September: maand van de engelen

Bron: District België - Nederland

Predicatie E.H. Matthias De Clercq over de engelen.

„Prijst de Heer, gij engelen, looft Hem in eeuwigheid“

Omstreeks het jaar 1850 leefde er een jonge edele knaap, die de gewoonte had elke morgen de hl. Mis te dienen. Toen hij op een morgen, weer op de altaartreden knielde, bemerkte hij aan de linker zijde van het altaar een vreemde lichtende gestalte, die hem toe wenkte. Schuchter verliet hij zijn plaats en knielde op de andere zijde. En dan… plotseling…viel een luster van het plafond… net op de plaats waar de kleine misdienaar enkele seconden geleden geknield had. Deze knaap werd later bekend onder de naam: paus Pius IX.         

          Dierbaren, dat de engelen bestaan is zeker. Zelfs de heidense filosofen beamen hun existentie. Voor ons katholieken is dit zelfs een geloofspunt. Het vierde concilie van Lateranen definieert: “De Schepper heeft, in den beginne van de tijd, het geestelijke en lichamelijke, namelijk de engelen en de mensen voortgebracht.” De hl. Schrift spreekt op ontelbare plaatsen over het bestaan van de engelen. Zo lezen we dat Cherubijnen, na de verdrijving van Adam, de ingang van het paradijs bewaken. Ook bezochten er engelen aan Abraham bij de eik van Mamre. Ze kondigden Abraham de verwoesting van Sodoma en de geboorte van Isaac aan. En toen Abraham later zijn zoon Isaac uit gehoorzaamheid wilde offeren, greep hem net op tijd een engel bij de hand. De heerlijkste schrifttekst betreffende de engelen vinden we echter in het boek Tobias. Deze jongeling moest een verre reis ondernemen en werd vergezeld door de aartsengel Rafael. Rafael stond Tobias in gevaar met raad en daad ter zijde. Uit het Nieuwe Testament vinden we ook talrijke bewijzen voor het bestaan van engelen. De engel Gabriel verscheen aan Zacharias, Maria en Joseph. Ja, onze Heer zelf getuigt, dat de engelen Hem bij zijn wederkomst zullen vergezellen.

          De kerkvaders, zij filosoferen een beetje en komen tot het besluit, dat het bestaan van de engelen zelfs tot de volmaaktheid van het heelal behoort. Want als wij de zichtbare schepping beschouwen, dan zien wij een doorlopende aaneenschakeling van wezens met een trapsgewijze gelijkenis met God. De levenloze stof bezit het zijn, de planten leven, de dieren hebben zintuigen, en eindelijk de mens is begaafd met verstand en vrije wil. Hij is het volmaaktste beeld van God in de zichtbare schepping. Toch is de schakeling van de steeds klimmende gelijkenis met God in het menselijk wezen nog niet voltooid, want God is reine geest. De ziel van de mens, hoe edel zij ook is, blijft nog steeds aan de materie gehecht. De mens is dus slechts een tussenschakel, die de wereld van het zichtbare met de wereld der geesten verbindt. Er moet dus een volledig geestelijk schepsel tussen de mens en God bestaan. Dat zijn de engelen. En zo, mijn dierbaren, leert onze catechismus: “De engelen zijn verheven, onsterfelijke geesten.” Deze definitie verdient echter nog een verklaring.

De engelen zijn geesten. Ze hebben dus geen lichaam, geen zinnelijke vermogens, geen hartstochten; zij zijn geheel onstoffelijk. Zij kunnen ook niet in delen of afmetingen beschreven worden. Augustinus zegt: “Zij zijn geheel en volledig in een plaats, maar toch ook in elk gedeelte ervan.” Door hun geestelijkheid kunnen engelen niet zien of horen; hun kennis is zuiver verstandelijk.

Zij zijn bovendien zuivere geesten, omdat zij niet bestemd zijn een lichaam te bezielen. Maar nu zou iemand een tegenargument kunnen opwerpen. In de hl. Schrift worden de engelen zeer dikwijls als lichamelijke wezens voorgesteld, bvb. bij Tobias of Isaias, waarin over twee serafijnen met zes vleugels wordt verteld. Dierbaren, ieder weet dat de hl. Schrift hier een beeldspraak gebruikt. Zij wil ons de eigenschappen van de engelen aanschouwelijk voor ogen stellen. Zo is het ook in de kunst. De engelen zijn in werkelijkheid geen knuffeldiertjes of puttos, zoals we ze soms afgebeeld zien. Telkens als er een engel verschijnt, getuigt de hl. Schrift, dat de mensen met vrees bevangen zijn. Maar toch drukt de kunst de eigenschappen van de engelen juist uit. Gewoonlijk worden engelen als kinderen afgebeeld om zo hun onschuld en eeuwige jeugd uit te beelden. Of vaak enkel als gevleugelde kinderhoofdjes als teken van hun onstoffelijkheid. De vleugels tonen hun bereidwilligheid om Gods bevelen uit te voeren – de muziekinstrumenten of wierookvaten hun liefde tot de lofprijzing Gods. De kleur van hun gewaden verbeeldt hun verschillende deugden.

Stellen we ons nu de vraag, welke gaven de engelen van God ontvangen hebben? Ze hebben vooral een grote kennis ontvangen. Het engelenverstand overtreft boven alle vergelijk ons armzalig verstand. Het menselijk verstand ontwaakt in de kindheidsjaren, moet dingen leren kennen met hulp van de zintuigen, moet redeneren en vergeet uiteindelijk toch veel. Het verstand der engelen is daarentegen in volle volmaaktheid geschapen, het kent geen morgenschemering, noch avondduister. Het is volkomen op alle gebied, omdat engelen hun kennis uit de aanschouwing Gods halen. Toch kent hun verstand nog grenzen. Zo kunnen ze niet de geheimen van het hart of van de genade kennen. God zegt: “Ik alleen, de Heer, doorgrond hart en nieren!” De engelen kunnen echter toch de gevolgen sneller uit bepaalde oorzaken erkennen. Daardoor kunnen bv. de engelbewaarders ons voor bepaalde ongevallen of gevaren bewaren.

Ten tweede, hebben de engelen van God, naast hun grote kennis, nog een grote macht ontvangen. Als geest kunnen ze op de lagerstaande materiële wereld inwerken, zoals dingen verplaatsen. Zij kunnen echter geen wonderen verrichten - zij kunnen niets zonder Gods toelating. Maar met Zijn toestemming kunnen ze lichamen aannemen, ziekten veroorzaken of genezingen volbrengen. Ze kunnen zelfs in ons zintuiglijke voorstellingen en gevoelens doen opkomen en zo onze wil trachten te beïnvloeden. 

De derde en grootste gave Gods aan de engelen is en blijft echter de heiligmakende genade.

Hoeveel engelen zijn er? Dat is onbekend, maar de profeet Daniel mocht eens in een visioen Gods troon aanschouwen. Daar scheen hem een ontelbare menigte van engelen aanwezig te zijn. Hij spreekt van duizendmaal duizenden en tienduizendmaal honderdduizenden. De hl. Cyrillus van Jeruzalem schrijft: “De engelen overtreffen de mensen in aantal, gelijk de hemelruimte het wint van onze kleine aarde.” 

We weten ook dat de engelen in verschillende scharen worden onderverdeeld. Ze vormen een welgeordende maatschappij met verschillende standen. Elke engel verschilt trouwens ook van een ander. Elke engel bezit een eigen individuele trek. Sedert de zevende eeuw worden alle engelen in drie rangorden en negen koren verdeeld: Gregorius de Grote deelt hen zo in: eerste rangorde: de serafijnen, brandend van liefde vuur, de cherubijnen stralend van goddelijke wetenschap en de tronen, die  de goddelijke vonnissen voltrekken. De tweede rangorde bestaat uit de heerschappijen die boven de overheden staan, die zelf de lagere engelen bevelen. De  machten bedwingen de boze geesten. De derde rangorde bestaat uit de engelen voor de uitvoering van gewone opgaven, de aartsengelen voor de hogere zendingen en de krachten als de grote wonderdoeners in Gods naam. 

Dierbaren, wat is tenslotte het praktische gevolg uit deze overweging over de engelen? Wel, ze moet in ons bewondering over Gods wijsheid wekken. Prijzen we God, dat Hij zo wonderlijke wezens als de engelen geschapen heeft. Grote, machtige, verstandelijke, geestelijke wezens. Ze zijn veel verhevener dan ons. Maar toch staan zij niet ver van ons, want iedere mens heeft een engelbewaarder. Volgen we dus ook het voorbeeld van de hl. Theresia en spreken we vaak met onze engelbewaarder. Vragen we dat onze engelbewaarder voor Gods troon onze voorspreker wil zijn, in onze tijdelijke aardse aangelegenheden, maar vooral dat hij ons ooit in de hemel mag begeleiden. Sluiten we daarom in de lijn van deze aanmaning met het zo mooie gebed, dat elke katholiek bij het morgen- en avondgebed zou moeten bidden: “Engel van God, die mijn bewaarder zijt, aan wie de goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd, verlicht, bewaar, geleidt en bestuur mij.” Amen.


 

Hymne ter ere van de H. Aartsengel Michaël

Gebed tot de H. aartsengel Michael: (Bouman, Groot Gebedenboek, pg 1184-1186)

Zend tot ons, barmhartige God, Michaël, den veldheer van de hemelse legermacht, om ons uit de hand onzer vijanden te bevrijden en ons ongedeerd te brengen tot U, onzen Heer en God. Mogen wij altijd tot onzen helper hebben hem, die in uw dienst een zo verheven plaats bekleedt; opdat wij met zijn bijstand het kwaad weerstaan, bloeien in deugden en, doordat het getuigenis van onze zonden is vernietigd, onze namen eens geschreven vinden in het boek van het eeuwige leven.

Heilige Michaël, aartsengel van God, vorst van de hemelse legerscharen, bode van den Geweldige in den hoge, allerhoogste bevelhebber in het eeuwige paradijs, gij die het volk van God te hulp gekomen zijt, sta mij, zondaar, bij voor het aanschijn van den hoogsten Rechter en verdedig mij door uw beschutting tegende hinderlagen van al mijn vijanden, zichtbare en onzichtbare. Gij, heilige Michaël, aartsengel van God, hebt in de kracht van den Almachtige den draak overwonnen, ook al verhief zijn hoogmoed hem schrikwekkend hoog. Gij regeert het christenvolk met hemelse macht. Gij biedt den Vader de gebeden aan van alle gelovigen. Gij leidt alle zielen naar de troon van den allerhoogsten God. Verhoor mij, bid ik, heilige Michaël; ik roep u aan en smeek nederig om de hulp van uw medelijden; bewaar mijn lichaam ongedeerd voor al de hinderlagen dezer wereld; bewaar mij, uw dienaar, door uw waakzame leiding bij al mijn werken volgens de wil van God. Verder smeek en bid ik u, heilige Michaël, aartsengel van God, gij die van den Heer de macht ontvangen hebt de zielen onder uw hoede te nemen om haar te voeren naar het paradijs van vreugde; gewaardig u welwillend mijn arme ziel in uw heilige schoot op te nemen, wanneer zij dit broze lichaam zal verlaten; ontruk haar aan de macht van de vijanden en voer haar door de kracht Gods tot in de plaats van verkwikking, vrede en rust, waar de zielen der heiligen met onuitsprekelijke vreugde zich verheugen in de eeuwige aanschouwing van God.

Bescherm en beschut in geheel het leven, Michaël, heilige geest, ons die in geloof onder de bescherming vluchten van uw heilige vleugelen; in het uur van de dood kom met uw grote mildheid, aartsengel, ons allen te hulp.

Aartsbevelhebber der hemelse legers, u bidden wij, onwaardigen, dat gij ons beschermt door uw gebeden in de schaduw van de vleugelen uwer geestelijke heerlijkheid, terwijl gij ziet hoe wij nedervallen en met aandrang roepen: Uit de gevaren verlos ons, gij die de veldheer zijt der hemelse krachten.

Gebed tot de H. aartsengel Gabriël:

Kracht Gods, heilige Gabriël, die aan de Maagd Maria de menswording van Gods eniggeboren Zoon hebt geboodschapt, en die in de hof Christus in zijn uiterste droefheid en smart hebt getroost en versterkt; ik loof en vereer u, uitverkoren geest, en ik bid u mijn voorspreker te zijn bij Jezus Christus, mijn Verlosser, en bij zijn gezegende maagdelijke Moeder Maria. Troost en sterk mij in al mijn ellenden, opdat ik nimmer door bekoring worde overmeesterd en God, mijn hoogste goed, beledige. Amen.

Veldheer Gods en priester van zijn heerlijkheid, der mensen gids en aanvoerder der geesten, vraag wat ons tot welzijn strekt en grote ontferming.

Met heilige lofspraak bezingt u vol vreugde het christenvolk; want gij verkondigt, aartsengel, aan de Maagd uit ons midden, dat het alscheppend Woord, op een wijze die menselijk begrip en woord te boven gaat, om onzentwil het vlees heeft aangenomen. Daarom eren wij u in alle eeuwigheid.

Gebed tot de H. aartsengel Raphaël:

Hemelse geneesheer en allertrouwste leidsman, heilige Raphaël, die den ouden Tobias het gezicht hebt teruggegeven, en den jongen Tobias op al de wegen van zijn reis geleid en in gezondheid bewaard hebt; wees de geneesheer van mijn ziel en lichaam, verdrijf de schaduwen mijner onwetendheid en sta mij voortdurend bij in alle gevaren van de pelgrimstocht dezer wereld, totdat gij mij gebracht hebt tot het hemelse vaderland, waar ik met u gelukkig in eeuwigheid het goddelijke aanschijn moge aanschouwen. Amen.

Gebed tot de engelbewaarder:

Heilige Heer, almachtige Vader, eeuwige God, die de leermeester zijt der heiligen en de gids op hun wegen, zend ons ten geleide den engel des vredes, opdat hij ons voere tot de plaats welke voor ons is bestemd. Zijn gezelschap zij ons tot vreugde, en geen vijand belage ons op ons pad. Verre mogen wijken de aanvallen der bozen, en de heilige reisgenoot moge altijd met ons zijn. Door Christus onzen Heer.