Seminaristen uit de Benelux ontvangen de soutane, de tonsuur en de lagere wijding

Predicatie door E.H. Matthias De Clercq in Leiden op 26 januari 2025
In Christus beminden,
Op 1 en 2 februari zullen in ons Priesterseminarie van Zaitzkofen in Duitsland, belangrijke ceremonieën plaatsvinden. De bisschop zal dan namelijk aan de seminaristen van de eerste vier jaren, respectievelijk voor hun studiejaar hun de soutane, de tonsuur en de vier lagere wijdingen schenken. Dit heilig gebeuren staat helemaal niet ver van ons, daar drie van de 43 betreffende seminaristen uit onze Gerwense gemeenschap komen. Laat ons daarom vandaag op deze liturgische plechtigheden een blik werpen.
De ceremonie van de inkleding met de soutane, het geestelijk gewaad, op 2 februari, is voor de eerstejaars-seminaristen een passend begin van een openbaar leven in de Kerk. Op 2 februari brachten Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jozef immers het Kindje Jezus naar de tempel om Hem aan God te offeren in overeenstemming met de Wet. De seminaristen van het eerste jaar brengen op die dag een soortgelijk offer wanneer ze zich bekleedden met de priesterlijke kleding. De zegening van de kaarsen op dat Feest Maria Lichtmis herinnert de seminaristen ook dat zij een “licht voor de openbaring van de heidenen” moeten zijn. De kaars en de soutane drukken de publieke rol uit, die zij moeten vervullen. Van nu af aan zullen deze eerstejaars-seminaristen reeds door de meeste mensen aanzien worden als priesters, en alleen al door hun soutane zullen ze het licht van het geloof in de wereld brengen. Door hun soutane te dragen zijn ze als een levende preek. Het zwart van de soutane drukt uit dat ze niet meer voor de wereld leven, maar voor Christus. Net zoals onze Heer werd geprofeteerd als een “teken van tegenstrijdigheid”, zullen ook zij als leden van Zijn Kerk spot en kilheid moeten verdragen. De ingeklede seminaristen ontvangen als herinnering aan hun afsterven aan de wereld en hun schenking aan Christus elk een houten kruis.
De ceremonie van de Tonsuur start met een oproep van de aartsdiaken, in onze seminaries vaak de directeur. Hij roept in naam van de Katholieke Kerk de seminaristen van het tweede jaar, die nu nog leek zijn, met vermelding van hun naam, naar het priesterkoor. Het is voor deze jonge mannen, die misschien sinds hun kindsheid aan een geestelijke roep door Christus dachten, en Gods stem slechts als een onzekere bries in hun hart vernamen, de eerste keer dat zij een duidelijke waarneembare roep krijgen van zijden de Bruid van Christus: de katholieke Kerk. Met hun antwoord ‘adsum – zie hier ben ik!’ drukken ze hun daadwerkelijke wil uit Christus te verkiezen boven de goederen van deze vergankelijke wereld. Het zijn dezelfde woorden waarmede de jonge Samuel in de Verbondstent op de stem Gods antwoord gaf. De jonge man schenkt zich aan Gods Bruid de Kerk. Dit ‘adsum’ is nog niet het ja-woord zoals bij de subdiaconaatswijding, maar zijn toch reeds woorden van verloving. “Heer, hier ben ik, ik verlang in het huis Gods te dienen! Ik ben gekomen om U te beminnen; mijn ziel en die van de anderen te brengen naar het eeuwig leven!” De bisschop antwoordt: “De naam des Heren zij geprezen! – Sit nomen Domini benedictum!” De bisschop zal vervolgens de kleine tonsuur toedienen, wat betekent dat hij vijf kleine plukjes haar in kruisvorm van het hoofdhaar van de seminarist zal verwijderen. Men legt dit hoofdhaar af, zo het pontificale – het gebedsboek van de bisschop, uit liefde tot God. Men legt de werken van deze wereld af: hoogmoed, hebzucht en begeerlijkheid om bijzonder de deugd van vroomheid en de zelfverloochening te leven. De deugd van religio houdt zich daarmee bezig te geven wat God toekomt – anders dan wereldlijken die enkel aan zich denken. De Kerk heeft deze geëngageerdheid van de getonsureerden altijd geïnterpreteerd dat deze mannen zich aanmelden in de krijgsdienst, parallel aan het leger van het Romeinse Rijk. Ze dienen in het leger van Christuskoning. Wat krijgt het nieuwe lid van de clerus voor deze krijgsdienst terug? Het is de vraag die apostelen stelden: “Heer, wat zal ons loon zijn?” (Mt. 19,27) “Ieder die huis, ouders, broers, akkers, om Mijnentwil verlaat, zal het honderdvoudig terug ontvangen en het eeuwig leven!”(Mk. 10,29) God zelf zal hun erfdeel zijn. “Domine, tu es pars hereditatis mei!” Belangrijk te vermelden is dat de tonsuur geen sacrament is, noch een deelname aan het priesterschap. Het is een van de plechtigste sacramentaliën die de Kerk bezit – vergelijkbaar met de Nazireeër-belofte die bv. Johannes de Doper en de apostel Jakobus op zich genomen hadden: God gewijd zijn. Zichtbaar teken van de tonsuur is de witte surplis, teken van deugd en onschuld. Beschermheilige van de getonsureerden zijn de jonge heiligen Johannes Berchmans en Aloysius Gonzaga.

Toediening van de Tonsuur

De volgende stap in het derde en vierde jaar zijn de lagere wijdingen van deurwachter, lector, exorcist en acoliet. Ook deze wijdingen zijn niet sacramenteel omdat ze niet door onze Heiland als wijdingsgraad zijn ingesteld, maar door de Kerk. Zij bestaan echter al sinds oudste tijden. Kerkelijke geschriften van kort na het jaar 100 berichten reeds over alle lagere wijdingen en in het jaar 251 geef paus Cornelius hun aantallen in het bisdom Rome weer. Deze lagere wijdingen komen voort uit de diakenwijding, welke zelf wel sacramenteel is. Deze lagere wijdingen werden ingesteld omdat men wilde vasthouden aan het aantal diakens welke de apostelen op ingeving van de H. Geest hadden ingesteld: zeven. Onmogelijk konden per stad zeven diakens al het kerkelijk werk verrichten. Deze vier lagere wijdingen, anders dan de hogere wijdingen van subdiaken, diaken en priester, geven geen macht over het reëel Lichaam van Christus (de H. Hostie) en daarom wordt ook nog niet het celibaat gevorderd. Maar letten we op: Thomas van Aquino zegt: “Ondanks dat ze ‘lagere’ wijdingen worden genoemd, bezitten ze toch tegenover aardse ereposities een verhevener teken van grootheid en excellentie.” In elk geval heeft OLH quasi ook de vier lagere wijdingen uitgeoefend: Heeft Hij als portier niet de verkopers uit de tempel verjaagd? Heeft Hij als lector in de synagogen niet de Schrift gelezen en verklaard? Heeft Hij als exorcist niet de duivel uitgedreven? Heeft Hij als acoliet niet het licht van de goddelijke Waarheid in de zielen ontstoken en Zijn Lichaam en Bloed naar het altaar van de Calvarieberg gebracht?
De eerste lagere wijding is die van deurwachter – het Ostiariaat. Deze krijgt als taak de kerkklokken voor de erediensten te luiden en vervolgens de deuren van de kerk en de sacristie te openen en nadien weer te sluiten. Daarbij moet hij er op achtgeven of de personen welke deze ruimtes betreden waardig zijn of niet. Voor het begin van de liturgie dient hij de noodzakelijke liturgische boeken te openen, dus op de juiste bladzijden te leggen. De ostiarier is de deurwachter van het nieuwe paradijs Gods, de Kerk, waar de gelovigen zich kunnen voldoen aan de zoete genadevruchten van de Kruisboom van het Nieuwe Verbond. De deurwachter is als de engel met het vlammenzwaard die niet de Levensboom in het paradijs, maar de H. Hostie in het tabernakel moet bewaken. Hij zorgt als beheerder van de mysteriën Gods dat het Huis Gods en de attributen erin net, stralend en onbeschadigd blijven. De bisschop laat bij de wijding de seminarist de kerksleutel aanraken en hem de sacristieklok luiden. Dit is een deelname aan de sleutelmacht van Petrus. De hoogste en de laagste functie in de Kerk raken elkaar in deze wijding. Beschermheilige van deze wijdelingen is dus de H. Petrus, met de H. Joseph van Arimathea die de steen voor het graf van onze Heiland rolde.
De tweede lagere wijding is die van lector. De bisschop verklaart in zijn maning dat deze wijding slechts uitverkorenen toekomt. De H. Johannes Chrysostomus werd lector gewijd omwille van zijn geleerdheid en vroomheid. De H.H. Aurelius en Celerinus omwille van hun moed in de vervolging. De lectoren moeten de H. Schrift publiekelijk voordragen, andere lezingen voorzingen, de catechumenen beleren en ook brood en vruchten zegenen. Waar de deurwachter materiele sleutels kreeg om later als priester geestelijke genadenpoorten voor de zielen te openen, mag de lector aards brood zegenen waar hij later als priester het brood der engelen op het altaar zal doen neerdalen. De bisschop maant de lectoren het katholiek geloof te studeren. Vervolgens laat hij de wijdeling met zijn rechterhand de H. Schrift of een altaarmissaal aanraken. Tenslotte maant hij de seminarist dat wat hij leest en verkondigt ook zelf trouw te beoefenen. Beschermheilige van de lectoren is de H. Theodoulus welke tijdens het zingen van het Alleluja door een ketter een pijl in de keel geschoten kreeg en stierf.

Toediening van de wijding van Deurwachter

Toediening van de wijding van Lector
De derde lagere wijding is die van exorcist. Deze wijding geeft de macht om de duivels te verdrijven, orde te brengen in de processie van de gelovigen die te communie gaan en wijwater te voorzien waar het voor de liturgie noodzakelijk is. De bisschop roept de wijdelingen op ook zelf inwendig alles te verwijderen wat de heiligheid tegenover staat, zodat er niks in hen gevonden kan worden wat de duivel toebehoort. De wijdingsgenade wordt de seminarist geschonken doordat deze het Rituale Romanum aanraakt – met de opdracht het te bestuderen. Deze wijding mag enkel met de toestemming van de bisschop uitgeoefend worden. Beschermheilige van deze wijdingsgraad zijn alle heilige woestijnvaders welke zichtbaar en onzichtbaar met de Satan streden.
De vierde lagere wijding is die van de acolieten. Hun opdracht is het de kaarsen te dragen, de kaarsen in de kerk aan te steken, de wijn en het water de subdiaken aan het altaar te reiken. Bij de eerste opdracht hoort ook de Godslamp en te zorgen voor brandende kolen voor het wierookvat. Waar de andere vier wijdingsgraden voornamelijk aan de andere kant van de communiebank werkzaam zijn – de lekenkant, staat de acoliet reeds aan het altaar naast de hogere wijdingen. De bisschop draagt de seminaristen op zelf eerst als een licht te zijn en te branden vol ijver alvorens de uiterlijke taken van het acolytaat te verrichten. Imitamini quod tractatis! De wijdingsgenade wordt geschonken door het aanraken van de miskannetjes en een kandelaar met kaars. Beschermheilige van de acolieten is de H. jongeling Tharcisius, martelaar ter ere van de H. Hostie.
In Christus beminden, tenslotte, op het einde van onze overweging over de inkleding, tonsuur en de lagere wijdingen, zijn er twee dingen te doen of te bedenken, naargelang wie men is. Ieder, in elk geval, moet ten eerste voor onze seminaristen bidden opdat deze hun nieuwe wijdingsgraad naar behoren mogen uitvoeren en dat ze heilige priesters mogen worden. Moge hun getal vermeerderen! Moge hun heiligheid stralen! Ten tweede moeten wij priesters, die deze functies nog steeds uitoefenen, en de jongens/mannen welke deze wijdingen uitoefenen als leek, als misdienaar, hun taak eervol en tot stichting van de gelovigen verrichten. Ook daartoe moeten wij allen bidden. Moge, OLV, Koningin van de apostelen en de clerus, voor ons bidden. Amen.

Toediening van de wijding van Acoliet

Toediening van de wijding van Acoliet
Illustraties van de website van het Priesterseminarie Herz Jesu Zaitzkofen van diverse jaren