Oktober - dag 28: Over de geheimen van de rozenkrans

Pinksteren

Over de wijze, om de geheimen van de rozenkrans te overwegen en de vrucht, welke wij daaruit moeten trekken

Mijn hart is in mijn binnenste verwarmd en het vuur zal er in mijn overdenking ontstoken worden, zegt de koninklijke Profeet.

De algemene wijze die wij in de overdenking van de geheimen van de rozenkrans moeten volgen, is ons in deze woorden voorgeschreven, door de toepassing van deze plaats, op het vuur van de liefde tot God en de naaste, dat, door de overweging van de hemelse dingen, in het binnenste van de H. Profeet ontstoken werd.

Zodat, zegt de H. Cyrillus, overwegen is, alsof men met een staal op een steen slaat, om er vuur uit te doen springen. Het is dus door middel van de overweging van de geheimen en de betrachtingen van het verstand, dat gij onophoudelijk op uw versteen hart slaat, totdat gij er vuur uit doet springen, en het eindelijk geheel in de liefde Gods en van de naaste en in een vurig verlangen naar de nederigheid, versterving en andere christelijke deugden doet ontvlammen.

De overweging moet slechts een middel wezen, om in ons hart het verlangen naar de deugd op te wekken, want de volmaaktheid van het christelijk leven bestaat niet in goede gedachten noch in de kennis van de heilige zaken, maar zij bestaat in vaste en wezenlijke deugden, en bijzonder in de beoefening die er het gevolg van moet zijn en het toppunt van alle volmaking is; bijgevolg moeten wij daarop het meeste aanhouden en ons daarmee voornamelijk bezig houden in de overweging van de geheimen van de rozenkrans.

De eerste oefening bestaat, in zich op de plaats waar de zaak, die men wil overwegen, voorgevallen is, voor ogen te stellen, alsof men er zich wezenlijk bevond. Bijvoorbeeld: indien wij de kruisiging van onze Heer op de Calvarieberg willen overwegen, zullen wij ons een denkbeeld maken van al de omstandigheden, zoals de Evangelisten ons die beschreven hebben, met betrekking tot de plaats, de personen, de daden en de woorden. Nu, het nut van deze oefening bestaat daarin, dat wij onze geest binnen de grenzen van het onderwerp, hetwelk wij overwegen beperken, uit vrees dat hij, in zijn aangeboren lichtzinnigheid, tot andere onderwerpen overgaat.

Deze oefening moet gevolgd worden door die, van het verstand, welke wij overweging noemen, en niets anders is, dan de toelegging op die beschouwingen, welke in staat zijn, onze wil tot God te verheffen en de geheimen welke wij overwegen ter harte te nemen. Daarom is de overweging zeer verschillend van de studie, want het doel van de studie is de wetenschap, terwijl het einde van de overweging, de liefde Gods en de beoefening van de deugden is.

Nu dus, zoals wij gezegd hebben, onze geest binnen de grenzen van het onderwerp, dat wij willen overwegen, beperkt te hebben, behoren wij ons verstand toe te leggen op de beschouwingen, die er de inhoud en de voorstelling van zijn, en wanneer onze geest licht en voordeel genoeg vindt in een enkele van deze beschouwingen, moet men er zich bij ophouden, de bijen navolgend, die de bloem waarop zij eenmaal gezeten zijn, niet verlaten zolang zij er honing in vinden.

Maar indien onze geest moeite heeft, om uit een voorstelling overwegingen te putten en onze geest er geen behagen in schept, laat ons dan tot een andere voorstelling overgaan, doch zonder nieuwgierigheid of overhaasting. Vandaar, dat in enige kerkboeken de geheimen alleen zijn aangewezen met een beschouwing en een gebed; in andere zijn tien beschouwingen (zoveel als er Wees gegroeten zijn), bestemd om aan de gelovigen stof tot overweging te verschaffen. Ieder kan die wijze van de geheimen te overwegen, kiezen welke hem het meest bevalt, naar zijn vermogen en naar zijn meerdere geschiktheid tot de overweging. Even zo is het gelegen met de weinige woorden, welke men achter het Wees gegroet voegt, om zich het geheim, dat men overweegt, te binnen te brengen; deze herinnering kan telkens tot nieuwe beschouwingen en bewegingen van het hart aanleiding geven.

Inderdaad: het is door deze levendige aandacht van de geest, dat de overweging in onze wil zoveel goede en heilige gewaarwordingen verwekt, zoals : de liefde tot God en de naaste, het verlangen naar de hemelse heerlijkheid, de ijver tot de zaligheid van de zielen, de zucht om het leven van Jezus Christus na te volgen, met medelijden, de bewondering, de vreugde, het berouw over onze zonden, het vertrouwen op de barmhartigheid Gods, en andere aandoeningen, waarin de ziel zich oefenen moet, en waarin zij zolang mogelijk zich moet verlustigen. Evenwel, men moet zich niet zodanig bij deze algemene aandoeningen ophouden, dat zij ons doen verzuimen, bijzondere voornemens voor de beoefening te maken. Vandaar dan ook de noodzakelijkheid, van in de overweging van elk geheim, een deugd als gevolg en vrucht van dat geheim in het oog te hebben: zo zal het eerste woord van de Zaligmaker aan het kruis in onze ziel het verlangen doen ontstaan, hem in de vergiffenis en liefde tot de vijanden na te volgen; maar dit zegt nog weinig, indien wij ons besluit niet aldus maken: Welnu! Ik zal mij niet meer beledigd achten over deze of die kwade woorden van deze, noch over deze of die verachting, welke deze of die mij aandoet; integendeel, ik zal dit of dat zeggen om de geest van de ene te verzachten en het hart van de andere te winnen. Ziedaar wezenlijk het zeker en onfeilbare middel, om een groot geestelijk voordeel uit de wel verrichte overweging van de geheimen van de rozenkrans te trekken.

Op dezelfde manier als men zich tot het bidden en overwegen van de rozenkrans heeft moeten voorbereiden, door zich in de tegenwoordigheid van God te stellen en Hem de hulp van zijn verlichting en ingevingen af te smeken, moet men insgelijks dit gebed en die overweging eindigen met drie oefeningen, die veel nederigheid vereisen.

De eerste is, God te bedanken voor de kennis die Hij ons van zijn barmhartigheid of van een andere van zijn volmaaktheden gegeven heeft, en voor de heilige aandoeningen en besluiten, welke zijn genade in ons verwekt en uitgewerkt heeft.

De tweede is, aan zijn goddelijke Majesteit al de eer op te dragen, welke Hem om zijn barmhartigheid of een ander van zijn volmaaktheden kan toegekend worden, Hem daarbij nogal onze aandoeningen en besluiten op te dragen, in vereniging met de deugden en de verdiensten van de dood van Jezus Christus zijn Zoon.

De derde moet zijn een nederig gebed, waardoor wij aan God de genade vragen, ons door de verdiensten van Zijn Zoon, de geest van zijn deugden en voornamelijk de getrouwheid in het nakomen van onze besluiten mee te delen, daarbij erkennen dat het volbrengen daarvan, van zijn heilige zegen afhangt.

Eindelijk is het raadzaam, te bidden voor de Kerk, onze herders, ouders, vrienden en andere personen, door de voorspraak van O.L.V. van de Rozenkrans, de engelen en heiligen, en te eindigen met een Onze Vader en Wees gegroet.

De personen, die gewoon zijn te overwegen, zullen ons licht begrijpen en zonder moeite op deze wijze de rozenkrans bidden en overwegen, de anderen moeten zich niet verbeelden, dat zij moeilijk is en veel tijd vereist: door oefening zullen zij uit eigen ondervinding leren, dat zij zeer gemakkelijk is. Voor het overige kan ieder die wijze volgen, welke hem het meest behaagt, mits dat zij geschikt is, om hem met vrucht de rozenkrans te doen bidden en overwegen.

Voornemen

Behoudt hetgeen goed is, zegt de H. Paulus. Indien wij een goede wijze hebben, om de rozenkrans te bidden, laat ons die behouden, slechts trachten hem altijd met meer en meer ijver te bidden. Wanneer wij inzien dat wij de geheimen niet met vrucht en naar behoren overwegen, laat ons dan trachten ons met de geest van het gebed te doordringen, die de geest Gods en van de Kerk is, opdat wij getrouwe leerlingen en volmaakte navolgers van Jezus en Maria worden.

Gebed

Elke volmaakte gave komt van U, o Heer! Wij komen U dan dringend de genade vragen, de heilige rozenkrans naar de geest van de Kerk te bidden en te overwegen; opdat wij, ons doordringen van de geheimen die hem samenstellen, tot uw grootste eer en voor de zaligheid van onze ziel de deugden, die eruit voortvloeien, en die uw genade alleen kan doen beoefenen naleven. Wij verzoeken het van U, Heer, door de voorspraak van Maria onze goede en veervermogende Moeder. Amen.