschap bestaat, zolang zijn er afscheidingen) mijn houding is altijd geweest: geen contact meer, het is afgelopen. Zij laten ons in de steek, zij lopen naar ander leiders, andere herders: geen contact meer. Zowel zij die als 'sedevacantisten' vertrokken zijn, als ook zij die zijn heengegaan omdat wij niet genoeg ‘pausgezind’ waren, allen hebben ons trachten te verleiden tot een polemiek. Ik heb nooit geantwoord. Ik bid voor hen en daar blijft het bij.
Zodoende kan geen van hen een brief voor de dag halen en zeggen: “Kijk eens, wat hij me heeft geschreven”. Een brief voldoende om hen de gelegenheid te geven tot de bewering: “Kijk, ik ben het eens met Mgr. Lefebvre. Hij heeft me acht dagen geleden nog geschreven”. Dan zou men er bijna onmiddellijk aan de kaak moeten stellen: “Ik heb wel geschreven, maar niet gezegd dat ik het met u eens was”. Dan volgt er weer een brief, en de polemiek is ontbrand. Je kunt je vinger niet in een wespennest steken. Wij moeten hen met rust laten. Ik meen dat er geen beter middel is om hen te laten nadenken en ze eventueel terug te winnen ... er zijn er niet veel teruggekomen. In elk geval kunnen ze niet zeggen, dat wij ten opzichte van hen onaangenaam geweest zijn of hen onrecht hebben aangedaan. Ik denk dat het de beste methode is, behalve indien er iets absoluut leugenachtigs wordt beweerd. Dan moet men een officiële mededeling publiceren om de zaak recht te zetten, zoals de Algemeen Overste heeft gedaan met de verklaring van Dom Gérard. Dat is normaal.
Maar wanneer men met brieven schrijven begint, kan men eindeloos doorgaan. En dan komt men er helaas gemakkelijk toe dingen te schrijven, die men achteraf betreurt of die niet menslievend zijn.