Heiligen der Lage Landen: De H.H. Wiro, Plechelmus en Otgerus

Bron: District België - Nederland

Door Broeder René-Maria

De HH Wiro († 710, feest 8 mei), Plechelmus († 713, feest 15 juli) en Otgerus († 713, feest 10 september) 

In deze levensbeschrijving zien wij drie missionarissen die samen vanuit Scotia (Ierland en Schotland) wensen uit hun al gekerstende land te trekken om elders aan de nog heidense bevolking Christus te preken. Zo komen zij tenslotte op de Petersberg (nu St. Odiliënberg), van waaruit zij in deze streek en elders de afgodendienst bestrijden en de weg ter zaligheid door hun woorden leren en door hun voorbeeld tonen. Het volgende is een samenvatting van hun afzonderlijke vita’s: 

Wiro en Plechelmus worden beiden in Scotia (voor de 11e eeuw wordt de naam Scotia ook voor Ierland gebruikt) geboren uit een oud, adellijk geslacht. Zij leren de deugden en vaardigheden bij de priesters en andere geestelijken, die hun land er vele heeft voortgebracht sinds St. Patrick, Cuthbert en Columbanus en een groot aantal andere heiligen er het licht van het geloof hebben doen schijnen. Plechelmus is in zijn jeugd nederig en gehoorzaam. Zijn medeleerlingen zijn erg op hem gesteld. Hij leeft verstorven, bidt God om wijsheid en leest veel in de Heilige Schrift. Hij wordt priester gewijd en blijft zoals zijn naam aangeeft (Plech-helm= glanzende helm) alle aanvallen van de boze vijand met Gods hulp afweren. Wiro doorloopt de orden en wanneer de bisschop van zijn stad sterft, kiest het volk hem als opvolger. De inwoners van het eiland zijn gewoon eerst zelf een bisschop te kiezen en dan de gekozene naar Rome te sturen om hem door de paus tot bisschop te laten wijden. Eenmaal gewijd moet hij dan naar zijn zetel en volk terugkeren. Wiro verzet zich lang tegen hun keuze, want hij wil alle wereldse eer vluchten. De mensen dwingen hem in te stemmen. Wiro bezwijkt voor de aandrang en gaat op weg naar Rome, eigenlijk meer uit verlangen naar de verre reis. Plechelmus sluit zich bij Wiro aan. Onderweg in Anglia (Engeland) sluit ook de diaken Otger zich bij hen aan. Wanneer het drietal bij de paus aankomt vraagt de paus waar zij vandaan komen en wat hun plannen en verlangens zijn. Wiro vertelt oprecht waarom hij naar Rome gestuurd is, maar dat hij eigenlijk geen bisschop wil worden, maar zich als vreemdeling elders wil vestigen. De paus zegt echter dat hij eerst het volk Gods ter wille moet zijn, verleent hem de bisschoppelijke waardigheid en vermaant hem zich niet elders te vestigen. Ook Plechelmus wordt tot bisschop gewijd. De paus begiftigt hen met relikwieën van heiligen en zendt hen naar hun vaderland terug. Zo komen ze behouden terug en worden als bisschop met vreugde door het volk ontvangen. Beiden leiden geruime tijd op deugdzame wijze een bisdom, maar de wens om voor God in den vreemde in hardere omstandigheden te werken blijft aanwezig. Ziende dat in Ierland iedereen christen geworden is en er voorspoedige tijden komen, nemen Wiro, Plechelmus en de diaken Otgerus de gunstige gelegenheid te baat om zich in het Frankenland in nog half heidense gebieden te begeven. De hertog Pepijn ontvangt met vreugde mannen met zulke kwaliteiten. Hij schenkt hen de Petersberg (nu St. Odiliënberg), waar er al een kapel, aan Maria gewijd, staat. Pepijn acht hen zo hoog dat hij blootsvoets naar hen toe pelgrimeert en Wiro als biechtvader kiest. Hij vraagt hem ook als raadsman om in alle beraadslagingen van de oudsten aanwezig te zijn. Wiro weet telkens, zonder aanzien des persoons of zich door vleiende taal te laten beïnvloeden, goede raad te geven en zo enkel God te behagen. Dan wordt Wiro echter ziek en sterft op de Petersberg. Hij wordt begraven in de Mariakapel, waar al het toegestroomde volk een wonderlijk zoete geur waarneemt en er menigeen genezing vindt. Plechelmus wordt door Pepijn uitgezonden om overal in zijn rijk de afgodendienst uit te roeien en kerken te stichten. Plechelmus dankt God voor deze uitverkiezing en bouwt op tal van plaatsen kerken voor de Heer. Hij overlijdt de 15e juli en wordt ook begraven op de Petersberg. Bij zijn graf krijgen blinden het licht van hun ogen terug, worden demonen verjaagd en de ledematen van menige zieke genezen. Otgerus doet in de dienst van God niet onder voor zijn leermeesters. Hij verwezenlijkt standvastig zijn doelstellingen, verdraagt alle tegenslagen met groot geduld en met grote naastenliefde voor anderen. Ook hij wordt ziek. Opgetogen maakt hij kenbaar weldra te sterven. Hij krijgt voor de laatste maal de H. Communie. Hij zegt: ‘In uw handen beveel ik mijn geest’, neemt afscheid en sterft. Hij wordt begraven in de Mariakerk, waar wonderen bij zijn graf de dienaar Gods verheerlijken. 

Wiro, Plechelmus en Otgerus worden eerst op de Petersberg vereerd, later zijn hun relieken naar Roermond gebracht en na vernielingen door protestantse troepen ongeschonden teruggevonden onder het altaar. Nu zijn ze terug in St. Odiliënberg. De H. Otgerus geldt als stichter van de kerk van Stadtlohn in Duitsland en wordt ook in Groningen vereerd. De St. Martinuskathedraal in Groningen heeft een relikwie van Otgerus, die bisschop Balderic van Utrecht (918-975) hen schonk. 

Dezelfde bisschop Balderic van Utrecht schenkt in 954 ook het grootste deel van de relieken van Plechelmus aan Oldenzaal en sticht er tevens een kanunnikencollege. Er zijn geen schriftelijke bewijzen dat Plechelmus hier werkelijk gemissioneerd heeft, maar het is wel aan te nemen, omdat Rovenius dit rond 1600 aangeeft en het zo door de vorige generaties doorgegeven is. De Oldenzaalse bevolking heeft zich altijd als Plechelmus-kinderen gezien. Zijn hoofd wordt er nu nog steeds in een kostbaar borstbeeld vereerd. In de loop der tijd heeft hij de Oldenzalers negen keer geholpen in de nood en zij hebben hem telkens een extra ring aan de vingers van het borstbeeld gegeven. De laatste kreeg Plechelmus aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, toen men bad tot St. Plechelmus om zijn schutse. De Geallieerden meenden al boven Duits gebied te zijn en bombardeerden al de steden. Zo zijn Enschede, Hengelo en Almelo die nog westelijker liggen gebombardeerd, terwijl Oldenzaal ongeschonden bleef. Om Plechelmus voor zijn bescherming te danken zamelden de inwoners na de bevrijding in 1945 goud in en maakten daarmee de negende ring die op het Plechelmusfeest in 1946 plechtig door Mgr. de Jong aan één van de vrije vingers van Plechelmus’ borstbeeld geschoven werd. 

Over de tijd waarin Plechelmus geleefd heeft is er een meningsverschil tussen de schrijver van Batavia Sacra, P. Pagi, en de Bollandisten. Rovenius meent met P. Pagi dat Plechelmus misschien dezelfde is als de bisschop Plechthelm van Whitehorn in Schotland, die Beda noemt bij het jaar 731 (zie de voetnoten bij Butler/de Ram). En dat Plechelmus na Marchelmus en Libuïnus, dus dat zou na 770 zijn, in Twente gemissioneerd heeft, terwijl de Bollandisten zeggen dat Plechelmus eerder geleefd moet hebben. Pepijn van Herstal, die in de vita van Plechelmus voorkomt, heeft namelijk maar tot 739 geleefd. De Bollandisten hebben het wel bij het rechte eind, hun waarschijnlijke sterfjaar ligt eerder rond 710 en 713. Maar tot hun verwijderde missiegebied mag ook Oldenzaal en omgeving gerekend worden. 

Bronnen: