Oktober - Dag 14: De oefening van de rozenkrans
O.-L.-V. tenhemelopneming
De oefening van de rozenkrans is door de eenparige deelneming van de gelovigen aangenomen
Op het tijdstip van de instelling van de rozenkrans was er een verdubbeling van ijver voor de dienst van Maria. Een sprekend bewijs hiervan is, dat in de dertiende eeuw, de kerken en kapellen, onder aanroeping van de heilige Maagd, overal vermenigvuldigden. Men verzekert, dat men te Constantinopel negenenvijftig kerken of kapellen, ter ere van Maria gesticht, telde, en te Rome waren er honderdzevenenzestig, zo groot was de ijver van de gelovigen om de Moeder Gods te vereren.
Die verdubbeling van ijver, door de instelling van de rozenkrans veroorzaakt, verklaart hoe die oefening van godsvrucht zodanig door alle landen zo verspreid is, niet alleen onder de leden van het broederschap maar onder al de personen, die Maria beminnen, dat men in alle standen en beroepen, in alle steden en dorpen de meeste christenen aan die oefening getrouw ziet. En, hoe zouden zij geen waarde hechten aan een oefening van godsvrucht, tot welke verbreiding zij zulke verheven voorbeelden voor ogen hebben?
Vooreerst onder de pausen; sedert de oorsprong van de rozenkrans hebben enigen deze oefening met aflaten verrijkt; anderen hebben hun naam in de registers van het broederschap doen optekenen; allen bidden met vertrouwen de rozenkrans en delen zelfs rozenkransen uit aan degenen, welke zij met hun achting en liefde vereren. Bonifacius VIII had de geheimen van de rozenkrans op zijde laten afbeelden en beval dat men die, na zijn dood, in zijn kist zou leggen, als een bewijs van de hoge waarde, welke hij aan deze oefening van godsvrucht hechtte.
De bisschoppen stellen er overal een eer in, niet alleen zelf de rozenkrans te bidden, maar die oefening in hun eigen huis en onder de geestelijkheid en de gelovigen te verspreiden, hierin steunende op het gebruik, hun door hun voorgangers en door de vermaardste bisschoppen van de katholieke wereld nagelaten, als de H. Carolus Borromeus, de H. Franciscus van Sales enz.
Al de stichters van orden en genootschappen in de laatste eeuwen hebben deze oefening van godsvrucht aangenomen en aan hun volgelingen opgelegd, die het dan ook als een plicht beschouwen haar met de overige oefeningen van hun instelling gepaard te doen gaan en onder de gelovigen te verspreiden.
Al de apostolische zendelingen hebben haar in hun prediking aanbevolen. Gewoonlijk lieten zij in hun zendingen, zoals dit thans nog plaats heeft, een gedeelte van de rozenkrans bidden, aan die oefening van godsvrucht al de zegeningen, welke God over hun arbeid uitstortte, toeschrijvende.
Al de christen-vorsten, de doorluchtige hoofden van de Europese staten hebben het voorbeeld aan hun volkeren gegeven, door deze oefening van godsvrucht aan te nemen en te volbrengen.
In Duitsland beschouwde keizer Karel V de rozenkrans als een voortreffelijk middel, om de bescherming van God te verwerven. Hij was zo getrouw in het bidden van de rozenkrans, dat wanneer hij daaraan eenmaal begonnen was, hij nimmer afbrak, zelfs niet voor de gewichtigste zaken van zijn rijk; en wanneer men hem kwam storen, antwoordde hij: “Na de rozenkrans gebeden te hebben, zal ik mij met de zaken van de oorlog bezig houden.”
In Portugal zei koning Alphonsus V aan zijn ministers: “Laat ons de heilige Maagd bidden, opdat haar rozenkrans mij zou leiden in het beheer van mijn rijk.”
In Spanje zei Filips II, onder de raadgevingen, welke hij zijn zoon toevoegde, om zijn land goed te regeren: “Mijn zoon, indien gij uw rijken tegen alle gevaren beveiligen wilt, draag altijd de rozenkrans bij u.”
In het hertogdom Parma en Piacenza vervaardigde de hertog don Ferdinand, een toonbeeld van godsvrucht onder de broeders van de rozenkrans, een werkje over deze oefening van godsvrucht, om het volbrengen daarvan gemakkelijker voor zijn onderdanen te maken.
In Bohemen zei koning Jan, terwijl hij van de rozenkrans sprak: “Ik heb in die oefening van godsvrucht alle hoop voor mijn zaligheid gesteld.”
Maria Theresia van Oostenrijk, gemalin van Lodewijk XIV, erfde de godsvrucht van de koningin-regentes; net als deze volgde zij op alle plaatsen waar zij zich bevond, de processies van de rozenkrans op de eerste zondagen van de maand en de feesten van de heilige Maagd, en volbracht stipt al de overige voorschriften van het broederschap.
Lodewijk XIV werd bij zijn geboorte in het broederschap opgenomen en was zijn leven lang getrouw aan deze oefening van godsvrucht. Pater de la Rue verhaalt, dat hij op zekere dag de monarch bezig zag zijn rozenkrans, die uit zeer grote kralen bestond, te bidden, daar over zijn bewondering, met stichting vermengd, te kennen gaf, uit hoofde van de menigvuldige en gewichtige bezigheden van die vorst. “Verwonder u daarover niet, zei de koning, ik stel er eer in, de rozenkrans te bidden; ik heb deze oefening van de koningin, mijn moeder, geleerd; en het zou mij spijten indien ik een enkele dag liet voorbijgaan zonder haar te volbrengen.”
In Engeland liet koning Jacobus II dagelijks en in het openbaar een gedeelte van de rozenkrans, met de verklaring van de geheimen, aan zijn hof bidden.
Wij zouden nog meer verheven voorbeelden kunnen aanhalen, maar ons bestek gedoogt het niet; men kan ze overigens vinden in de lijvige boekdelen, waarin zij opgetekend staan.
In Frankrijk is de voortgang van de rozenkrans van eeuw tot eeuw zo groot geweest, dat de kerken van de rozenkrans de gelovigen niet meer bevatten konden, zo groot was de toevloed van de vereerders van die oefening. Te Toulouse vooral was een tijdstip, dat de loop van de gelovigen zo onstuimig was door de menigte, dat twee kloosterorden van die stad, om aan de godsvrucht van de bevolking te voldoen, een nieuwe wijze van rozenkrans wilden invoeren; doch de H. Stoel weigerde die goed te keuren.
Europa haastte zich, zich onder de standaard van de rozenkrans te scharen; men richtte broederschappen in de steden en dorpen op. Maar die oefening bleef niet binnen Europa beperkt; zij breidde zich overal uit: in Afrika, Amerika en Azië, en wel met een verbazende snelheid, met een ijver en een stichting welke nog dagelijks toenemen en eindeloze vruchten van genade en heiliging voortbrengen in alle plaatsen, waar het broederschap gevestigd is.
Er zijn vele parochies, waar het gebruikelijk is de kinderen, op de dag van hun eerste heilige Communie in het broederschap van de rozenkrans in te schrijven, omdat men deze oefening onder het bereik van allen beschouwt en het natuurlijk acht dat elk christen er deel aan neemt. Wij kunnen niet anders dan dit gebruik goedkeuren, mits men zorg draagt aan de kinderen en het volk uit te leggen welke de geest, de verplichtingen en de voorrechten van het broederschap zijn; welke punten wij in de volgende dagen uiteen zullen zetten. Doch eerst zullen wij morgen zien, wat door broederschap in het algemeen en door broederschap van de rozenkrans in het bijzonder verstaan wordt.
Voornemen
Hoe algemener en meer onder het volk verspreid een oefening van godsvrucht is, des te heiliger en goddelijker moet zij ons voorkomen. Dit beginsel van een kerkleraar is alleszins van toepassing op de oefening van de rozenkrans, welke wij dagelijks meer en meer als algemeen en populair leren kennen. Maken wij dus vandaag het voornemen haar te volbrengen, of zo wij zulks reeds doen, haar altijd te volbrengen met een levendig verlangen, om als de getrouwe kinderen van de Kerk, die het zich altijd als een plicht hebben aangerekend, deze schatting van hulde en aanroeping van de Moeder van barmhartigheid te bewijzen, na te volgen.
Gebed
Het is tot een spreekwoord overgegaan, Heer, dat de stem van het volk uw eigen stem is. Ik erken de waarheid daarvan betrekkelijk de schone en heilige oefening van de rozenkrans. Geef dan, God van goedheid, dat ik mij dagelijks verenig met de talrijke gelovigen, die onder de overweging van de voornaamste waarheden van de godsdienst, de veelvermogende hulp van Maria inroepen; ik bid U om de genade van met hen slechts één hart en één ziel te hebben, om U te loven, te prijzen, te danken en te verheerlijken door Maria, welke uw goddelijke Zoon ons, van zijn kruis, waarop Hij voor onze zaligmaking stierf, tot Moeder gegeven heeft. Amen.