Oktober - dag 20: Plichten van de broeders van de rozenkrans

Terugvinding van Jezus in de Tempel

Indien wij enige hoop tot zaligheid hebben, zegt de H. Bernardus, indien wij ons vleien mogen tot het getal van de uitverkorenen te behoren, als ons vertrouwen is op Maria gevestigd, al onze hulpmiddelen zijn in haar verdiensten en liefde voor ons, welke die van alle heiligen overtreft.

Maar, om die bijzondere bescherming te verdienen, moeten de broeders van de rozenkrans een verlichte godsvrucht, een godsvrucht, vol van goede werken, bezitten. Zij moeten al de plichten van hun staat vervullen en getrouw zijn aan de plichten en voorschriften van het broederschap; in één woord: zij moeten Maria vereren door de onophoudelijke zorg, om altijd de schat van hun deugen te vermeerderen, ten einde haar daarvan de hulde te brengen. Op die wijze alleen zal de steeds vereerde Maria in het uur van hun dood, zoals wij gisteren zagen, hun onrust wegnemen, de lagen van de duivels van hen afweren, hun alle zorgen van een tedere moeder bewijzen en de hemel voor hen openen.

In al de broederschappen hebben de leden, welke daartoe behoren, plichten te volbrengen: zij moeten ze dus kennen, om er zich naar te kunnen regelen. Die plichten zijn of algemeen of bijzonder; wij zullen beiden nader bekijken.

Om in de ware geest van de broederschappen, en dus ook van dat van de rozenkrans te treden, moet men nimmer uit het oog verliezen, dat er noodzakelijke plichten zijn, aan alle christenen gemeen en die dus te allen tijde boven de plichten van vrije wil moeten gaan. De Kerk, die even wijs en voorzichtig als milddadig is in het uitdelen van haar weldaden, opent haar schatten voor de dienaren van Maria, maar zij wil, dat, om eruit te kunnen putten, zij voor alles de dienaren Gods, de kinderen van zijn Kerk en navolgers van Maria, zoals zij zelf de navolgster van Jezus Christus was, zijn zullen. Maria zegt tot ons allen: “Weest mijn navolgers, zoals ik Jezus Christus nagevolgd heb.” Men moet dus al de plichten van het christendom vervullen, dat is te zeggen:

Getrouw zijn aan de wet van God en de geboden van zijn Kerk.

Nauwgezet de plichten van zijn staat, stand of beroep vervullen.

Zich aan de beoefening van de deugd en goede werken wijden.

Hoe vals zou de godsvrucht zijn van hem, die beweren zouden zich op het lidmaatschap van het broederschap van de rozenkrans te kunnen beroepen, om in zijn hart de afschuwelijke vereniging van Jezus Christus met Belial daar te stellen, door de zonde in de ledematen van Jezus Christus, die de tempels van de H. Geest geworden zijn, te laten heersen. Deze zou het voorbeeld volgen van die Romeinse keizer, die dwaas genoeg was, om beurtelings de afgoden en de afbeeldingen van Jezus Christus, welke hij in zijn paleis had, te vereren. En evenwel, hoeveel valse godvruchtige ziet men niet. Deze zijn bijgelovig of onkundig; zij zouden zich verloren achten, indien zij een enkele dag verzuimden, naar het gebruik van het broederschap, een gedeelte van de rozenkrans te bidden; maar zij zien er geen zwarigheid in, maandenlang in ongeregeldheid, oppervlakkig en verbond, zijn nauwgezette nalevers van de gebruiken en regels van het broederschap, maar verzuimen de eerste plichten van het christendom. Is dit niet zichzelf verblinden, en kan men op die valse godvruchtige de woorden van de H. apostel Jacobus niet toepassen: “Indien iemand onder u denkt waarlijk christen en godsdienstig te zijn, en aldus zichzelf misleidt, dan bedriegt hij zich danig en zijn godsdienst is ijdel en hersenschimmig?”

Wat de bijzondere  plichten van de leden aangaat, enige zijn verplichtend, andere slechts aangeraden, doch geen is onder straf van dood- of dagelijkse zonde verplichtend; zij, die deze plichten volbrengen, worden deelachtig aan de genaden, gunsten en aflaten daaraan verbonden, en aan de verdiensten van de goede werken van de orde of het broederschap; zij, die in dat vervullen nalatig zijn, beroven zich slechts van de bijzondere voorrechten, welke aan de hoor hem verzuimde plichten verbonden zijn.

De bijzondere plichten van verbintenis voor de broeders van de rozenkrans zijn die, welke men noodwendig vervullen moet, om lid van het broederschap te zijn en er de voordelen van te genieten, dat is te zeggen:

In het register van het broederschap ingeschreven zijn;

Een gewijde en voor de aflaten toepasselijk gemaakte rozenkrans of rozenhoedje hebben;

Eenmaal in de week de gehele rozenkrans bidden;

Bij elk tientje het daarop betrekkelijke geheim overwegen;

Op de dagen van de volle aflaten, indien men die verdienen wil, tot de heilige sacramenten naderen.

Al wie lid van een broederschap van de rozenkrans wil worden, moet zich laten inschrijven in het register van het in zijn parochie gevestigde broederschap, of in die parochie, waaraan hij de voorkeur geeft, waar zij ook gelegen moge zijn; de meeste broeders geven de voorkeur aan die, welke ter plaatse van hun verblijf is, andere doen zich in verschillende broederschappen inschrijven tot meerdere stichting van diegenen, die er deel van uitmaken.

Geen van de leden moet het wekelijkse bidden van de rozenkrans nalaten. Tijdens de eerste instelling van het broederschap van de rozenkrans was men verplicht dagelijks de gehele rozenkrans te bidden; in 1534 heeft het wekelijkse bidden het dagelijkse vervangen, waaruit volgt, dat het thans genoeg is de gehele rozenkrans eenmaal in elke week te bidden en dat men dit ineens kan doen of in gedeelten, al naar goedvinden. In Frankrijk is het gebruikelijk, dat de broeders, die niet dagelijks het rozenhoedje bidden, door de week alle dagen twee en op zondag drie tientjes bidden, om alzo in het tijdsverloop van een week de gehele rozenkrans te voltooien.

Men kan de rozenkrans te allen tijde en in alle plaatsen bidden, knielend of staande, zittende of gaande; zelfs onder het werk, wanneer men gezond is, en tijdens de rust wanneer men ziek of vermoeid is.

Men moet de rozenkrans niet alleen met de mond bidden, maar ook met het hart en bijgevolg beurtelings en ordelijke vijftien mysteriën van de rozenkrans beschouwen en overwegen; niet op een diepzinnige wijze, maar zó, dat men ze voor de geest tegenwoordig heeft, en smake en er vrucht uit trekt. Men kan zich daarvan doordringen door een reeks van nagedachte of nog beter door een reeks van zielsverheffingen tot Jezus en Maria, bij wijze van een overweging, welke zich met het gebed paart, terwijl de goddelijke zalving tot in het binnenste van het hart doordringt.

Wij zullen een voorbeeld van die soort van verheffingen geven, nadat wij over de noodzakelijkheid van de overweging of inwendig gebed gehandeld zullen hebben, ten einde daarvan de wijze van handelen en de beoefening te vergemakkelijken. Het staat eenieder vrij zich daarnaar te regelen of op andere wijze te werk te gaan; maar men moet noodwendig elk geheim op de een of andere wijze overwegen, om zich van de verplichting te kwijten en de aflaten te verdienen. De zieken en andere personen, die onbekwaam mochten zijn tot een gevolgde studie of overweging, zijn daarvan alleen ontslagen.

Wat het ontvangen van de heilige sacramenten betreft elke broeder moet zijn biechtvader raadplegen en die raad involgen, maar niemand kan de volle aflaten verdienen, tenzij hij gebiecht en gecommuniceerd heeft.

Voornemen

Indien wij in een broederschap van de rozenkrans ingeschreven zijn of besloten hebben ons te laten inschrijven, moeten wij het vaste voornemen hebben, de plichten daarvan te vervullen. Want, hoewel men niet, onder straf van zonde verbonden is, begrijpt men lichtelijk dat het niet redelijk is deel uit te maken van een genootschap of er deel in te nemen zonder enige van de voorschriften van de regels te willen navolgen. Door alzo te handelen zou men zich gelijk stellen aan een arme (en zijn wij allen geen geestelijke armen?) die zich uit eigen beweging naar een plaats vol rijkdom zou begeven, waarvan hij zou kunnen genieten, mits zich aan enige kleine voorwaarden onderwerpend, en die, door het verwaarlozen van die voorwaarden, er geen gebruik van zou maken, maar arm blijven.

Gebed

Heilige en machtige Maagd! Verwerf voor alle broeders van de rozenkrans en voor alle gelovigen, die deze oefening van godsvrucht volbrengen, de genade, van al de plichten te volbrengen, welke de Kerk voorgeschreven heeft, om, in de geestelijke gunsten, waarmee zij deze heilzame instelling begiftigd heeft, te kunnen delen. Gedoog niet dat zij nalatig zijn in het volbrengen van die plichten of ze kwalijk volbrengen. Maak, integendeel door uw voorspraak, dat zij zich door hun ijver en nauwkeurigheid in het bidden van de rozenkrans en in het ontvangen van de heilige sacramenten op de dagen van de aflaten, steeds mogen onderscheiden. Amen.