"Terminum vitae, sed non amoris!

Bron: District België - Nederland

Predicatie E.H. Matthias De Clercq op Allerzielen

„Terminum vitae, non amoris! - Einde van het leven, maar niet van de liefdeband!”

In Christus beminden, 

Allerheiligen en Allerzielen zijn de liturgische slotplechtigheden van het kerkelijk jaar, dat eindigt op de 24ste zondag na Pinksteren. Ons volk heeft deze twee plechtigheden steeds hoog in ere gehouden. En terecht! Want Allerheiligen en Allerzielen geven concrete gestalte aan de laatste artikelen van ons Credo: “Et exspecto resurrectionem mortuorum et vitam venturi saeculi – ik verwacht de verrijzenis van de doden en het leven van de komende eeuwigheid”. Onze Moeder de hl. Kerk voert ons dus in deze dagen als het ware tot op de grens van de tijd. Ze wil onze blikken op de eeuwigheid richten – op het hiernamaals en ons dwingen de vraag te stellen: “Wat is er gebeurd met de ontelbare mensen die geleefd hebben– wat staat er mij over enige dagen of jaren te wachten?” 

Eigenlijk weten wij, katholieken, als we onze catechismus kennen, dat onze ziel, indien we in Gods ogen barmhartigheid gevonden hebben, na onze dood een bewoner van het vagevuur zal worden. Wij zullen overgaan van de strijdende Kerk naar de lijdende Kerk. Het vagevuur is immers de reinigingsplaats voor die zielen, die in staat van genade gestorven zijn, maar nog niet toegelaten zijn in de hemel, tot de triomferende Kerk. In de biecht zijn deze zielen wel van de schuld der zonde kwijtgescholden, maar zij hebben nog de straffen uit te boeten. 

Werpen we vandaag een blik op de twee openbaringsbronnen, de hl. Schrift en de kerkvaders, om meer informatie over het vagevuur te vergaren. 

In het oude Testament geloofde men reeds vast dat er een vagevuur bestond. In het tweede boek der Makkabeeën lezen we namelijk dat de joodse veldheer Judas Makkabeus geld naar de tempel van Jeruzalem zond om offers te laten opdragen voor het zielenheil van zijn gesneuvelde soldaten. Hij zegt, dat “het een heilige gedachte is voor de gestorvenen te bidden en zo de vergiffenis en verzoening van hun zonden te bewerken.”

Ook uit het nieuwe Testament kan men citaten aanvoeren die het bestaan van het vagevuur aantonen. Zo zegt Jezus: “Verzoen u spoedig met uw tegenpartij, terwijl ge nog met hem onderweg zijt; anders zal uw tegenpartij u misschien overleveren aan den rechter, en zult ge in de gevangenis worden geworpen. Voorwaar, Ik zeg u: Ge zult daar niet uitkomen, voordat ge de laatste penning hebt betaald.” De kerkvaders benadrukken dat Jezus hier spreekt over het vagevuur. Tijdens het aardse leven moet men zich met God verzoenen, de zonden weer goedmaken, anders zal men na de dood in een gevangenis komen, waar men alles zal moeten uitboeten. De hl. Paulus spreekt op zijn beurt weliswaar niet direct over het vagevuur, maar wel over de sterfdag, waarop men geoordeeld zal worden. Hij zegt dat er sommigen zijn die onvolmaakt geleefd hebben, maar toch gered zullen worden… weliswaar na gereinigd te zijn door vuur.

Ook de kerkvaders geven prachtige teksten die we kunnen overwegen. Een eerste getuigenis vinden we bij Tertullianus. Hij zegt dat het bidden en offeren voor de doden een bevel is van de apostelen. De hl. Johannes de Damascener zegt hetzelfde: “De apostelen hebben ons bevolen in heilige geheimen, dus in het heilig Misoffer, voor onze overledene broeders en zusters te bidden.” De leer over het vagevuur is al zo oud als het christendom. Ze is geen uitvinding van de duistere middeleeuwen zoals het tegenwoordig vaak wordt afgeschilderd. De hl. Cyrillus van Jeruzalem leert rond het jaar 400: “Bij het heilig Misoffer gedenken wij de in het geloof ontslapenen. Wij geloven namelijk, dat de zielen voor wie tijdens dit heilig geheim gebeden wordt, het hoogste nut ervan hebben.” De hl. Johannes Chrysostomus, patriarch van Konstantinopel, zegt hetzelfde: „Niet om niets hebben de apostelen bevolen, dat bij het ontzagwekkende geheim der heilige mis aan de gestorvenen moet gedacht worden. Zij wisten zeer goed, dat de zielen hieruit een zeer groot nut en winst zou toevloeien. Wanneer namelijk het gehele volk met de priester daar staat met opgeheven handen en het goddelijk offerlam op ons altaar ligt, hoe zou ons smeekgebed voor hen dan het hart van God niet kunnen week maken?”

Overigens, ook ons verstand leert dat het zeer plausibel is, dat er een vagevuur bestaat. Vele mensen stierven weliswaar in vrede met God, maar hadden zich in hun leven toch te weinig bekommerd om heiligheid en boetewerken. Ze waren echter ook niet zo opstandig tegen God dat ze de eeuwige hel verdienden. Daarom moet er een plaats zijn, waar ze de reiniging van hun ziel bekomen alvorens zij de hemel kunnen binnentreden.

Stellen we ons nu nog een vraag. Hoe ziet het lijden in het vagevuur er uit? Wel, op aarde stelt God zich zeer snel tevreden met kleine werkjes van boetedoening die we ter Zijn ere doen. Hij beloont de vrijwillig gedragen kruisen grootmoedig en schenkt na leed weer perioden van vreugde en rust. In het vagevuur echter, lijdt men zonder loon, zonder ophouden, zonder troost. Sommigen blijven er lang, anderen kort. De hl. Thomas van Aquino leert, dat de straf van het vagevuur in wezen hetzelfde is als dat van de hel: het gescheiden zijn van God. Het is alleen een verschil in opzicht: De zielen van het vagevuur worden hierdoor gereinigd, terwijl de verdoemde zielen erdoor gepijnigd worden. De enen lijden uit Godsliefde, terwijl de anderen lijden uit wanhoop en Godshaat. De hl. Thomas zegt verder ook, dat de geringste straf van het vagevuur het grootste lijden op aarde overtreft. Waarom? Wel, omdat de eigenlijke straf van de zielen in het vagevuur daarin bestaat dat ze God niet mogen aanschouwen, het is bovennatuurlijk. Bij het oordeel door God hebben ze heel duidelijk ingezien dat God hun levensdoel was. Dat Hij boven alles lovenswaardig en beminnelijk is en al het andere aardse zinloos is. Deze goede God niet te bezitten en misschien nog lang op zijn aanschouwing te moeten wachten, en dit uit eigen zondigheid, dát kwelt de zielen. God is zo dicht bij, en toch zo ver weg. Deze twee aspecten, verlangen en liefde, zijn het vuur in het vagevuur: ze wissen het tekort aan liefde en verlangen tegenover God op aarde uit. Ook interessant is wat de hl. Catharina van Siena hieromtrent leert: “De ziel, die bij het oordeel Gods aanschijn heeft gezien, geheel zuiver, beslist zelf zich van haar eigen onvolmaaktheid te ontdoen. Zij merkt dat God het vagevuur geschapen heeft om de zielen van hun vlekken te reinigen en daarom stort ze zichzelf uit vrije wil in dit vuur. Pas nadien beschouwd ze zich waardig om door Gods armen omsloten te worden.”

Hoe moet onze houding tegenover de zielen in het vagevuur zijn? Mgr. Lefebvre zegt: “Daar zij onze broeders en zusters in het geloof waren, moeten wij getroffen zijn door een groot medelijden. Verder moeten wij beseffen dat wij waarschijnlijk allen hetzelfde verschrikkelijke leed zullen moeten dragen.” Vergeten we vooral nooit, dat de zielen in het vagevuur aan hun armzalige toestand en buitengewone nood zelf niets kunnen veranderen. Ze verwachten onze hulp. En terecht! Want wij hebben van hen, onze voorouders het zaligmakende geloof ontvangen. We zijn dus uit gerechtigheid verplicht dat te vergelden. Hoe is heel duidelijk. Ons staan namelijk alle rijkdommen der kerk ter beschikking. We hebben een overvloed van dat, waarnaar zij zozeer verlangen. Daarom moeten we vaak voor hen de sacramenten ontvangen, bidden, offeren, aflaten verdienen, hl. Missen laten lezen. Anders zal het ons ooit vergaan zoals de rijke vrek en de arme lazarus. De rijke had overschot van eten, maar weigerde er iets goed mee te doen. Toen beide stierven werd de rijke vrek wegens zijn onbarmhartigheid en eigenliefde in de hel gestoten. Nog iets anders, mijn dierbaren, moet ons klaar voor ogen staan: Op een dag zullen ook wij voor Gods rechterstoel staan en het vonnis over onze ziel vernemen. Wij zullen weten hoelang wij in die kerker van het vagevuur zullen moeten smachten. Hoezeer zullen we toch naar die hulp van op aarde verlangen! Vaak zal er echter niemand voor ons bidden. Niemand zal voor ons hl. Missen laten lezen. Dit probleem kunnen we nu reeds oplossen door vrienden te maken in het vagevuur. Deze zullen in de hemel zijn op het tijdstip dat wij aan ons grootste leed moeten beginnen. Zij zullen dan voor Gods troon onze voorsprekers zijn. 

Daarom, tenslotte, in Christus beminden, wil ik u de boodschap van Allerzielen nogmaals voor ogen houden: „Terminum vitae, non amoris!” We zijn wel van hen gescheiden in het leven, maar laat ons met hen verenigd zijn in de christelijke naastenliefde. “Heer, geef hen de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen. Dat zij rusten in vrede. Amen”