Predicatie Mgr. Lefebvre op Allerheiligen

Bron: District België - Nederland

Preek Mgr. Lefebvre, Ecône Allerheiligen 1990

“De Voorzienigheid wil dat onze priesters heilig zijn”

In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.

Beminde medebroeders, dierbare  seminaristen, beminde gelovigen,

Ja, inderdaad, het is twintig jaar gele­den, op de dag af, dat ik mij naar Fribourg begaf, naar mgr. Charriere, bisschop van Fribourg, om hem naar het resultaat te vragen van zijn studie en het onderzoek dat hij had moeten doen over onze sta­tuten, onze constituties, die ik hem be­gin juli had voorgelegd. Hij had dus vier maanden tijd gehad om die constituties te onderzoeken, en ik beken dat ik met enige vrees naar het bisdom ging; de tijd was al zeer ongunstig voor elk werk van de traditie. Daarom vroeg ik mij af wat zijne excellentie mgr. Charriere mij zou  gaan antwoorden. Maar tot mijn verba­zing en mijn vreugde natuurlijk, zei hij mij dadelijk: "Maar natuurlijk, ik zal dat meteen voor u tekenen". Hij liet zijn secretaris roepen, vroeg hem de docu­menten ‑ de brief lag klaar ‑ en monseig­neur tekende in mijn bijzijn de aan­vaarding van onze statuten en constituties. Ik moet toegeven dat het voor mij een klein wonder was, en ik stelde mij voor wat de reactie zou zijn van onze eerste seminaristen op deze officiële aanvaarding van de stichting van de Priesterbroederschap St. Pius  X. Toen ik in de Rue de la Vignettaz kwam en dat bekend maakte aan de medebroe­ders die thuis waren ‑ en enkele van hen zijn nog hier aanwezig ‑ kwam er inder­daad een explosie van vreugde en ver­wondering. De Priesterbroederschap St. Pius X was officieel erkend door de plaatselijke Kerk van Fribourg, door zij­ne excellentie mgr. Charrière. En enige tijd later kregen dezelfde statuten, die voorzien van de goedkeuring van mgr. Charrière naar Rome waren gestuurd, ook de officiële goedkeuring van kardi­naal Wright, prefect van de Congregatie voor de Clerus, en de ondergetekende, de toenmalige secretaris van de congre­gatie, mgr. Palazzini, tegenwoordig kardinaal Palazzini. Derhalve erkenden kardinaal Wright en de huidige kardi­naal Palazzini de weldaad van deze sta­tuten en moedigden ons aan met het reeds begonnen werk door te gaan. Wat een genade voor de broederschap om die officiële erkenningen te krijgen! En ik denk dat, als de kerkelijke rechtskundi­gen zich over het document zouden buigen dat ons door kardinaal Wright is  gegeven, zij legitiem  zouden kunnen besluiten dat wij erkend zijn bij pause­lijk recht, want er was werkelijk sprake van een uiting van lof over onze statuten en constituties, officieel erkend door de Romeinse congregatie.

Allerheiligen                                                                                                                                                 

En, beste vrienden, ziet u niet een buitengewoon diep mystiek verband tussen deze officiële  erkenning van de broederschap en de dag van Allerheili­gen, dat volkomen correspondeert met het doel van de Priesterbroederschap St. Pius X? Het ligt in haar wezen zelf, zou ik zeggen, de heiligheid na te streven, niet alleen de heiligheid na te streven maar ook heilige dingen te doen. Wat is immers de priester, beste vrienden? sacerdos = sacra dans, hij die het heili­ge geeft, sacrificium = sacrum faciens, hij die het heilige doet. Ziedaar wat de priester is. En wij ontvingen de goed­keuring van onze priesterbroederschap op die dag van het feest van de hei­ligheid. Vrienden, laten wij die omstan­digheden niet vergeten, niets wordt bij toeval gedaan door de H. Voorzienig­heid. Ik ben er heel zeker van, dat de heilige Engelen zich daarboven ver­heugden deze samenloop te zien met de erkenning van deze broederschap, die ingesteld is om heilige priesters te vor­men, die de heiligheid zouden gaan ge­ven aan de gelovigen, op deze mooie dag van het feest van Allerheiligen.

Laten wij dus, als u wilt, even de gevolgtrekkingen maken uit dit verband. De Voorzienigheid wil dus dat onze priesters heilig zijn. Wat is de heilig­heid, tenzij de wezenlijke heiligheid, het Woord Gods zelf, Verbum Dei; het is het Lam dat wordt aangeduid in de Apoca­lyps, dat omgeven is door de vierent­wintig Oudsten en een ontelbare menig­te engelen en uitverkorenen, die zingen: "Heilig, heilig, heilig is de Heer onze God." Het gaat over het Woord, en wel over het vleesgeworden Woord.

De taak van de priester

Wel, wat doen priesters anders dan dat Woord Gods, dat heilige Woord, doorgeven door het woord, de prediking; wat doen zij anders dan zich tot de echo van het Woord Gods zelf te maken, het wezenlijke Woord Gods en van alle woorden die het vleesgeworden Woord, tijdens zijn verblijf hier op aarde, heeft gesproken. Ziedaar de taak van de pries­ter, echo te zijn, de echo van de Profeet. Wij moeten deze woorden getrouw overdragen aan alle gelovigen, aan allen die waarachtig kinderen van God willen zijn, aan hen die werkelijk willen pro­fiteren van de genade van Onze Heer Jezus Christus.

Wij geven dus dit Woord, dat het Woord Gods is, door; maar wij geven ook het vleesgeworden Woord door, et Verbum caro factum est ‑ het Woord Gods is vleesgeworden, Het heeft onder ons gewoond. En het werk waardoor Hij zijn genade, zijn leven heeft gegeven, het essentiële werk ‑ u weet het ‑ dat is het Kruisoffer. Het Woord meedelen door de woorden van God en het vlees­geworden Woord meedelen in het H. Misoffer: is dat niet de taak van de priester? Jezus Christus aan de gelovi­gen uitdelen in de H. Eucharistie, nadat de priester Hem weer tegenwoordig heeftgesteld, het heilig Kruisoffer heeft her­nieuwd en God heeft doen komen onder de gedaanten van brood en wijn. Wat een prachtig voorbeeld, nietwaar, wat een buitengewone taak! Ja, de priester is gemaakt voor het heilige, hij moet dan ook zelf heilig zijn.

De revolutie

U zult me misschien zeggen, en som­mige mensen zullen me zeggen: Maar waar was de Priesterbroederschap goed voor, had ze werkelijk een nut in deze tijd; waren er in de wereld niet al en heilige bisschoppen en heilige pries­ters? Helaas, helaas, wij moesten de revolutie constateren die gebeurde en die bezig was zich elke dag verder te voltrekken.

Het was 1970, het concilie had zijn deuren reeds vijf jaar geleden gesloten en had zijn rampzalige hervormingen ten uitvoer gebracht. Want wat was er, per slot van rekening, met die arme parochiepriesters gebeurd, van wie vele trouwens nog slechts in naam priester waren; zij hebben dat bewezen door hun priesterschap op te geven en in de we­reld terug te keren. Maar vele onder hen hadden nog het geloof bewaard en het verlangen om op heilige wijze het H. Misoffer op te dragen. Welnu, men ruk­te hun in zekere zin zowel het H. Misoffer als hun catechismus uit de handen, dus het woord van God, dat geschreven staat in onze traditionele catechismus, dat slechts de weerklank is van het woord van Onze HeerJezus Christus. Men ver­valste hun de catechismus, men vroeg hun een ander geloof te onderwij zen, dat niet meer het katholieke geloof is. Denkt u zich de pijn eens in van die priesters; en men dwingt hen nog heden ten dage aan alle kinderen in hun parochies te onderwijzen wat tegen hun geloof in­gaat, tegen het katholieke geloof.

En men heeft hun het H. Misoffer ontnomen, men heeft het totaal veran­derd, het veel dichter bij het protestantse Avondmaal gebracht dan bij het ware katholieke Misoffer, dat is duidelijk Deze verandering is ook veel priesters tot leed geweest, het heeft bij hen een diepe smart veroorzaakt. Velen hebben zich trouwens teruggetrokken. Bis­schoppen hebben zich teruggetrokken, zijn afgetreden om niet verplicht te zijn deze revolutie in praktijk te brengen. Veel priesters hebben hun parochies verlaten, zij die het konden hebben eveneens hun ontslag genomen. Ik heb er zien huilen van smart en ik ben ervan overtuigd, ik heb het al zo vaak gezegd, dat minstens de twee aartsbisschoppen van Madrid en Dublin zijn gestorven van verdriet over deze afschuwelijke hervorming, die de natuur van de pries­ter veranderde. Dat de priester niet meer het Offer kon opdragen, maar simpelweg een Eucharistie moest vieren, een sa­menkomst op protestantse wijze, en niet meer de ware catechismus kon onder­wijzen zoals hij hem zelf had geleerd in zijn kinderjaren, dat doorstak het hart van de priesters en met des te meer reden dat van de bisschoppen, die wisten dat zij in zekere zin verantwoordelijk waren voor wat zich in hun bisdommen af­speelde. Ja, deze vreselijke hervorming is een revolutie geweest die doorgaat, die nog niet is geëindigd.

De contra‑revolutie

Zeg mij dan, beste vrienden, beminde broeders, of de stichting van de Priester­broederschap St. Pius X overbodig, on­gegrond was. Zij is precies die contra­revolutie door de bevestiging van het geloof, het katholieke geloof van altijd, en zij is de contra‑revolutie door het opdragen van het ware Misoffer, dat de bron van de heiligheid is, de bron van het leven, want met het H. Misoffer moet men de zeven sacramenten zien, die als het ware de uitstraling van de Mis zijn: de voorbereiding erop of een gevolg ervan, maar die wezenlijk, intens zijn verbonden met het H. Misoffer. Heel het Ieven van Jezus, het leven van het Woord Gods, wordt ons meegedeeld door de H Mis en de heilige sacramenten en des te meer door Onze Heer Jezus Christus zelf in de H. Eucharistie, middelpunt van onze godsdienst.

Ja, het ontstaan van de Priesterbroe­derschap St. Pius X is zeker gewild door de Voorzienigheid en ik ben daar des te meer van overtuigd omdat ik soms, laat ik zeggen, misschien een beetje een weerspannig instrument ben geweest, want het is mij overkomen in de loop van dat jaar 1969/1970, dat ik mij af­vroeg of ik het plan niet moest opgeven Gelukkig had ik toen als mijn engelbe­waarders pater Aulagnier en mgr. Tis­sier de Mallerais naast mij gehad, die mij bemoedigden en mij zeiden, zoals, denk ik, de heilige engelen die O. L. Heer bijstonden in de hof van olijven, die Hem ingaven: Fiat voluntas tua ‑Uw wil geschiede. Zo is de broeder­schap gesticht en verwezenlijkt. En ik geloof, dat na een bestaan van twintig jaar, allen, zelfs de buitenstaanders die de broederschap niet volgen of het niet met haar eens zijn, wel verplicht zijn te erkennen dat zij door God is gezegend. Getuige degenen die vanuit Rome officieel bij ons op visitatie zijn gekomen en die in het gouden boek van het seminarie hun bewondering op schrift hebben ge­steld voor het werk dat hier in dit semi­narie gerealiseerd werd. Ja, de broeder­schap is gewild door de goede God, en ontelbare genaden zijn verleend. En ik denk dat dit de grote vertroosting is temidden van onze ontzaglijke beproe­vingen, want het is een enorme pijn, ons onbegrepen en zelfs verworpen te voe­len door de officiële autoriteiten van de Kerk, door hen die nu de leidinggevende posten bezetten, een pijn om wille van de vitaliteit van de Kerk, een pijn omdat wij zien dat de zielen massaal naar de hel gaan door de apostasie, de afvalligheid, die in Rome heerst.

Afvalligheid

Het is een werkelijke afvalligheid.  Onze Heer Jezus Christus wordt niet  meer geëerd zoals Hij het zou moeten worden, daar Hij God is, omdat Hij moet heersen en omdat Hij de Enige is die moet heersen, de Enige die recht heeft op de werkelijke godsdienst, op de godsdienst. Wij zien deze afvalligheid, een afvalligheid van de geest, door de omvorming van de deugd van geloof, dat geen waar geloof meer is, dat een gevoel is van het onderbewustzijn dat zich ontwikkelt in het binnenste van de mens en dat niets te maken heeft met het ware geloof; wij zien deze afvalligheid verder door de ongehoorzaamheid van de wil die de wet van God vervangt door het menselijke geweten, dus door de mens. God is vervangen door de mens, evenzeer in het verstand als in de wil, en dat is een zware zonde. Een voortduren­de zonde, die zich bijvoorbeeld uit in het laïcisme, de neutraliteit van de staat op godsdienstig gebied, die gewild is door de H. Stoel. Dat laïcisme is het openbare atheïsme en dat is een zware zonde, en die staten die voortaan dit officiële atheïsme verkondigen, dat gebaseerd is op de rechten van de mens, zijn in voortdurende staat van doodzonde en wettigen de zonde. Omdat zij de godde­lijke wet verworpen hebben maken zij nu wetten die tegengesteld zijn aan de goddelijke wet en die miljoenen zielen in blijvende staat van zonde brengen. De  wet op de echtscheiding brengt mensen die verantwoordelijk zijn voor hun  echtscheiding in permanente staat van doodzonde. De abortuswet brengt degenen die meewerken aan de abortus in staat van doodzonde, en zo zouden wij volgens de lijst van wetten kunnen af­werken die miljoenen zielen in staat van blijvende zonde brengen, en dat in de gehele wereld, in heel de christelijke wereld.

Bijgevolg kunnen wij in waarheid  zeggen, dat die menigten op weg zijn naar de hel. Als zij niet de genade terug­vinden op het ogenblik van de dood ‑laten wij dat hopen ‑, gaan zij naar de hel. Dat zei, dat toonde O.L. Vrouw van Fatima aan de kinderen: die menigten die verdwijnen, die afdalen in de hel. En dat met opzet, georganiseerd door een hele revolutie, die speciaal begonnen is in de universiteiten, onder zogenaamd verlichte geesten, die de gedachten van God en het wezen van God vervangen hebben door hun eigen gedachten, het goddelijk werk door hun geweten. Dat is de radicale zonde, dat is het uitsluiten  van God uit de geest, uit de wil, uit de ziel.                                                                                                                         ~.

Deze zonde is ontstaan in de universiteiten en vervolgens heeft de constitutie van de rechten van de mens zich in de revolutie verbreid. En nu liggen die con­stituties van de rechten van de mens aan de basis van al onze socialistische en vrijmetselaars‑maatschappijen.

Oproep aan de priesters 

Beste vrienden, u ziet onmiddellijk het belang van uw taak, want u bent hier als het ware in een universiteit. En daar­om moet u zich bewust worden van deze zware zonde, die de zonde is van de huidige mensheid, van allen die denken, helaas van de meesten. Het is dan uw beurt om weer de weg van God op te gaan, om te tonen dat de geest gemaakt is voor God, voor het Zijn, voor de werkelijkheid en niet voor de menselij­ke gedachten. Het is aan u om te tonen dat Gods wet de constituties van de rechten van de mens moet vervangen, die een belediging zijn voor God, enzo­voort. Wat een werk, wat een arbeid hebt u te volbrengen, beste vrienden!

U bent die kleine rest, die echter onverschrokken de fakkel draagt; wees niet bang hem te tonen, weest niet be­vreesd te tonen dat u priesters bent, traditionele priesters, priesters zoals de Kerk ze altijd heeft willen voortbren­gen, priesters voor de waarheid, pries­ters voor de heiligheid. O, wat een scho­ne taak, wat een mooie kruistocht hebt u voor u! De goede God laat u geboren worden op een moment, in een tijdperk van de geschiedenis der mensheid dat jonge mensen zoals u enthousiast maakt! Precies zoals het was voor de Makka­beeën toen zij de verdorven maatschap­pij van Israël verlieten, en zij waren met weinigen. Judas de Makkabeeër bevond zich met achthonderd soldaten tegen­over een leger van twintigduizend man en hij versloeg hen. Welnu, beste vrien­den, hebt vertrouwen, God is met u, Hij zal u niet verlaten. Zomin als God ons in de steek heeft gelaten in de afgelopen twintig jaar, evenmin zal Hij u in de steek laten in de toekomst, omdat God Zichzelf wil, God wil niet verdwijnen, Hij is God, Hij wil God blijven, niet alleen in de hemel, maar ook op aarde. En daarom wil Hij soldaten in zijn leger. En tot slot zou ik u de woorden willen voorlezen die de bisschop richt tot de priester aan het einde van de vermaning bij de wijding, woorden die zo goed passen bij de afsluiting, zou ik zeggen, van deze twintig jaar en tegelijkertijd bij de voorbereiding op de toekomstige ja­ren, die God aan de broederschap moge geven.

<<Waardeer wat u doet, volg datgene na wat u bewerkt, opdat u door het opdragen van het mysterie van de dood van Onze Heer zich inspant alle ondeugden en begeerten in u te doen sterven. Laat uw woorden een gees­telijk geneesmiddel zijn voor het volk Gods. Dat de goede geur van uw leven het genot van de Kerk van Jezus Christus uitmake. Dat uw woor­den en uw voorbeeld de opbouw van het huis Gods vormen, opdat de Heer ons niet op een dag zal straffen ‑ mij omdat ik u heb toegelaten tot deze waardigheid, u omdat u ertoe verhe­ven bent ‑ maar eerder ons ervoor zal belonen. Dat Hij zich verwaardige  ons dat te verlenen door zijn genade Amen.>>

Laten wij vragen aan de H. Maagd Maria, Moeder van de Eeuwige Hoge­priester en onze Moeder, ons te bewaren in de heiligheid van ons priesterschap Amen.

In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.