Oktober - Dag 2: Over het rozenhoedje

Het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth

Zo de valse wijsheid van de wereld soms minachting voor de oefeningen, door de godsdienst geheiligd, of door de voorbeelden der heiligen veredeld, aan de dag legt, geschiedt dit, omdat zij zich vaak niet verwaardigt, zich in te lichten en lastert wat zij niet kent. Laat ons dan de duisternis, waarin zij haar behagen schept, wegnemen en het eerst de oorsprong van die oefening aan haar oog blootleggen.

Het was bij de oude volkeren in de Oosterse landen een gebruik, om aan personen, die door verdienste of waardigheid uitblonken, kransen van rozen aan te bieden; men dacht dat men ze niet beter vereren kon, dan door dusdanige geschenken, en de christenen schepten er hun behagen in, om op die wijze de heilige Maagd en de heiligen te vereren. Een grote kerkvoogd, een vermaard kerkleraar, die onder de H. Vader, welke men, uit hoofde van de zuiverheid van zijn leer, de Theologant bij uitstekendheid, bijgenaamd heeft, de H. Gregorius van Nazianze werd, in de vervoering van zijn zo tedere liefde voor de heilige Maagd, opgewekt, om de loffelijke krans van rozen te vervangen door een geestelijke krans van gebeden, overtuigd dat deze van de Moeder Gods welgevalliger zou zijn. Tot dat einde vervaardigde hij een reeks of krans van gebeden, samengesteld uit de schoonste lofbetuigingen, de eervolste titels en de voortreffelijkste eigenschappen van Maria; het was zodanig als de gebeden, welke litanieën genaamd worden.

Deze vernuftige uitvinding van de vierde eeuw had haar waarde voor de meer geleerde personen, die zich met dat soort van gebeden eigen konden maken; maar, om onder het bereik van allen gebracht en populair te worden, moest dit gelukkig denkbeeld bestaan uit de meest bekende gebeden van de Kerk, dat is te zeggen: uit het gebed des Heren, de groet van de engel en de christelijke geloofsbelijdenis. Deze gedachte werd in de vijfde eeuw verwezenlijkt door de H. Brigida, patrones van Ierland, welke men niet, zoals dikwijls geschiedt, verwarren moet met de H. Brigitta, weduwe, vorstin van Zweden, die in 1373 te Rome overleden is.

Om deze nieuwe oefening van godsvrucht te vergemakkelijken, moest men in die gebeden een zekere orde vaststellen en een middel vinden, om ze zonder verwarring te verdelen en zonder vergissing te onderscheiden. Om dus de moeilijkheid in het geheugen te vermijden en de aandacht niet van het gebed zelf af te leiden, nam de H. Brigida het gebruik van de woestijnbewoners of kluizenaars van het Oosten aan, die zich, in die eerste eeuwen, van stenen of houten balletjes bedienden om beter hun gebeden te tellen en kwam op het denkbeeld, dat men die koralen in de vorm van een kroon behoorde aan te rijgen en er van verschillende grootte hebben moest, om de verschillende gebeden te onderscheiden. Zij voerde het allereerst dit gebruik in bij het genootschap, hetwelk zij onder de regel van de H. Benedictus stichtte, en daarna verspreide zich dit gebed alom.

De H. Gertrudis, maagd, abdis van Nivelles, in Brabant, welke in de zevende eeuw leefde, bediende zich van deze soort van rozenkrans, zoals men in haar leven vindt opgetekend; een kerkvergadering, in 816 in Engeland gehouden, maakt ook melding van dezelfde godvruchtige oefening, als van een gebruik, sedert lang in gebruik; en de vermaarde Petrus de kluizenaar, de prediker van de eerste kruistocht, in de elfde eeuw, deed deze wijze van bidden, met behulp van een rozenkrans, aan hun midden hangende, door de kruisvaarders aannemen.

Met al deze daadzaken is gebleken, dat men de oorsprong van het rozenhoedje nu eens aan de eerste woestijnbewoners, dan weer aan de H. Gertrudis of aan Petrus de kluizenaar heeft toegeschreven; terwijl de gelukkige inval van de H. Gregorius van Nazianze volmaakt en verspreid is geworden door de H. Brigida, maagd van Ierland, en niet door de H. Brigitta van Zweden, die eerst in 1302 geboren werd.

Wij hebben gezien dat het rozenhoedje of kroon zijn oorsprong vindt in de kransen van rozen, welke men ter ere van Maria of de heiligen, op het altaar neerlegde; maar die soort van kroon van rozen, welke men in het Latijn of Italiaans Corona noemt, werd in het volkslatijn Capellina, in het oud Frans Chapel de roses genoemd, waaruit het verminderde Chapelet of petit Chapel, hoedje, ontstaan is.

Het gebruik van het rozenhoedje is een voortreffelijke oefening, mits men bij het bidden, zorg draagt de geest bij de letter te voegen en zich voor alle bijgeloof behoede; als vrucht van het gebed toe te schrijven aan dat bepaalde getal Onze Vader en Wees gegroet, eerder dan aan een ander getal. Maar wanneer men bij het bidden van dat zeker getal geen ander inzicht of intentie heeft, dan zich te voegen naar het door der Kerk bepaalde getal, om de aflaten te verdienen, doet men voorzeker niet wat naar het belachelijke of lichtgelovige zweemt en verricht men zelfs een prijselijke en voortreffelijke oefening. Inderdaad, de voortreffelijkheid van een godvruchtige oefening ontstaat uit het einde, hetwelk men zich voorstelt, de middelen welke men gebruikt en de voordelen die eruit voortspruiten; nu, het rozenhoedje heeft tot voornaam doel de verering van Jezus en Maria; de daartoe aangewende middelen zijn het gebed, de overweging en de navolging van de heiligen, welke deze oefening verricht hebben; de voordelen welke het oplevert zijn al de gunsten, genaden en voorrechten, welke aan het bidden daarvan verbonden zijn; men kan dus met grond zeggen, dat hij, die standvastig het rozenhoedje bidt, daarin het geheim om wel te bidden, de middelen om wel te leven vindt, en door de vurigheid van zijn gesteltenis de nodige genade om wel te sterven verlangt. Wat kan voortreffelijker, wat doelmatiger zijn, om de verheerlijking Gods, de eer van Maria en de zaligheid van onze ziel te bevorderen?

Overigens, de voortreffelijkheid van de oefening van het rozenhoedje dezelfde zijn als die van de rozenkrans, zal elke lezer, bij de behandeling van deze laatste oefening, van de voordelen welke zij oplevert en van de wonderen, welke God ter hare gunste voortgebracht heeft, de overtuiging verkregen, dat zij dierbaar aan de gelovigen en hun geliefkoosde oefening moet zijn, uit hoofde van de waarborgen, hulpmiddelen en voordelen, welke zij aanbiedt.

Is het nog nodig te spreken over de tegenwerping van de verachters van deze oefening, die in hun hoogmoed vragen: waartoe zoveel Onze Vaders, zoveel Wees gegroet, zoveel vervelende herhalingen? Ei! Wat zijn al de gebeden van de Kerk in de ogen van God anders, dan duizenden van woorden, welke een en hetzelfde gevoel van liefde uitdrukken? Men uit dit in Onze Vader en Wees gegroet of in andere gebeden, is het niet dezelfde hulde, de Heer toegebracht? Vervelende herhalingen? En voor wie vervelend? Voor God en voor de heilige Maagd? Gij lastert! Kunnen God en de heilige Maagd zich vervelen? Is het overigens een goede vader, een goede moeder vervelend, een kind duizendmaal te horen herhalen: lieve vader, lieve moeder? Duizendmaal in zijn armen gedrukt te worden? En is onze God een minder goede Vader, Maria een minder goede Moeder dan die, welke wij op aarde hebben? Zijn zij meer voor verveling vatbaar? Voor wie bestaat dan die verveling? Voor zeker mensen, die deze gebeden kwalijk doen, voor die verdierlijkte mensen, die geen smaak in de zaken van God hebben (H. Paulus). Maar zal de getrouwe ziel, de Maria minnende ziel, het immer moe worden, haar met liefde toe te voegen: Wees gegroet Maria; Heilige Moeder Gods, bidt voor mij? Neen, de ware christen, de ware leerling van Jezus Christus kan zich niet vermoeien nog vervelen met onophoudelijk te herhalen: Onze Vader, die in de Hemelen zijt!

Voornemen

Laat ons het voornemen maken, dikwijls het rozenhoedje te bidden, dagelijks zelfs, naar het voorbeeld van de zo vele ijverige dienaars en dienaressen van Maria. Welke ook onze bezigheden mogen zijn, wij kunnen steeds tijd voor dit gebed vinden, hetzij gezamenlijk, hetzij in het bijzonder, op het veld, op reis, onder het werk enz.; en zo wij het met aandacht en godsvrucht bidden, zullen wij er ongetwijfeld de overvloedigste vruchten van plukken.

Gebed

Moeder van God, gij zijt ook onze Moeder, en wij groeten u duizendmaal; werp op ons blikken van goedertierenheid en geef ons uw zegen, wanneer wij, het rozenhoedje biddende, met liefde de groet herhalen, welke de gezant van de Hemel, de engel Gabriël, op de dag van de Boodschap, u toevoegde. De verzekering, welke wij hebben, dat deze oefening van godsvrucht, dit gebed u welgevallig is, vervult ons met het volkomenste vertrouwen. O tedere en machtige Moeder! Verkrijg voor ons van de God der goedheid de genade, welke ons nodig is, om in alles en overal te tonen, dat wij ware kinderen van Maria zijn. Amen.