JKI-Vlaanderen in het geboortehuisje van de H. Johannes Berchmans

Bron: District België - Nederland

Hier vindt u een verslag van de samenkomst van het JKI Vlaanderen te Diest met eronder enkele foto's. Tevens kunt u de prachtige predicatie van E.H. Jan De Bruyn lezen. Onderaan vindt u ook nog een groepsfoto.

Onze JKI-bijeenkomst van 24 november 2024 begon te Diest, in het geboortehuisje van onze patroon, met het Heilig Misoffer. Het altaar werd opgemaakt, de kaarsen aangestoken, de misdienaars deden hun toog en superplies aan terwijl de anderen het rozenhoedje baden.

Toen was het zover, de bel werd geluid en in processie vertrokken de wieroker, de acolieten, de ceremoniaris en de celebrant in processie naar het altaar. Het kyrie klonk smekend, het gloria vol liefde en het credo vol vast geloof door de kleine ruimte waar ooit een heilige geleefd had. En toen gebeurde het meest wonderbaarlijke. 'Hoc est enim corpus meum', en Onze-Lieve-Heer gehoorzaamde! Van toen af was hij onder ons. 

Tijdens de preek werden we aangespoord, naar het voorbeeld van onze heilige patroon te streven naar heiligheid. Dit is wat onze tijd het meeste nodig heeft. Niet zozeer de katholieke discussies, maar het voorbeeld van ware heiligen. We werden niet in het abstracte onderwezen, maar in het concrete. Vier middelen werden ons gegeven van het heiligheidsprogramma van onze patroon. Eerst en vooral de vaste wil om heilig te worden. ‘Ik wil heilig worden, en snel!’, zei de H. Jan meermaals per dag. De liefde tot het Heilig Misoffer en de Eucharistische Heer in het tabernakel. Het heilig verrichten van onze dagtaken, vooral in de kleinste zaken. Ten slotte, een ware Godsvrucht tot de Moeder Gods. “Als ik mijn Moeder bemin, ben ik almachtig, want al wat Maria vraagt, zal haar niet geweigerd worden”.

Na het H. Misoffer, vertrokken we in processie naar het beeld van onze patroon waar we onze toewijding van ons JKI vernieuwden. We sloten er af met een dankzegging. 

Deze gebeurtenis moest gevierd worden. We vertrokken naar een restaurant, waar we genoten van een stevige maaltijd. Nadien vertrokken we naar onze volgende bestemming, de basiliek van Scherpenheuvel. 

Hier aangekomen, werden we verrast door een prachtig pareltje van ons geloof, een prachtige basiliek.

Eén van onze JKI’ers nam het woord en vertelde ons het verhaal van dit bedevaartsoord. ‘Eens stond hier een eik met een Mariabeeldje in een nis. Na een wonder werd hier al snel een bedevaartsoord gemaakt. Er werd een houten kapelletje gebouwd’. Wat verder in de geschiedenis: ‘Toen Isabella en Albrecht landvoogd waren en in conflict kwamen met de protestanten, smeekten ze de hulp af van OLV-van-Scherpenheuvel. Ze beloofden haar in Scherpenheuvel een mooie kerk te bouwen. De protestanten werden overwonnen en al snel werd hier een barokke basiliek gebouwd ter ere van OLV’. 

Na de bezichtiging van de basiliek, begaven we ons naar de omliggende tuin. Hier was een rozenkransweg aangelegd waar we bij iedere statie een tientje baden.

Om de dag af te sluiten brachten we onze avond door in het huis van één van onze JKI’ers. 

 Een JKI-activiteit zou  geen volwaardige zijn, mochten we geen voordracht krijgen van onze aalmoezenier. Deze ging over de principeverklaring van Mgr. Lefebvre van 21 november 1974. Tijdens de voordracht kwamen er verschillende gevoelens bij mij naar boven. Enerzijds, het gevoel dat we bestolen zijn geweest van de schatten van ons geloof. Anderzijds, vreugde dat niet alles verloren is. 

Als afsluiter deden we nog een kleine quiz, waarna we ons huiswaarts begaven. 

Dank zij God en onze patroon voor deze mooie dag. 

Een JKI’er


 

« Ik wil een heilige worden, en in korte tijd »

Beste JKI’ers,

Het zijn de woorden van onze patroon, de H. Johannes Berchmans, die hier op 13 maart 1599 geboren werd.  Zo iets te schrijven is niets; maar zo iets te schrijven, en het daarna te doen, dat is inderdaad een sterke prestatie! Johannes Berchmans heeft deze krachttoer aangedurfd en tot een gelukkig einde gebracht. Hij stierf op 22-jarige leeftijd, in het jezuïetencollege in Rome. Hoe heeft hij dit gedaan gekregen ? 

4 punten wil ik jullie opsommen die zijn leven kenmerken: Ten eerste een vurig verlangen heilig te worden. Ten tweede: heilige trouw tot in het kleinste. Ten derde: een grote Eucharistische vroomheid en ten vierde: kinderlijke aanhankelijkheid aan OLV. 

Ten eerste: het verlangen naar heiligheid en onoverwinbare ijver. 

Op een dag kwam de zus van de heilige Thomas van Aquino op bezoek bij hem, om hem raad te vragen. “Beste broer, noem mij eens een voornaam middel op om een heilig leven te leiden.” Thomas dacht even na en gaf dan ten antwoord: “Kijk zus, verlangt gij heilig te worden, dan is het voldoende om het oprecht te willen”. 

Men moet het willen, men moet ernaar verlangen. Van de kant Gods hoeft gij niet te vrezen, Hij wil het, ongeacht waar gij staat in het leven, wat uw verleden geweest is of in welke levensstaat ge u bevindt. En als God iets wil, dan geeft Hij ook de nodige middelen daartoe. Als wij dus niet heilig worden en ons doel mislopen, want vergis u niet, in de hemel zijn enkel heiligen, dan ligt dat aan ons! Wij moeten dus heiligen willen worden, wij moeten een verlangen ernaar koesteren. 

De H. Hieronymus zegt dat het niet voldoende is te verlangen naar heiligheid, maar dat we ernaar moeten hongeren en dorsten, gelijk koning David het in de psalmen uitdrukt: “Gelijk een hert dorst naar waterbronnen, zo verlangt mijn ziel naar U o God” (Ps 41). 

Het boek der Wijsheid zegt over dezen, dat zij zullen schitteren “als vonken, die in een rieten bos rondlopen” (Wijsheid 3 , 7). Gelijk het vuur door een rieten bos loopt zodra het vuur gevat heeft, zo lopen diegenen die naar de heiligheid verlangen op de weg der deugd, zodra het goddelijke vuur in hen ontstoken is. 

Vele dingen dreigen, helaas, dat verlangen te onderdrukken of ten minste te verzwakken: de drievoudige begeerlijkheid, de afschrik voor den strijd, de vrees van zich telkens te moeten inspannen en uiteindelijk om aan de genade te beantwoorden en voortgang te maken. Niemand nu gaat een moeilijk, steil pad op, zoo hij niet vurig verlangt het doel te bereiken. We moeten ons dus doordringen van de noodzakelijkheid om dit verlangen levendig te houden en het zo nodig met alle middelen weer op te wekken.

Daarom is in de H. Schrift alles er op gericht om in ons dat verlangen te ontsteken. Inderdaad, daar wordt ons als ideaal de navolging van de goddelijke volmaaktheden en Jezus zelf als toonbeeld voorgehouden, daar wordt ons verhaald van zijn deugden en de dringende uitnodiging tot navolging daaraan verbonden. Waartoe geschiedt dit anders, tenzij om ons het verlangen naar volmaaktheid in te storten? 

De liturgie beoogt hetzelfde. In de loop van het kerkelijk jaar stelt zij ons de verschillende levensfasen van Christus voor ogen en wekt telkens overeenkomstige gevoelens en verlangens in ons op. In de Advent spoort zij ons aan om vurig te verzuchten, dat het rijk van Jezus in de zielen worde gevestigd. In den Kersttijd ontvlamt zij onze verlangens om dat rijk in onze harten uit te breiden. Van Septuagesima tot Pasen wekt zij ons op tot werken van boetvaardigheid om ons voor te bereiden op de genade van de Verrijzenis. Ten slotte nodigt zij ons, gedurende den Paastijd, tot de innige vereniging met God, en tot het ontvangen der gaven van de H. Geest, vanaf Pinksteren tot het einde van het kerkelijk jaar. Zo weet de Liturgie het gehele jaar door, onder verschillende vormen en om telkens nieuwe beweegredenen, ons op te wekken tot geestelijke vooruitgang. 

De ondervinding van de heiligen leert dat zonder dikwijls vernieuwd verlangen naar de volmaaktheid er geen voortgang is in het geestelijk leven. Zo zegt de H. Theresia : “Het is van groot belang onze verlangens niet te laten verslappen. Houden wij ons overtuigd, dat ook wij, met Gods hulp en eigen inspanning, na verloop van tijd zullen bereiken, wat zovele Heiligen door God ondersteund verworven hebben. Hadden zij nooit dergelijke verlangens opgewekt en niet getracht ze langzamerhand te verwezenlijken, dan zouden zij nooit zo hoog geklommen zijn ... O van hoeveel gewicht is het in het geestelijk leven zichzelve aan te vuren tot grootse zaken”

De H. Johannes Berchmans was ontstoken met een groot verlangen naar heiligheid. « Ik wil een heilige worden, en in korte tijd »

Toen Johannes zijn wens bekend maakte in te treden in de jezuïetenorde, was zijn vader daar niet zo mee gediend. 

Toen vader uiteindelijk toegaf, maar dat men thuis geen duit zou bijdragen tot de kosten, antwoordde Johannes met een woord van de H. Franciscus van Assisi « Vader, als deze kleren me tegenhielden, zou ik mij uitkleden tot op het hemd en zo de Sociëteit binnentreden »

Voor niets of niemand schrikt hij terug.  En ik weet, beste JKI’ers, dat de meeste onder jullie met gelijkaardig onbegrip te doen hebben bij jullie ouders of kennissenkring. Laat u niet afbrengen van uw geloof. Strijd voor Christus, Hij is het waard!

Ten tweede: heilige trouw tot in het het kleinste. 

Zijn novice-meester,  Pater Antoon Sucquet leerde hem die bijzondere vorm van heiligheid die hem zou gaan kenmerken. Volgens Sucquet is de volmaaktheid gelegen niet in het buitengewone, maar in het gewone op buitengewone wijze volbracht : niet het « wat » maar het « hoe» is van belang in het geestelijk leven. Dit heeft van Johannes Berchmans de grote heilige van het gewone leven gemaakt. « Doe wat ge moet, maar doe het goed », zegt het Vlaamse spreekwoord. 

De overtuiging dat het alledaagse werk in de ogen van God volstrekt geen alledaags belang heeft, zal hoe langer hoe vaster groeien in hem tot zij haar hoogtepunt bereiken zal in de schijnbaar paradoxale uitspraak : « Maximi facere minima », dat betekent : het grootste belang hechten aan de kleinste zaken. Zelfs het nietigste, onbeduidendste werk wordt groot in de ogen van God: door de stemming die men er in legt, door de richting die men er aan geeft, door de « zuivere » mening waarmede men het vervult. En zo is deze heilige er in geslaagd ons de heiligheid als een bereikbaar doel voor ogen te stellen. Het is geen heilige van wonderen en buitengewone daden, neen! Communia, sed non communiter; Het gewone maar op buitengewone wijze volbracht. 

Toen op 15 januari 1888 Paus Leo XIII plechtig Johannes Berchmans heilig verklaarde, sprak hij: “Het is zeker”, zo lezen we in de apostolische canonisatiebrief, “dat Johannes de deugden van zijn twee medebroeders, Aloysius van Gonzaga en Stanislaus Kostka, op een eenvoudigere na te volgen wijze in zich heeft uitgedrukt”. Dat blijft zijn roem : hij heeft de heiligheid dichter bij de mensen gebracht ...

Wees in het geestelijke een vrekkig koopman ! », zo sprak hij. Geen enkel werk, hoe klein ook, liet hij verloren gaan voor de eeuwigheid. In het kleinste legde hij een grote liefde.  

De heldhaftige heiligheid van Johannes Berchmans ligt wel degelijk hier : in het hardnekkig vasthouden-in-liefde aan de kleinste verplichting, in het meedogenloos trouw blijven aan God in de minste daad. In de schaal der menselijke waardeberekeningen zal zulk een leven misschien niet zwaar doorwegen; in de schaal van Gods waardering heeft het echter het gewicht van gedegen goud.

Van die ontstellende getrouwheid tot in het kleinste is zijn liefdevolle verering voor de regel van zijn orde een sprekend voorbeeld. Overdag had hij zijn regelboekje altijd open voor zich op tafel liggen, 's nachts legde hij het, als een gierigaard zijn geldbeurs, onder zijn hoofdkussen. 

“Ja, maar Eerwaarde, wij zijn geen religieuzen, wij hebben geen orderegel”. Klopt, maar ook de leek moet een regel voor zich opstellen.

Om heilig te worden, moet men zijn tijd wel benutten, zijn werken op bovennatuurlijke wijze verrichten en volgens een bepaald volmaaktheidsprogramma zijn leven inrichten. 

Met een dagprogramma of levensregel wordt de tijd wordt beter benut. Dit blijkt duidelijk, wanneer wij het leven vergelijken van iemand, die volgens een bepaalde orde leeft, met dat van hem die er geen volgt.

Zonder vasten levensregel gaat veel tijd verloren. Dit is onvermijdelijk, want 

1) men is dikwijls in twijfel, wat men eerst het best zal doen; men denkt na, men wikt en weegt het voor en tegen en daar men het dikwijls niet zoo gauw inziet, blijft men talmen, en dikwijls houdt men zich met nutteloze dingen bezig; 

2) zonder vaste dagorde verwaarloost men sommige plichten : daar men geen geschikte tijd voorziet of bepaald heeft voor de vervulling van deze plichten, gebeurt het, dat men ze gedeeltelijk nalaat, omdat men er later geen tijd meer voor vindt. 

3) Hieruit volgt onstandvastigheid : nu eens neemt men zich vast en ernstig voor alle geestelijke oefeningen trouw en stipt te verrichten, dan weer laat men zich door zijn gemakzucht meeslepen. Indien men een dagprogramma zou hebben, zou die onstandvastigheid niet voorkomen.

Met een goed omlijnde dagorde daarentegen, spaart men veel tijd: 

1) Hier geen aarzeling: men weet juist, wat men te doen heeft en wanneer. Kan men den dag niet op de minuut af indelen, de uren voor de geestelijke oefeningen, de arbeid, de ontspanning, enz. zijn ten minste juist aangegeven. 

2) Hier nooit of zelden iets onvoorziens, want zelfs met buitengewone omstandigheden, die soms voorkomen, heeft met rekening gehouden en bepaald welke oefeningen men dan kan verkorten of hoe men ze op andere wijze kan aanvullen, en wanneer men tot het gewone leven terugkeert, weet men direct weer, wat men te doen heeft. 

3) Hier geen onstandvastigheid : de dagorde zegt ons elk uur, wat wij dan te doen hebben. Zo gewent men zich aan orde, neemt men gewoonten aan, waardoor het leven zonder onderbreking wel besteed en in het goede bevestigd wordt : onze dagen zijn volle dagen, rijk aan goede werken en verdiensten.

En nu nog een ander heel kostbaar aspect van het hebben van een dagprogramma.

Een dagprogramma helpt ons om steeds bovennatuurlijk te handelen:

1) Onderhouden wij de voorgeschreven orde, dan beoefenen wij de gehoorzaamheid, zodat wij de verdienste van deze deugd aan die van al onze overige goede werken toevoegen. In dezen zin heeft men gezegd : naar de regel leven, is leven voor God, want zo vervult men zijn heilige wil. Daarbij ligt er in die getrouwheid aan de dagorde zonder twijfel ook een hoge opvoedende waarde : in plaats van willekeur en wanorde, die zo snel uit een niet goed geordende levenswijze voortkomen, heersen wil en plicht, dus ook orde en tucht. De wil is onderworpen aan God en de lagere vermogens buigen zich voor de wil.

2) Met orde valt het niet moeilijk bij alle handelingen bovennatuurlijke beweegredenen te hebben : het beteugelen van onze neigingen en grillen brengt alleen al orde in ons leven en richt ons handelen naar God. Wanneer men steeds voor iedere voornamere handeling een ogenblik in zich keert om de bovennatuurlijke intentie te vernieuwen, wordt ieder werk uitdrukkelijk geheiligd en omgezet in een akte van liefde tot God. Hoeveel nieuwe verdiensten dus elke dag!

Ja beste JKI’ers, deze dagplanning zal ons helpen stabiliteit te vinden in heel ons leven, ze schenkt daarboven echte geestelijke vreugde, waarnaar ons hart zo hunkert. 

We mogen geen grassprietje zijn dat door de wind in alle richtingen wordt bewogen, maar juist standvastigheid tonen wanneer het moeilijk is en de storm om ons heen raast.

We mogen ons niet laten domineren door onze wisselende gemoedsstemmingen. Deze stemmingen zijn net zo veranderlijk als het weer: soms zijn we blij en vol enthousiasme, dan weer verdrietig en lusteloos. Soms zouden we de wereld willen verlaten en alleen voor God willen leven, dan weer worden we bijna onweerstaanbaar naar de wereld getrokken. Kleine kinderen laten zich door deze stemmingen leiden, maar jonge mensen en volwassenen moeten geleidelijk leren zich te meesteren, d.w.z. hun plicht doen zelfs als ze er geen zin in hebben, vriendelijk te zijn zelfs als ze zich aan anderen ergeren, enzovoort. Op deze manier worden we kleine beelden en navolgers van de onveranderlijke God.

“Wilt ge een eeuwigdurende vreugde, houd u dan aan Diegene die eeuwig is” (Augustinus)

« Liever sterven dan om wille van mijn gezondheid een enkele regel te overtreden ! » Die getrouwheid aan zijn regelboek, dat hij met zijn kruisbeeld en zijn rozenkrans op zijn sterfbed in zijn handen hield geklemd, heeft hij met zijn hartenbloed bezegeld : hij is werkelijk doodgebloed op het slagveld van de kleine dagelijkse plicht.

Heilige trouw in het kleinste en het meest onbenullige met grote liefde te verrichten, vereist een geestelijke stuwkracht, die slechts door reuzenreserves van geestdrift en energie kan worden gevoed! En dan komen we bij ons derde en vierde punt: een grote Eucharistische en mariale devotie. 

Johannes hat een vurige verering voor de Eucharistie. Zijn ridderlijke trouw aan zijn Eucharistische Koning bracht hem ertoe 7 of 8 keer daags het tabernakel te bezoeken. Zijn bezoekjes duurden niet langer dan 10 minuten. 

Wanneer hij de H. Mis bijwoonde, volgde hij de woorden van de priester tot aan het offertorium, daarna doorliep hij in gedachten het lijden van Christus, te beginnen bij het gebed van Ons Heer in de hof van Olijven tot aan de Kruisiging bij het Sanctus.

Hij was altijd bereid om in te springen als er een misdienaar te kort was en van deze goede wil werd graag gebruik gemaakt. Het laatste jaar van zijn seminarieopleiding werd hij aangewezen om mis te dienen bij een oude zieke pater, die op ongeregelde uren de Mis las. Als de koster dan Johannes weer eens van zijn boeken kwam weghalen, vroeg hij: “Komt dit uur niet al te ongelegen, frater Johannes?”. Johannes antwoorde dan: “Broeder, mij is elk uur goed om de H. Mis te dienen!”

In Johannes brandde een groot verlangen naar de Eucharistie. Wij die iedere dag te communie mogen gaan, kunnen ons misschien moeilijk voorstellen, hoe zwaar het de heiligen viel een volle week op de communie te moeten wachten. Toentertijd konden de kloosterlingen enkel de Communie ontvangen op zon – en feestdagen. De gewone gelovigen gingen nog veel minder te communie. 

Wat een geluk voor Johannes als er soms een communiedag bijkwam, wanneer een feestdag op een weekdag viel! Wat een teleurstelling ook, wanneer een feestdag op een zondag viel: een Communie minder! En niettemin voelde Johannes zich bevoorrecht. Hij bedankte OLH iedere dag dat Hij hem in een orde gebracht had waar hij zo dikwijls de H. Tafel kon naderen. 

De relatieve zeldzaamheid van de hem toegestane communies brachten hem er toe meer zorg te besteden aan een goede voorbereiding en dankzegging. Daags voor een communiedag bracht hij een hele tijd door met bidden en het lezen van geestelijke boeken. Wanneer hij uit noodzakelijkheid het klooster verlaten moest en zich dus niet op de communie zo kon voorbereiden, ging hij niet te communie. 

Ten vierde: kinderlijke aanhankelijkheid aan Maria. 

“De godsvrucht tot de Heilige Maagd is de grondslag van mijn geestelijk leven”, verklaarde Berchmans een paar uur voor zijn dood. 

“Bemin ik Maria, dan ben ik zeker van mijn zaligheid en van de volharding in mijn roeping; dan kan ik ook van God verkrijgen al wat ik wil, en word ik bijna almachtig. En hij besloot : “Ik zal geen rust hebben vóór ik een tedere Godsvrucht heb tot mijn allerzoetste Moeder Maria.” 

Hij bad natuurlijk dagelijks het rozenhoedje, en iedere zaterdag vastte hij. ‘s Avonds voor hij naar bed ging, bad hij trouw zijn drie Weesgegroetjes. Hij sliep als een ridder in de wapens : met de rozenkrans aan de arm, of op het einde van zijn leven om de hals. 

Na zijn dood vond men onder zijn papieren een klein kaartje. waarop hij met zijn klein, haast microscopisch geschrift de volgende heerlijke geloofsbelijdenis had neergeschreven : 

“Ik, Johannes Berchmans, alleronwaardigste zoon van de Sociëteit van Jezus, beloof aan U en aan uw Zoon, die ik hier in het hoogwaardig Sacrament des Altaars tegenwoordig geloof en belijd, dat ik altijd en immer, uw Onbevlekte Ontvangenis zal erkennen en verdedigen. Tot staving waarvan ik dit met mijn eigen bloed ondertekend en met het naamcijfer van de Sociëteit van Jezus voorzien heb. In 't jaar 1620. Johannes Berchmans.”

lndien gij allen hier vandaag nog aan uw patroon het voornemen zou opdragen dat gij elke dag uw rozenhoedje zult bidden, ook al kost het u moeite en inspanning, dan zou u daarmee een rotsvast anker uitwerpen. 

Ja, Maria is de zekerste en snelste weg tot de hemel, zo leren verschillende heiligen. In haar armen moeten wij Jezus vinden. Zij is de gouden monstrans van onze mensgeworden God, zij is het blauwe uitspansel waarin de Zon is opgegaan! De Vlaamse jongeling die Maria dagelijks weet te vereren, wordt wat Sint Jan Berchmans geweest is : een jonge, heilige Vlaming. Amen.