Oktober - Dag 6: Uitleg van het Wees gegroet (Slot)
De doodstrijd van Jezus
Uitweiding over dit gebed, bij wijze van overweging.
Aflaten, welke daaraan verbonden zijn.
De genaden, welke wij vragen, betreffen het tegenwoordige leven, waarin zovele gevaren ons omringen, maar vooral het uur van onze dood, hetwelk over onze eeuwigheid beslissen moet. Inderdaad, het is in de laatste ogenblikken, dat de duivel zijn pogingen met meer woede hernieuwt; hij maakt gebruik van de zwakheid van het lichaam en de geest; hij tracht ons schrik aan te jagen door de herinnering aan de zonden van ons voorgaand leven; in één woord: wij bevinden ons alsdan in zulke benarde omstandigheden, dat wij meer dan ooit een krachtige genade en bescherming van de toevlucht van de bedrukten nodig hebben.
Het woord amen behelst de herhaling en bekrachtiging van ons gebed. Daar het hart, door de levendigheid van de gewaarwordingen gedreven, lichtelijk de woorden, welke de lippen spreken, voorbijstreeft, wordt het ook niet door de woorden in de uitgebreidheid en afwisseling van zijn aandoeningen beperkt; ook gebeurt het soms dat een enkel woord de oefening van de heldhaftigste deugden behelst. Daaruit zal men beseffen, hoezeer het amen de herhaling is van de gebeden, in het gebed des Heren en de groet van de engel vervat. Vele godvrezende personen hebben daarin stof gevonden tot de vurigste verzuchtingen in de dag; zij stelden zich bij de herhaling daarvan voor, al de lof, welke zij God gegeven hadden, te herhalen, al hun oefeningen van godsvrucht te hernieuwen en zich te verenigen met die, waardoor de gelukzalige geesten God verheerlijken en in alle eeuwigheid verheerlijken zullen. Het ware middel om zich met zulke gevoelens te doordringen, niet alleen over het woord amen, maar over elk woord van het Wees gegroet of elk ander gebed, hetwelk wij dikwijls doen, is elk woord daarvan te overwegen. De H. Ignatius en de H. Franciscus van Sales bevelen dit middel aan, als zeer doelmatig om het heilloze, van die gebeden als een gewoonte te doen, te vermijden. Door ze te overwegen gewent men zijn hart er smaak in te vinden.
Om aan onze lezers een denkbeeld van deze overweging, welke voor allen zeer nuttig is, omdat zij onder het bereik van eenieder en geen boek daarbij nodig is, ’s nachts, op reis en zelfs onder de arbeid verricht kan worden, te geven, zullen wij hier de uitweiding over de groet van de engel invoegen, zoals zij in het Godvruchtig handboek der aflaten voorkomt.
Wees gegroet, Maria, vol van genade. Alzo groette u de van God gezonden aartsengel Gabriël. En, hoe zoudt gij niet vol van genade zijn, terwijl gij bestemd waart om de moeder van de oorsprong van de genade zelf te worden. Ik geloof dus vastelijk, dat gij van het ogenblik van uw onbevlekte ontvangenis de heiligmakende genade ontvangen hebt, dat gij van toen af de ogen van de Allerhoogste en van het hemels hof op u getrokken hebt. Ik geloof dat de Heer met u was, dat Hij over uw geest en uw hart heerste; dat gij slecht leefde en ademde om Hem te behagen en zijn heilige geboden te vervullen.
De Heer is met u! Ja, de Heer is met u, niet alleen zoals Hij met alle rechtvaardigen is, maar op een meer innige, nauwe en volmaakte wijze, omdat gij zijn stem hoort en Hem zonder voorbehoud en onverdeeld bemint. Hij is ook met mij wanneer ik vrij van zonden ben. Moge ik ook waardig zijn, dat de engelen van mij zeggen hetgeen zij van u zeiden: de Heer is met u!
Gezegend zijt gij boven alle vrouwen. Omdat gij reiner, volmaakter en getrouwer zijt en omdat de heilige der heiligen uw hart door zijn tegenwoordigheid gereinigd, geheiligd en ontvlamd heeft. Daarom zullen alle geslachten u prijzen en uw lof tot het einde der eeuwen verkondigen.
En gezegend is de vrucht van uw lichaam. En hoe zou Hij niet gezegend zijn, terwijl Hij de Zoon van de Allerhoogste is en alle zegeningen met zich voert.
Hij zij dus altijd gezegend, geprezen en geloofd, die aanbiddelijke Zoon, die beminnelijke Zaligmaker, welke gij aan de wereld gegeven hebt om de God van Israël, de bevrijder van zijn volk, de Verlosser van het menselijk geslacht, de Zaligmaker van het gehele mensdom te zijn.
Heilige Maria enz. Het is niet voor u alleen, heilige Maagd, dat gij de genade ontvangen hebt; gij zijt er de bewaarster en uitdeelster van geworden, om haar over ons uit te storten; ja, het is door uw handen dat God haar op ons wil doen neerdalen. Gewaardig u ons, naarmate onze behoeften, aan uw schatten deelachtig te maken. Hoe zwakker wij zijn, zoveel te meer moeten wij het medelijden van uw teder hart opwekken; het is ons zelfs vergund het te zeggen, heilige Maagd, hoe groter zondaars wij zijn, te meer aanspraak hebben wij op uw edelmoedigheid.
Ja, wij hebben er recht op, omdat het aan de zondaars is, dat gij uw schoonste voorrecht te danken hebt. Nooit, neen nooit zoudt gij de moeder van de Zoon Gods geweest zijn, indien de zondaars geen Zaligmaker nodig hadden gehad.
Nu en in het uur van onze dood. Verwaardig u dus, heilige Maagd, thans reeds op ons neer te zien, vraag voor ons de genade van de bekering en van de volharding; vraag vooral de kostbaarste aller genaden, van de genade welke wij nodig zullen hebben in die beslissende ogenblik, waarvan ons eeuwig lot af zal hangen. Wij roepen ons ganse leven door uw vermogende bescherming in, maar in het uur van onze dood zullen wij die bescherming het meest behoeven.
Amen. Ja, heilige Maagd, deze is de gunst, welke wij u smeken ons te verlenen, terwijl wij u herinneren aan de groet van de engel Gabriël, toe hij tot u als tot de Moeder Gods sprak.
Om de gelovigen tot het dikwijls en godvruchtig bidden van de groet van de engel aan te sporen heeft de Kerk daaraan een aflaat van zestig dagen verleend. Vele personen bidden het, zo dikwijls het uur slaat; dit is een zeer nuttige oefening, welke ons aan de tegenwoordigheid Gods herinnert en de vermogende bescherming van Maria over ons afroept.
Het Angelus, ook het Ave Maria genaamd, is een oefening van godsvrucht, welke bestaat in het driemaal bidden van het Wees gegroet met de verzen, welke de gelovige kennen en in de meeste gebedenboeken gevonden worden. Deze oefening is door de H. Ignatius ingevoerd, om ons te herinneren, ten minste driemaal op een dag onze geest en ons hart tot God te verheffen, Hem te aanbidden, voor zijn weldaden, en vooral voor de grote weldaad van de Menswording te danken en ons van de heilige Maagd, die zoveel aandeel in dat geheim had, aan te bevelen.
Al degenen die ’s morgens, of ’s middags, of ’s avonds godvruchtig en knielend, bij het luiden van de klok het Angelus bidden, verdienen een aflaat van honderd dagen, van tweehonderd dagen, wanneer zij het tweemaal, en van driehonderd dagen, wanneer zij het driemaal doen. Zij, die deze oefening getrouwelijk volbrengen, dat is te zeggen, die haar ten minste eenmaal daags en knielend bij het luiden van de klok, gedurende een maand verrichten, zullen een volle aflaat verdienen op de dag naar hun keuze, mits zij gebiecht en gecommuniceerd hebben, tot de gewone intentie van de Kerk bidden.
Voornemen
Laat ons een zo gemakkelijk middel om Maria te vereren, om ons aan Gods tegenwoordigheid te herinneren en onze geest tot Hem te verheffen, ten einde Hem te danken, dat Hij ons zijn Zoon tot Zaligmaker gegeven heeft, niet verzuimen. Wij zullen het vooral met vrucht aanwenden, wanneer wij de zin van de woorden van de groet van de engel overwegen en ons wel doordringen van de gevoelens, welke dit schoon gebed in ons hart moet doen ontstaan.
Het Angelus
V/. De engel des Heren heeft aan Maria geboodschapt;
R/. En zij heeft ontvangen van de Heilige Geest.
Wees gegroet
V/. Zie de dienstmaagd des Heren;
R/. Mij geschiede naar uw woord.
Wees gegroet
V/. En het Woord is vlees geworden;
R/. En Het heeft onder ons gewoond.
Wees gegroet
V/. Bid voor ons, Heilige Moeder van God.
R/. Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.
Laat ons bidden.
Wij bidden U, o Heer, stort uw genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap van de Engel de menswording van Christus uw Zoon gekend hebben, door zijn lijden en kruis gebracht worden tot de glorie van de verrijzenis. Door dezelfde Christus, onze Heer. Amen.