Oktober - Dag 10: Voortreffelijkheid van de rozenkrans
De kruisiging
De oefening van de rozenkrans beveelt zichzelf aan; het is genoeg er het onderwerp, het doel, de geest en de handeling van te kennen.
Het onderwerp is, God en Jezus Christus, zijn Zoon, te leren kennen, Maria te vereren en aan de allerheiligste Drie-eenheid dank te zeggen; de handeling is: de overweging van de heilige geheimen van de godsdienst en het doen van de drie schoonste gebeden van de Kerk: het Onze Vader, het Wees gegroet en het Eer aan de Vader; men begint gewoonlijk met het Geloof.
Een oefening van godsvrucht, op zulke grondslagen gevestigd, kan niet anders dan een voortreffelijke en hechte oefening zijn: ook wordt zij gerechtvaardigd door de rede, geheiligd door het gezag en bekrachtigd door de hulde van de overlevering; door wonderen gestaafd, door de eenparige samenwerking van de gelovigen begunstigd en eindelijk door de H. Stoel met de rijkste aflaten begunstigd.
De oefening van de rozenkrans wordt door de rede gerechtvaardigd. Om de voortreffelijkheid van die oefening te leren kennen, is het genoeg de overwegingen van de vijftien geheimen van de rozenkrans te lezen en de gebeden, welke men doet, uit te leggen; men zou zien, dat de rozenkrans tegelijk een boek van overweging, van gebed en van dankzegging is. Het is een boek van overweging over het leven, het lijden en de verheerlijking van de Zoon Gods, Jezus Christus, onze Heer; het is de hoofdzakelijke inhoud van het heel het Evangelie, het kort begrip van zijn leer en de verkorte geschiedenis van de grootheden van Maria.
Inderdaad: in de blijde geheimen of mysteriën, ontwaart de gelovige, hoe zeer God ons bemind heeft, zodanig, dat Hij ons zijn eigen Zoon gegeven heeft; hoe groot de ijver van Jezus Christus voor onze zaligheid was; welke weg Hij het eerst bewandeld heeft, om ons die af te bakenen, welke wij volgen moeten; hij verneemt er nog, welke hinderpalen tegen de zaligheid overwonnen moeten worden, de eer, rijkdom en genoegen, welke hij verachten moet; de deugden van ootmoed, armoede en gehoorzaamheid, welke hij te beoefenen heeft; in een woord; hij ziet in het leven van de goddelijke Zaligmaker alles wat zijn oneindige liefde voor ons gedaan heeft, en alles, wat wij voor Hem doen moeten.
In de droevige geheimen leert de christen de boosheid van de zonde kennen; welke afschuw zij in ons verwekken moet; de straffen, welke ons daarvoor wachten en de wraak, welke God op de onboetvaardige zondaars nemen zal, omdat Hij zijn eigen Zoon niet gespaard heeft. Hij ziet wat de zonde is, omdat een zo groot offer aan God nodig was, om voor haar te boeten; wat de hel is, omdat zoveel smarten nodig zijn geweest, om ons er aan te onttrekken; wat de hemel is, omdat de dood van de Zoon Gods nodig was, om die voor ons te verdienen; welke de waarde van onze ziel is, omdat zij tot een zo hoge prijs, de prijs van het bloed van een Godmens, vrijgekocht is geworden. Ach! Wie zou, wanneer hij het lijden van Jezus beschouwt kunnen weigeren zijn kruis met geduld te dragen? Hoe moet dat kruis ons als een lichte straf, in vergelijking met onze zonden, toeschijnen en met hoeveel dankbaarheid moeten wij het uit de hand Gods aanvaarden.
In de glorierijke geheimen, werpt de gelovige een blik op de goederen en de heerlijkheid, welke Jezus voorbereidt aan degenen, die Hem op aarde nagevolgd zullen hebben; op het geluk van een ziel, die door de H. Geest tot de genade verrezen is en op de onwankelbare grond van onze hoop, Jezus, in het hoogste van de hemelen, alwaar Hij onze Opperpriester, onze Voorspreker en onze Middelaar is; eindelijk ontwaart Hij in de verheffing van Maria en van haar kroning in de hemel, de grootheid van de Moeder Gods en de beweegreden van ons vertrouwen in haar macht en in de goedheid van haar, die tot koningin van hemel en aarde, uitdeelster van genade, moeder en voorspreekster van alle christenen, beschermster van alle volkeren en rijken gesteld is.
De rozenkrans is ook een gebedenboek; hij bestaat uit de meest gebruikelijke en volmaaktste gebeden van de Kerk. Wat is volmaakter dan het gebed des Heren, dat is te zeggen: het gebed, hetwelk de Heer zich gewaardigd heeft, ons zelf te leren. Kunnen wij een verhevener gebed spreken, dan dat goddelijk gebed uit de hemel neergedaald, hetwelk alles behelst, wat wij, ter verheerlijking Gods, voor onszelf en voor de naasten vragen kunnen. Wij vragen eerst de verheerlijking Gods, het volbrengen van zijn wil op aarde, zoals de engelen die in de hemel volbrengen; voor ons en de naasten de geestelijke goederen van de zaligheid, de tijdelijke goederen van het aardse leven en de eeuwige goederen van het rijk Gods, eindelijk de genade, om van de verleden kwalen, door de vergiffenis van onze zonden, van de tegenwoordige kwalen, door het behoeden van zonde, en van de toekomende kwalen, door de zegepraal over onze hartstochten, bevrijd te worden, opdat wij de vrede van dit leven en de gelukzaligheid van het toekomstige mogen genieten.
Wat is treffender dan het Wees gegroet, hetwelk wij in de eerste dagen van deze maand uitgebreid uitgelegd hebben? Dit gebed is samengesteld uit de woorden van de H. Schrift en van de Kerk, waardoor ons aan de grootheid en de voorrechten van Maria herinnerd wordt en de lof van Maria er bijgevoegd, om de redenen voor ons vertrouwen en de ijver van ons gebed nog te doen toenemen.
Wat is edeler dan het Eer aan de Vader, waarmee elk tientje besloten wordt? Geloofsbelijdenis ten aanzien van het geheim van één God in drie personen, welke wij niet genoeg prijzen en danken kunnen; lied van verheven dankbaarheid, hetwelk de gelovigen, op het voorbeeld van de hemelse koren, vaak in de kerkdienst, ter ere van de H. Drievuldigheid, herhalen.
Eindelijk, wat is meer geschikt om het geloof te voeden en te onderhouden, dan het uiten van die geloofsbelijdenis, de twaalf artikelen van het geloof, die de korte inhoud zijn van de voornaamste waarheden, welke wij geloven moeten. Ziedaar het hele plan van de rozenkrans ontwikkeld, ziedaar zijn geest, onder het bereik van eenieder gebracht; wel nu! Ik vraag aan elk verstandig mens, is er iets het minste in, hetwelk door de rede gewraakt kan worden? Men zou dus te veel eer aan de ongodsdienstigheid bewijzen, indien wij met ernst de nietsbeduidende vragen moesten beantwoorden, welke van haar onwetendheid geopperd heeft over de eenvormigheid van de gebeden van de rozenkrans, over de orde en de verdeling van de geheimen, waaruit hij is samengesteld; trouwens zo er van de ene zijde, niets eenvoudiger, niets natuurlijker is, kan er, van de andere zijde, wel iets schoner, diepzinniger en verhevener zijn? Is er iets aangenamer aan Jezus Christus en aan Maria, voordeliger aan de mens en, bijgevolg, God waardiger? Wat kunt gij God groter toewensen, dan de heiliging van Zijn Naam, de komst van zijn rijk, en het volbrengen van zijn wil? Wat kunt gij aan God vragen, wat u noodzakelijker is, dan uw dagelijks brood, de vergiffenis van uw zonden, hulp tegen de bekoringen, verlossing van de ware kwalen? Wat kunt gij Maria aangenamer zeggen, dan de woorden van de aartsengel, doen deze haar het geheim van de Menswording boodschapte? En kunt gij de bescherming van Maria beter inroepen, dan door haar te bidden, uw middelares te zijn in uw leven en in het uur van uw dood? Bewonder de goddelijke Voorzienigheid; zij heeft het voorschrift van onze gebeden en de lof van de deugden van Maria niet aan de menselijke welsprekendheid willen toevertrouwen; de Zoon Gods zelf heeft ons geleerd wel te bidden; hij heeft een aartsengel gezonden, om ons te leren, zijn Moeder te prijzen.
Het gebed des Heren is de korte inhoud van de gehele godsdienst van het verhevenste geloof, het volmaaktste wetboek van zedeleer, de treffendste les van liefde. De Vader, die ons alles belooft, de Zoon, die alles vergeeft, de H. Geest, die alles verleent, niets is vergeten. En in de groet van de engel het verheven geheim van een Mens geworden God, van een Maagd, die de Moeder Gods werd; hoeveel goddelijke zaken zijn daarin niet te beschouwen! Kan men ze genoeg bewonderen, en ooit moe worden om dikwijls en met geestdrift de woorden te herhalen, welke ons daaraan herinneren. Welk een genoegen, ze te uiten en honderd malen te herhalen! Is het niet eindeloos troostend te herdenken aan hetgeen men bemint? Een onverschillig hart alleen kan die herhaling vervelend vinden.
Wat de orde en de verdeling van die geheimen betreft, niets is meer met de inrichting van de godsdienst in verband. De geheimen ven de eerste orde zijn de redenen van de blijdschap van Maria, omdat deze de grondslag van onze Zaligmaker zijn; de geheimen van de tweede orde zijn, de redenen van haar droefheid, omdat zij ons onze ondankbaarheid onder het oog brengen; de geheimen van de derde orde zijn de onderwerpen van haar verheerlijking, omdat deze het paradijs voor ons openen. Hoeveel heilzame lessen in al die onderwerpen, die beweegredenen en voorbeelden! Wat is meer geschikt om onze geest te verlichten, ons hart te treffen en onze handelingen te leiden? De rozenkrans leert ons goed bidden, goed leven en goed sterven; dat dan de gelovige n ijverig de rozenkrans betrachten; de onwetenden om onderwezen te worden; de zondaars, om zich te bekeren; de rechtvaardigen, om zich te heiligen; de volmaakten, om te volharden in de volmaaktheid van de goddelijke wegen; de rede alleen zou ons dit tot plicht maken, indien het geloof er ons de voordelen niet reeds van geleerd had.
Voornemen
Laat ons niet nalaten over de beweegredenen na te denken, welke de rede en het eenvoudig gezond verstand ons aan de hand geven, om de voortreffelijkheid van de oefening van de rozenkrans te bewijzen. De H. Paulus vordert van de gelovigen, dat zij God slechts een redelijke dienst, dat is: een naar de rede gegronde dienst zullen bewijzen. Het is, voorzeker, de gelovige genoeg te weten, dat een oefening van godsvrucht in de Kerk aangenomen is, om verzekerd te zijn dat zij redelijk is; maar het moet daarom niet minder troosten voor ons zijn, de overtuiging te hebben, dat, wanneer men de rede alleen raadpleegt, de rozenkrans een oefening is, geheel strokend met de geestelijke behoeften van de mensen, en dat wij bijgevolg een aan God aangename zaak zullen doen door haar te verrichten.
Gebed
Wij dank U, o God, dat Gij de gelovigen bekend hebt gemaakt met een oefening van godsvrucht, welke zo onder het bereik van allen, zo gemakkelijk en zo geschikt is om hun gevoelens in te boezemen, welke U aangenaam kunnen zijn. Wij smeken U om die genade door de voorspraak van Maria, onze goede Moeder. Amen.