Heiligen der Lage Landen: de H. Egbert van Iona

Door Broeder René-Maria
De H. Egbert is bij de levensbeschrijving van de H. Switbertus al kort genoemd. Hij is volgens de overlevering in 639 geboren en heeft Willibrordus en Switbertus en hun gezellen ertoe aangespoord de nog heidense volken in de Lage Landen “uit de klauwen van de duivel voor Christus te redden”. Hij is er zelf nooit geweest, maar wordt toch in de bisdommen Utrecht en Haarlem gevierd, omdat zijn ijver de stoot gaf voor de bekering van deze volken. Vooral de H. Beda, een tijdgenoot, beschrijft in zijn Historiam Ecclesiasticam Gentis Anglorum de tijd en het leven van Egbert. In de 17e eeuw is dit opgenomen in de Acta Sanctorum, hiervan staat op Heiligen.net vertaald:
“Om tien uur ‘s morgens op de derde mei van het jaar 654 sinds de menswording van onze Heer Jezus Christus vond een zonsverduistering plaats, gevolgd door een verschrikkelijke pestepidemie… De ziekte woedde hevig en sleepte talloze mensen in het graf.
Met dezelfde hevigheid sloeg de ziekte over naar Ierland. Daar had men indertijd veel Engelsen wonen uit de betere standen… Mensen die zich daarheen teruggetrokken hadden om zich ongestoord aan de godsdienst te kunnen wijden en de heilige boeken te raadplegen.
Onder deze pelgrims nu bevonden zich twee jongemannen: ze waren van adel en hadden een gaaf karakter. Zij heetten Edelhun en Egbert. Op het moment dat de ziekte uitbrak, verbleven zij juist in een klooster, dat in de taal van daar Rathmelsigi heette. Eén voor één zagen zij hun vrienden om zich heen wegvallen; de ene helft namelijk werd weggerukt door de dood, terwijl de andere helft op de vlucht was geslagen. De twee jongens waren door de pest aangetast en lagen doodziek op bed.
Egbert was ervan overtuigd dat zijn laatste uur geslagen had. Hij stond op en begaf zich naar een plek die nu geheel rustig was. Daar overdacht hij in alle ernst het leven dat hij tot nu toe had geleid. De angst sloeg hem om het hart. En hij bad tot God dat deze hem niet uit het leven zou wegroepen, voordat hij zijn fouten en tekorten een beetje had kunnen goedmaken in dit leven. Hij bekrachtigde zijn gebed met het voornemen Groot-Brittannië te zullen verlaten, voortaan elke dag naast de gewone breviergebeden alle psalmen van voor tot achter te zullen opzeggen, tenzij dat door ziekte onmogelijk mocht zijn; en ten slotte beloofde hij elke week één volledig etmaal te zullen vasten. Daarna ging hij terug en kroop weer in zijn bed om uit te rusten.
Toen zijn vriend Edelhun naast hem wakker werd, sprak deze tot hem:
“Mijn vriend, wat heb je nu gedaan? Ik had gehoopt dat wij samen de reis naar het eeuwige leven zouden kunnen maken. Maar ik heb begrepen dat je bede is verhoord.”
De nacht daarop stierf Edelhun. En Egbert werd weer beter.
Later werd Egbert abt van datzelfde klooster Rathmelsigi. De goede ontvangst en het werk van bisschop Wilfrid van York bij de Friezen onder hun koning Aldgisl in 678-679 zal Egbert zeker hebben geïnteresseerd of geïnspireerd voor de Friezenmissie. Beda schijft over Egbert:
Hij was van plan om zegen te gaan brengen over vele mensen door als een apostel Gods woord te verkondigen aan een paar volken die er nog nooit van gehoord hadden. Hij had begrepen dat er nog heel wat van die volken waren in Germanië, waar ook de Angelen en Saksen van afstammen die tegenwoordig in Brittannië wonen... Deze volken behelsden o.m. Friezen, Rugenen, Denen, Hunnen, Oud-Saksen en Boructariërs. Er zijn in dat gebied ook nog een aantal stammen die er heidense gebruiken op na houden. Vandaar dat deze strijder Gods van plan was om er vanuit Brittannië heen te varen en er een paar uit de klauwen van de duivel voor Christus te redden.
Het waren echter hemelse machten en gebeurtenissen die hem ervan weerhielden zijn plannen ten uitvoer te brengen. Want op het moment dat… hij alle voorbereidingen had getroffen, kwam één van de broeders naar hem toe. Hij vertelde hem over een visioen dat hij de afgelopen nacht had gehad: ‘Mij verscheen onze oude leermeester met de boodschap: “Zeg Egbert dat hij de geplande reis niet moet maken. Want God wil dat hij de monniken op het kloostereiland Iona (of Hy) onderricht gaat geven."
Egbert beval aan de broeder er aan niemand iets over te zeggen. Misschien was het visioen gezichtsbedrog. Hij wilde zijn idee niet zomaar opgeven.
Na een paar dagen kwam diezelfde broeder… met de boodschap dat Egbert onmiddellijk naar Iona moest gaan… Weer beval Egbert de broeder aan niemand iets over het visioen te vertellen. Hoewel hij er nu van overtuigd was dat het visioen echt was, probeerde hij toch… zijn plan te laten doorgaan. Toen zij het schip hadden volgeladen met alles wat voor de reis nodig was, stak er ’s nachts zo'n geweldige storm op dat het schip op zijn zij in de branding terecht kwam en een gedeelte van de lading verloor… Als een andere Jonas erkende Egbert: 'Deze storm is te wijten aan mij.' Hij gaf zijn plannen op en berustte erin thuis te blijven.
Wictbert (Wigbert), één van Egbert's gezellen, stond bekend om zijn wereldverzaking en om zijn kennis van de leer. Hij ging scheep en zette in Friesland voet aan wal. Daar verkondigde hij twee jaar lang onafgebroken aan het volk en zijn koning Rathbed (Radboud) het woord des levens. Maar al zijn pogingen leverden bij zijn toehoorders geen enkel resultaat op. Toen keerde hij terug naar zijn geliefde land van ballingschap en wijdde zich als vanouds toe aan de Heer in de stilte.” De H. Wigbert stierf in 690 en wordt op 12 april gevierd.
Ondanks dat probeerde Egbert andere heilige, van ijver blakende mannen uit te zenden voor het predikingswerk. Onder hen blonk de priester Willibrord uit. Toen ze bij hem samengekomen waren, 12 in getal, werden ze uitgezonden…
Dit vond plaats in het jaar 690. Hiermee begint de definitieve bekering van de boven genoemde volken. De heilige Egbert is voor de verspreiding van het geloof in onze landen de wegbereider en drijfveer geweest. Hij onderhield ook contacten met andere grote kloosters en abdijen van zijn tijd, onder andere met Iona, waar hij tenslotte sterft.
“Iona wordt altijd geleid door een priesterabt; aan zijn gezag zijn allen onderworpen, ook de bisschoppen… Zij hielden er twijfelachtige praktijken op na, als het gaat over de Paasdatum. Maar ze leefden dan ook zo geïsoleerd dat de synodedecreten over het bepalen van de Paasdatum hen nooit bereikt hebben. Niettemin leefden zij gewetensvol naar de gebruiken die zij gevonden hadden bij de profeten, de evangelies en de geschriften van de apostelen. Zij hielden dus 150 jaar langer vast aan hun eigen Paasdatum, en wel tot het jaar onzes Heren 715.
Toen kwam de hoogst eerbiedwaardige en heilige vader, bisschop Egbert bij hen… Hij zette hun dwaling recht en zij bekenden zich sindsdien tot de juiste canonieke gebruiken omtrent het Paasfeest.
Hij, die de monniken van Iona de Romeinse Paasdatum leerde vieren, stierf er in het jaar 729, vlak nadat hij de Hoogmis van ‘s Heren verrijzenis had gevierd.
Bronnen: - ‘Historia Ecclesiam Gentis Anglorum’, H. Beda Venerabilis (+735, feestdag 25 mei): Bede: Book V
Heiligen.net: Egbert van Iona
‘Neerlands Heiligen in vroeger eeuwen’ J.A.F. Kronenburg cssr, deel 2, blz. 33-39. Tweede druk bij F.H.J. Bekker, Amsterdam 1903.
Société des Bollandistes. Acta sanctorum aprilis ([Reprod. en fac-sim.]) [Société des Bollandistes]. 1675. (Blz. 313-315)
Codex Egberti – Wikipedia