Privé-openbaringen, zegen of gevaar? (deel 1)

Bron: District België - Nederland

Door P. Gerd Heumesser, FSSPX Duitsland

Alleen in Italië zouden er vandaag de dag rond de honderd Mariaverschijningen zijn, zegt Stefano Cecchin OFM, president van de Pauselijke Marianische Akedemie[1]. Is dit een goed teken voor onze tijd, of eerder een reden tot bezorgdheid? In het Oude Testament was men eerder ongerust, wanneer er geen profeet was die tot het volk van Israël sprak. De duistere tijd voor Samuel beschrijft het eerste boek Samuel met de volgende woorden: “Nu was in die dagen het woord van Jahweh zeldzaam, en visioenen kwamen niet dikwijls voor” (1 Sam. 3,1). Is het dus wel goed, wanneer het wemelt van woorden die (zogenaamd?) van God komen en wanneer berichten over visioenen de ronde doen?

In het Oude Verbond sprak God door de profeten tot zijn volk, en Hij sprak vaak en op velerlei wijze (Hebr. 1,1). Hij sprak zo duidelijk tot hen, dat de profeten zeker wisten: “Hier spreekt de Almachtige tot mij.” En vaak legitimeerde Hij zijn profeten door hen wonderkracht te verlenen. Tegenwoordig leven we niet meer in het Oude Verbond. Het Oude Verbond was onvoltooid, toegespitst op Christus. Jezus Christus heeft voorgoed alles gezegd wat wij mensen moeten weten om in de hemel te geraken. De Openbaring van God is met de Apostelen afgesloten.

Desondanks spreekt de hemel ook na de tijd van de Apostelen af en toe tot een mens. Men kan ook zonder deze nieuwe hemelse boodschappen tot het eeuwige leven geraken, maar ze kunnen het een en ander wat verduidelijken. Zulke visioenen en mededelingen, die de hemel aan afzonderlijke gelovigen schenkt, hebben in de geschiedenis van de Kerk al veel bewerkt.

Het feest van Sacramentsdag bijvoorbeeld danken we aan de visioenen aan de H. Juliana van Mont Cornillon (1193 – 1258).

De H. Jeanne d’ Arc (1412 – 1431) had verschijningen van de H. Margaretha, de H. Catharina en de H. Aartsengel Michaël en zij heeft haar stemmen gehoord. Deze verschijningen brachten een beslissende wending in de honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk.

Aan de H. Catharina Labouré verscheen de Moeder Gods. Sindsdien hebben we de Wonderdadige Medaille, die al veel belangrijke bekeringen bewerkt heeft. In Lourdes en Fatima is al oneindig veel goeds gebeurd.

Vanwaar komen verschijningen?

Dat er verschijningen zijn en dat ze werkelijk van de hemel kunnen komen staat ontwijfelbaar vast.

Ook staat vast, dat de christenheid zich steeds bewust is, dat verschijningen en visioenen niet enkel van de hemel kunnen komen, maar ook van demonen.

Al in de ‘Aanwijzingen van de Vaders’, een verzameling van uitspraken van de woestijnvaders uit de vijfde eeuw, bevindt zich volgend verhaal en verschillende soortgelijke: “Eens verscheen de duivel, veranderd in een engel des lichts, aan een broeder en sprak tot hem: “Ik ben de engel Gabriël en tot u gezonden.” Hij echter antwoordde: “Zie na of ge niet tot een ander gezonden bent, want ik ben niet waardig, dat mij een engel gezonden wordt.” Direct verdween de duivel.”[2]

De woestijnvaders waren dus overtuigd dat niet alle verschijningen van de hemel komen. In veel gevallen bemoeit de duivel zich echter niet direct. Er zijn nog andere bronnen, waaruit ‘visioenen’ ontstaan kunnen.

Bedrog

Allereerst het simpele bedrog. Iemand kan doen alsof hij visioenen heeft en mededelingen van de hemel ontvangt, hoewel hij goed weet dat de woorden niet van de hemel stammen. Zo schreef bijvoorbeeld bisschop Pavao Zanic, bisschop van Mostar in 1990, in zijn tekst ‘De waarheid over Medjugorje’ dat de boodschappen in Medjugorje in wezen van een Franciskanerpater stammen, die ze aan de zieners doorgaf. En Michael Hesemann legt in verschillende werken uit, dat de boodschappen van het ‘Boek der Waarheid’ door een reclamemaakster uitgevonden worden. Soortgelijks lezen we bij de profeet Jeremias. Hij verkondigt dit woord: “Zo spreekt de Heer der Heerscharen; “Luistert niet naar het woord van die profeten, die voor u de toekomst voorzeggen. Ze verdwazen u slechts, en verkonden visioenen van eigen vinding, niet op Jahweh’s bevel!” “Ik heb die profeten niet gezonden: toch gaan ze hun gang; Ik heb tot hen niet gesproken, toch profeteren zij erop los!” (Jeremias 23, 16 en 21)

Inbeelding

Bij bedrog is er slechte wil. Er is echter ook een bron van ‘visioenen’ die noch hemels, noch duivels is en waarbij ook geen slechte wil meespeelt, namelijk de eigen inbeeldingskracht van de ‘ziener’. Producten van de eigen fantasie worden voor mededelingen van God gehouden. Ook dit was er al in het Oude Verbond. De profeet Ezekiël keert zich tegen mensen die enkel ‘zelfbedachte visioenen’ weergeven: “Zo spreekt Jahweh de Heer! Wee de dwaze profeten, die hun inbeelding nalopen, zonder dat ze iets hebben gezien! Als vossen op de puinhopen, zo zijn uw profeten, Israël!” (Ez. 13, 3-4)

Er zijn dus ‘profeten’ die hun eigen inbeelding volgen, zonder iets gezien te hebben! De leraren van de christenheid waren zich van dit gevaar bewust. Maar daarmee is nog niet het hele probleem beschreven. De H. Thomas van Aquino[3] wijst erop, dat zelfs een echte profeet niet altijd onderscheiden kan, of zijn eigen geest tot hem spreekt, of de geest Gods. Hij stelt zich de vraag: “Kan een profeet altijd onderscheiden, wat hij door zijn eigen geest zegt en wat hij door de geest der profetie zegt?”

In zijn antwoord toont hij dat het denken van een profeet op twee verschillende manieren beïnvloed wordt. Enerzijds spreekt God zo overduidelijk tot de profeet, dat het voor hem geheel duidelijk is, dat deze woorden van God komen. Tot Abraham sprak God duidelijk: “Neem Isaäk, uw enige zoon, die ge liefhebt, ga naar het land van de Moria en offer hem daar op een van de bergen die Ik u aanwijs als brandoffer.” (Gen. 22, 2) Abraham was zo zeker dat deze opdracht van God kwam, dat hij zelfs zijn enige zoon geofferd zou hebben, als de hemel niet opnieuw ingegrepen zou hebben. Maar niet altijd is het spreken van God zo duidelijk. Ook tot een profeet kan God door verborgen ingevingen spreken. Dan kan zelfs de profeet zelf naderhand niet zeggen of hij het zelf bedacht of dat God het hem ingegeven heeft.

Mengeling tussen Inbeelding en het werken van God.

Wanneer zelfs bij een profeet niet altijd duidelijk is wat van God of wat van eigen inbeelding afstamt, dan geldt dit ook van de ‘zieners’ bij privé-openbaringen.

Bij de visioenen van Anna-Katharina Emmerick bijvoorbeeld vindt men beide. Anna-Katharina Emmerick beschrijft in ‘Het leven van de H. Maagd Maria’ de plaats en de vorm van het huis waarin Maria gestorven is. En dat “ongeveer drie en een half uur van Efese op een berg aan de linkerkant…” Tot nu toe ging het merendeel van de geleerden ervan uit dat Maria in Jeruzalem gestorven en ten hemel opgenomen is. Men was van mening dat de Apostel Johannes pas na de ten-hemelopneming van Maria naar Efese was gegaan. Sinds de vijfde eeuw wordt aan de voet van de Olijfberg in Jeruzalem het graf van Maria vereerd. Desondanks zocht pater Jung van de Lazaristenmissie in Izmir aan de hand van de beschrijving van Anna-Katharina Emmerick naar dit huis en vond het op 29 juli 1891[4]. In 1951 verklaarde Paus Pius XII het huis van Maria als bedevaartsoort. Dit weten kan nauwelijks door de verbeelding voortgebracht zijn. Aan de andere kant bevatten Emmericks visioenen uitspraken die hoogst waarschijnlijk niet met het werkelijk gebeurde overeenstemmen, maar uit haar eigen voorstellingswereld komen. Ze beschrijft het kruis van Christus als een gaffelkruis, met kruisarmen “als de takken van een boom, (die) vanuit de stam opwaards lopen en leken op een y, als men haar onderste lijn tot op gelijke hoogte tussen de armen verlengen zou.” Zo was haar het kruis in de kerk van Coesfeld vertrouwd. Deze beschrijving zou dus uit haar eigen voorstellingswereld kunnen komen.

Hoe kan men echte van onechte boodschappen onderscheiden?

Om deze redenen is het zeer moeilijk echte hemelse boodschappen van onechte te onderscheiden. Zekerheid kan enkel een duidelijk en openbaar wonder geven, als bijvoorbeeld het zonnewonder in Fatima of de genezingen in Lourdes. In deze gevallen bevestigt de hemel door wonderen de echtheid. Zolang een zulke bevestiging door een duidelijk wonder ontbreekt, kan men enkel aan de hand van verschillende kentekenen een inschatting maken en zal men bij twijfel de boodschappen eerder als niet van de hemel komend bestempelen.

(Reeds verschenen in de Monstrans maart 2024)
 


[1] Katholisches.info 26-06-2023

[2] Migne Pl.Bd 73, geciteerd naar Sartory: ‘Lebenshilfe aus der Wüste’, blz. 121

[3] Summa II.II.171.5

[4] Hesemann, Michael: Stigmata – ‘Zij dragen de wonden van Christus’, Güllesheim 2006, blz. 153-158