Het wezen van het geluk
Het wezen van geluk
Uw Levensleer, Walter Farrell en Martin J. Healy
Geluk: het doel van het mensdom
Met de liefhebbende vrijgevigheid van een Heer, wiens rijkdom nooit vermindert, hoeveel Hij ook aan anderen uitdeelt, heeft God de mens gemaakt als een beeld van zichzelf, een wezen met verstand en vrije wil, met het vermogen om zichzelf te besturen; en dan met een overmaat als het ware van goddelijke edelmoedigheid, heeft Hij aan de mens een aandeel geschonken in het bestuur van de stoffelijke wereld. “Laat Ons de mens maken als Ons beeld, op Ons gelijkend; hij heerse over de vissen van de zee, de vogels in de lucht, de viervoetige dieren, en over heel de aarde met alles, wat er op kruipt. En God schiep de mens als Zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.” (Gen. 1, 26-27)
In de lange geschiedenis van de mens op aarde lezen wij het verhaal van zijn inspanningen om de aarde te bevolken en haar aan zich te onderwerpen. Bij het opkomen en ondergaan van keizer- en koninkrijken, bij het op en neer golven van beschavingen en culturen, en zelfs bij de lichte rimpelingen in de wijde zee van het leven, teweeggebracht door de individuele daden van individuele mensen, zien wij hoe de mens meester tracht te worden over zichzelf en over de wereld, die God hem heeft geschonken. En of de mens zijn werk in de wereld nu goed of armzalig doet, wij weten dat de wereld glorie brengt aan God; want God is de absolute Meester over Zijn wereld.
Maar wanneer wij de verbijsterende ingewikkeldheid van het werk van de mens en de veelvuldige motieven die hem tot daden brengen zien, kunnen we niet nalaten de vraag te stellen, welke innerlijke drijfkracht de mens bij zijn werken beweegt. Werkt een arme slechts voor een korst brood of voor een dak boven zijn hoofd? Zoekt de rijke alleen maar een grote reserve op te bouwen bij zijn rijkdom? Stelt de losbol slechts belang in plezier? Is macht het enige doel van de eerzuchtige? Als het mensdom werkelijk één is, als alle mensen werkelijk dezelfde natuur bezitten, wat is dan de sleutel tot al hun daden?
Onder de veelvuldige en zelfs tegenstrijdige verlangens van de mensen kunnen wij het éne verlangen zien, dat aan alle menselijke verlangens eenheid en betekenis, kracht en beslistheid geeft. Alle mensen zoeken hetgeen zij zoeken om één reden: zij menen dat het hun voldoening zal schenken, zij geloven dat het vervullen van hun verlangens hen gelukkig zal maken. Geluk is het doel van alle menselijke activiteit, juist in zover zij menselijk, dat wil zeggen vrij en welbewust is. Het kind dat met zijn neus tegen de etalage van een snoepwinkel gedrukt staat, zoekt niet precies die chocolade, maar geluk. De mijnwerker in het binnenste van de aarde zoekt niet slechts kolen, maar geluk.
Omdat de mens kan nadenken, kan hij altijd verder zien dan de daad van dit ogenblik naar het geluk dat hij zoekt bij al zijn werk. Het doel van zijn daden is een lamp, die de weg voor zijn wil verlicht. Omdat het doel hem wenkt, gaat de mens zijn levensweg van de ene daad naar de andere, van de ene vrije keuze naar de andere. En het gemeenschappelijke doel, het laatste einde van alle menselijke daden is het geluk, het volmaakte goed, dat alle menselijke verlangens voldoet.
Het zoeken naar geluk is de gemeenschappelijke grond, waarop alle menselijke verlangens, alle menselijke idealen samentreffen. Het kind dat in de korte cirkel van een mallemolen rijdt, de straaljagerpiloot die sneller dan het geluid over de uitgestrekte aarde vliegt, de strandjutter die gretig zijn kleine schatten uitzoekt in het zand van het zeestrand, en de grote bankier die ernstig de loop van het financiële rijk in kaart brengt, zij allen zoeken naar geluk.
Valse doeleinden
De tragedie van de mens bestaat niet hierin, dat hij geen geluk kan vinden, maar dat hij het op verkeerde plaatsen zoekt. Omdat de verlangens van de mens onbeperkt zijn, kan geen enkel particulier goed, hetzij buiten hemzelf, hetzij in hem, hem volledige voldoening schenken. Want de natuurlijke goederen van de aarde, zoals voedsel, kunnen slechts in zekere mate gebruikt worden, ook al blijft het verlangen naar meer nog bestaan. En een overvloed aan geld, de kunstmatige rijkdom van de wereld, brengt geen rust, maar een rusteloos streven naar nog meer. Ook eer, goede naam of menselijke glorie kan de mens niet het volledige geluk brengen, waarnaar hij verlangt. Want deze goederen liggen buiten de mens; zij zijn het erkennen door de wereld van het goede dat er in de mens ligt. Vervolgens kan ook macht, zelfs de absolute macht niet alle verlangens van de mens voldoen; want macht brengt niet die rust en kalmte, die een karaktertrek vormen van het geluk. Veeleer moeten we zeggen, dat macht geen einde, maar een begin is; want macht moet aan het werk gezet worden en vraagt bijgevolg naar verdere daden, naar verdere doeleinden, verdere doelstellingen. Bovendien: macht kan zowel voor het goede als voor het slechte gebruikt worden; terwijl geluk alleen betrekking heeft op het goede.
Zelfs niet de particuliere goederen van het lichaam of de ziel van de mens kunnen hem die volledige voldoening schenken, waarin het geluk bestaat. De goederen van het lichaam, gezondheid, kracht, schoonheid en genot zijn tere dingen; zij nemen toe en zij nemen af en bij de dood houden zij op te bestaan. Het lichaam zelf bestaat voor de ziel; het is haar werktuig voor de taak van de mens in deze lichamelijke wereld.
Wij moeten dus zeker zeggen, dat het geluk van de mens slechts te vinden is in het goed van zijn ziel. En in zekere zin is dit ook waar. Maar juist zoals een jager meer op zijn hoede moet zijn naarmate hij dichter zijn prooi nadert, zo moeten ook wij hoogst zorgvuldig verder gaan als wij dichter het einde van ons onderzoek naderen; de definitie van het waarachtige geluk. Het is duidelijk, dat geluk niet de ziel zelf is; als dit zo was, dan zouden de mensen van het begin af aan gelukkig zijn. Doch dit is in strijd met heel onze ervaring. Ook is het niet een of andere particuliere volmaaktheid van de ziel, zoals wetenschap, verstandigheid of deugd. Want nogmaals, dit zijn particuliere goederen, die altijd iets overlaten om verder te worden nagestreefd. Neen, het enige object dat alle menselijke verlangens volledig kan voldoen is het absoluut universele goed, dat buiten de mens, zelfs buiten heel de geschapen wereld ligt. Niets kan de wil van de mens volledig voldoen uitgezonderd het universele goed, dat volledige rust geeft aan zijn begeervermogen; en dit is niet te vinden in enig schepsel, maar alleen in God. Het geluk van de mens is dus te vinden in het bezit van God. Kortom, God is het laatste object, het laatste einde van alle verlangens van de mens; en het bezitten van God door de ziel is geluk.
Maar kan de mens, wiens vermogens alle beperkt zijn, God, het oneindige Goed bereiken? Het is duidelijk, dat de mens God niet kan bereiken door een van de daden van zijn lichaam. Omdat God een zuivere Geest is, kan de mens God niet in zich opnemen, zoals hij bij de voeding het voedsel in zich op neemt. Ook kan hij God niet zien met de ogen van zijn lichaam of Hem horen met zijn oren, noch Hem met zijn handen betasten. Als het verlangen van de mens hierin bestaat, dat hij die absolute Geest bereikt, die God is, dan moet hij dat minstens doen door zijn eigen geestelijke vermogens van verstand en wil. Alleen het schouwen van God (de visio beata) kan dus ten volle alle verlangens van de mens bevredigen.
Het ware doel: het aanschouwen van God
Slechts het verstandelijk zien van God, die alle Waarheid is, kan een einde maken aan het speuren van het verstand om de Oorzaak van alle waarheid te begrijpen. Slechts het verstandelijk zien van God, die alle Goed is, kan rust en een nooit eindigend genot brengen aan het streven van de menselijke wil naar het universele goed, dat niets te verlangen overlaat.
Is deze visie van God voor de mens werkelijk mogelijk? Kan de mens het Wezen van God beschouwen, zoals het is in zichzelf? Het nietige, beperkte verstand van de mens is in zichzelf voor deze taak niet berekend. De kleine beker van de menselijke geest kan de oceaan van Zijn goedheid en waarheid, die het Wezen van God is, niet bevatten. Uit zichzelf dus durft de mens niet te beweren, dat hij God kan zien. Maar God heeft ons gezegd, dat Hij het ons mogelijk zal maken Hem te zien. “Geliefden, thans reeds zijn wij kinderen Gods; maar nog is het niet openbaar geworden, wat we zullen zijn. Toch weten we dat, wanneer de openbaring gekomen is, wij aan Hem gelijk zullen zijn; want we zullen Hem zien, zoals Hij is.” (1 Jh. 3, 2) Door de gave van God, beloofd door God zelf, die niet kan bedriegen noch bedrogen worden, kunnen wij hopen op hetgeen onmogelijk schijnt, het zien van God.
Geluk en het verstand
God zien zoals Hij in zichzelf is, dat is het wezen van volmaakt geluk. Maar dit is een daad van de geest, van het verstand. En de mensen zijn, zelfs na de dood, wanneer de ziel van het lichaam gescheiden is, niet alleen maar verstand. Het ligt in onze natuur te vragen wat er gebeurt met onze wil, die God zoekt in liefde; met ons lichaam, dat bij het zoeken naar God het instrument is van onze ziel; met onze vriendschap met andere mensen, die ons hebben geholpen om God te bereiken.
Geluk en de wil
Wat onze wil betreft, ligt het antwoord voor de hand. Door het verstandelijke zien van God zijn wij in het bezit van het Soevereine Goed en onze wil vindt noodzakelijkerwijze zijn genoegen in de aanwezigheid van God.
Geluk en het lichaam
Wat ons lichaam betreft, blijft het waar dat het wezen van volmaakt geluk ligt in het aanschouwen van God door de ziel. Bij het zien van God is de ziel volkomen in rust. Maar omdat het voor de ziel natuurlijk is te verlangen naar het genieten van God op zulk een wijze, dat het lichaam in dit genot deelt, heeft God ons de verrijzenis van het lichaam bij het laatste oordeel beloofd. Dan zal onze ziel weer met het lichaam verenigd worden en wel zó, dat de volheid van het geluk in onze ziel ons lichaam geestelijk zal vervolmaken.
Ook is het duidelijk dat, wanneer deze gezegende vereniging van ziel en lichaam tot stand gebracht is, wij niet langer behoefte hebben aan de stoffelijke dingen van deze wereld, zoals voedsel en rijkdom, die voor het onvolmaakte geluk van het tegenwoordige leven noodzakelijk zijn. De uitwendige goederen van het tegenwoordige sterfelijke leven zijn nodig om het dierlijke leven van ons lichaam in stand te houden. Maar onze verrezen lichamen zullen vergeestelijkt zijn, onsterfelijk gemaakt door de kracht van onze gezaligde ziel.
Geluk en vriendschap - de mogelijkheid van geluk
Wat de omgang met vrienden aangaat, nogmaals, dit is voor volmaakt geluk niet noodzakelijk. God alleen is dat Soevereine Goed, dat alle verlangens tot rust brengt. Maar de omgang met vrienden zal aan het geluk nog enige bekoorlijkheid toevoegen. En als er vrienden zijn, die eveneens de aanschouwing van God genieten, dan zal onze eigen liefde tot God ons ertoe brengen hen in God te beminnen. Daarom zal het volmaakte geluk met het beminnen van vrienden samengaan. Hoe moet dit volmaakte geluk bereikt worden? Omdat het zien van God, het wezen van volmaakt geluk, boven het natuurlijk vermogen van elk schepsel uitgaat, volgt daaruit, dat het slechts door de gave van God bereikt kan worden. Dit is zonder twijfel bovennatuurlijk, en een mysterie dat we nederig, in vertrouwen op het woord van God moeten aanvaarden.
Geluk en vrijheid
Maar het is niet in strijd met de eigen onafhankelijkheid van de menselijke persoonlijkheid. Strikt genomen zou een almachtige God ons hebben kunnen scheppen niet alleen met een aanleg om ons geluk te vinden in het zien van Hemzelf, maar zelfs met het feitelijke genot van zulk een aanschouwing. Dan zouden wij het volmaakte geluk genieten zonder er ooit om te hebben gevraagd, zonder ooit de vrijheid te hebben gehad om het te aanvaarden of af te wijzen. Maar God heeft de waardigheid van elk menselijk wezen te hoog gerespecteerd, om op die wijze te handelen. ... God heeft ieder van ons geschapen met een vrije wil, zodat wij onszelf tot Hem mogen keren om Hem de gave van volmaakt geluk te vragen. God heeft ons de vrijheid geschonken, zodat wij Hem kunnen zoeken en vinden door onze eigen vrije daden. Ofschoon het volmaakte geluk een gave van God is, zullen toch degenen, die het bereiken, dit doen door zelf gebruik te maken van hun eigen vrije wil. Een onderdeel van de bekoorlijkheid van het uiteindelijke geluk van de mens is het feit, dat hij het zelf heeft gekozen.
Ook toont de ervaring ons aan, dat dit volmaakte geluk niet kan gevonden worden in deze wereld. Niemand ziet in dit leven God van aangezicht tot aangezicht. Bovendien, volmaakt geluk laat niets te wensen over. Maar echt geluk moet blijvend zijn; anders zou de mens kunnen verlangen, dat het dit zou zijn. Omdat het tegenwoordige leven eindigt in de dood, is geen enkel tegenwoordig geluk blijvend en daarom kan het ook geen volmaakt geluk zijn.
Volmaakt geluk kan slechts bereikt worden in het volgende leven, enkel in de eeuwigheid. Zoals het leven in het zaad van een appel geen boom, geen bloesem en geen vrucht kan voortbrengen, tenzij het zaad sterft in de aarde, zo zal ook de vrije wil van de mens, zelfs met de genade van God, de vrucht van volmaakt geluk niet voortbrengen, voordat de mens sterft en opgroeit in de eeuwigheid.
Hoe dwaas zijn die mensen, die verdrietig schreeuwen om volmaakt geluk in dit leven. Zij zijn als een oververmoeid kind, dat huilt en met de voeten stampt en zijn vuistjes balt naar zijn vader, omdat het niet zo lang mag opblijven als zijn ouders. Als het kind opgroeit en sterker wordt, zal zijn kinderlijke zwakheid plaatsmaken voor de kracht van de rijpheid. Zo is het ook met het leven van de mensen in God. In de tegenwoordige wereld zijn wij als kinderen, die moeten bevredigd worden met de taak en het genot, dat aan kinderen eigen is. Als wij leven in overeenstemming met de vermogens en de gedragsregels die God, onze hemelse Vader, ons schenkt, zullen wij eens opgroeien tot de eeuwigdurende dag van blijvend geluk.