Oktober - Dag 8: Oorsprong van de rozenkrans. – De H. Dominicus

De doornenkroning van Jezus

Omdat het aan de H. Dominicus is, dat wij die wijze van bidden, rozenkrans geheten, verschuldigd zijn, als een oefening van godsvrucht, welke hij, na een verschijning van de heilige Maagd in 1208, terwijl hij tegen de Albigenzen predikte, ingesteld heeft, zo achten wij het nodig onze lezers enigszins met die grote heilige bekend te maken.

Hij werd geboren te Calaruega in Spanje; was de zoon van don Felix de Guzman, een vermaarde naam welke thans nog bestaat. Zijn moeder heette donna Joanna de Aza. Men gaf hem de naam van Dominicus, ter ere van een heilige abt, Dominicus de Silos genaamd. Zodra hij in staat was, van zijn rede gebruik te maken, onderrichtte zijn moeder hem in hetgeen hij aan God verschuldigd was. Zijn ijver was zo groot in zijn kindsheid, dat hij dikwijls ’s nachts opstond om te bidden; ook toen reeds was hij aan de werken van versterving gehecht.

Hij maakte spoedig vorderingen in zijn studies en verkreeg een volmaakte kennis van de H. Schrift en van de Kerkvaders.

Door de gewijde boeken onderricht, dat de H. Geest alleen in kuise zielen woont, waakte hij met de meeste zorg over zijn hart en zijn zinnen. Altijd doordrongen van de tegenwoordigheid Gods, onderhield hij zich zelden met de mensen en sprak zelfs slechts in weinige woorden met deugdzame mensen.

Het voorbeeld van zijn moeder had hem een tedere godsvrucht jegens de heilige Maagd en een buitengewone liefde voor de armen ingeboezemd. Die liefde blonk vooral tijdens een hongersnood uit; hij offerde zijn geld, zijn goederen, zijn boeken, in een woord: alles wat hij bezat, op, om de ongelukkigen te hulp te komen. Een arme vrouw vroeg hem eens, in tranen wegsmeltende, iets om bij te dragen tot de losprijs van haar broeder, die door de Moren in slavernij gevoerd was. De ingewanden van Dominicus werden van medelijden bewogen, en niets meer te geven hebbende, zei hij aan die vrouw: “Ik heb noch goud noch zilver; bedroef u echter niet, ik kan werken; bied mij de Moren in de plaats van uw broeder tot slaaf aan; ik wil zijn plaats bekleden.” De vrouw, over zodanig voorstel verschrikt, durfde het niet aannemen; maar Dominicus had niettemin voor God al de verdienste van zijn liefdadigheid.

Na zijn examens aan de Universiteit van Palencia afgelegd te hebben, gaf hij daar lessen in de H. Schrift en verkondigde daar het woord Gods met een verbazend goed gevolg. De bisschop van Osma gaf hem een plaats onder de reguliere kanunniken van de H. Augustinus, die het kapittel van zijn hoofdkerk uitmaakten; hij werd tot hun onder-prior benoemd. Ondanks deze betrekking, volhardde hij tot het jaar 1203 in de prediking en in dat jaar vergezelde hij zijn bisschop naar Frankrijk. Van daar nam deze hem met zich mee naar Rome en de paus zond hem naar Frankrijk terug, om voor de Albigenzen te prediken, ten einde hen te overtuigen en te bekeren. Ziehier enige van de dwalingen, door die ketters aangekleefd. Zij erkenden twee beginsels: het goede en het kwade. Zij hielden staande, dat er twee Christussen waren, de een kwaad, die op aarde verschenen was, de ander goed, die nooit op deze wereld geleefd had. Zij loochenden de verrijzenis van het vlees en geloofden dat onze zielen duivels waren, veroordeeld om in lichamen opgesloten te worden tot straf van de zonden, welke zij in een vorige staat begaan hadden, zij verwierpen de sacramenten enz., enz. De bisschop van Osma en de H. Dominicus lieten niets na, om in de zending, welke de paus hun opgedragen had, te slagen, maar spoedig verwijderde de bisschop zich en de H. Dominicus stond aan het hoofd van de zending; dit geschiedde in 1207.

De H. Dominicus gebruikte geen andere wapens tegen de dwaling, dan de overreding. Hij volgde de zachtmoedigheid, de liefde, de nederigheid, de armoede van de apostelen na; maar de bedorvenheid van de zeden, de goddeloosheid van de ketters, de dweepzucht van de ongelovigen legden lange tijd grote hinderpalen tegen het welslagen van zijn zending in de weg. Na drie jaren arbeid en vermoeienis zegevierde Dominicus daarover door de prediking van de rozenkrans. Die held van het geloof, een van die buitengewone mannen, welke God in de raadsbesluiten van zijn Voorzienigheid in zeker tijden voorbehoudt om hen, als een ijzeren muur, tegenover de woede van de stormen te stellen, wendde zich, met het meest kinderlijk vertrouwen tot de heilige Maagd, die de macht ontvangen heeft om alle ketterijen uit te roeien, zoals de Kerk het in haar gezangen verkondigt; maar bij de vurigste gebeden voegde hij de tranen, het vasten en al de oefeningen van de strengste boetvaardigheid, ten einde te zekerder Gods rechtvaardigheid te stillen.

Maria verleent haar voorspraak, God verhoort de gebeden van de heilige apostel. Op zekere dag verschijnt de Koningin des hemels aan de H. Dominicus, terwijl hij in overwegingen verdiept was, troost hem en geeft hem in, om het christelijk gebed en de indrukwekkende eenvoudigheid van het geloof tegen de stroom van de dwaling aan te wenden. De H. Dominicus beseft volkomen, dat de bron van alle kwalen in de onwetendheid of vergetelheid van de waarheden van het geloof en van de zaligheid gelegen is; door Maria geleid, neemt hij tot zinnebeeld de rozenkrans, bestaande uit drie rozenhoedjes of vijftien tientjes, en past daarop evenzovele geheimen toe, welke hij, met die onweerstaanbare welsprekendheid die over alle hinderpalen zegeviert, voor de gelovigen ontwikkelt.

Het was te Toulouse, in het jaar 128, dat hij de rozenkrans instelde en begon die aan het volk te prediken. Toulouse, Montperllier, Agen enz. waren beurtelings de tonelen van zijn strijden en overwinnen.

De zegepraal van de prediking van de rozenkrans was zo snel, dat zij alle verwachting overtrof en te Rome zelf verbazing wekte. De volken liepen in menigte tezamen, om zich tot het bidden van de rozenkrans te verenigen; zij verdrongen zich rondom de stoel van de waarheid, om de ontwikkeling van de geheimen te horen, kusten de rozenkrans, besproeiden die met hun tranen en braken hun gebed door herhaald snikken af.

Weldra konden de kerken het groot getal opgenomenen niet meer bevatten. De H. Dominicus moest zich naar alle plaatsen begeven en zijn machtig woord werkte overal nieuwe wonderen uit. De welsprekende lofredenaar van de rozenkrans van Maria heeft in korte tijd alles veranderd en bekeerd, door middel van een eenvoudig formulier van gebeden, en alle volken loven met hem de heiligheid, de heerlijkheid en de macht van de Moeder Gods.

Ziedaar de oorsprong van de rozenkrans en deze geschiedkundige daad wordt door niemand meer betwist; twaalf pausen hebben althans verklaard, dat de H. Dominicus inderdaad de oprichter van de rozenkrans is, dat hij die ingesteld heeft.

Voornemen

Bewonderen wij de Voorzienigheid, die er, als het ware, haar behagen in schept om de ootmoedigheid, door de eenvoudige middelen, welke zij ingeeft, aan te prijzen, ten einde haar grootste uitkomsten te verkrijgen. Mannen, die door geleerdheid en deugd schitterden, werden belast om aan de bekering van de ongelovigen te werken en behaalden bijna geen voordeel. God wilde het land herscheppen en het ongeloof vernielen door het eenvoudigst, het nederigste, het meest algemeen gebed.

Trachten wij dus al ons vertrouwen in het gebed te stellen, laat ons bidden en wij zullen de doelmatigheid van dit grote middel ter zaligheid leren kennen.

Gebed

Heer! God van goedheid! Die, toen gij aan een van uw dienaren de vruchtbaarheid van het gebed, gevoegd bij de overweging van de voornaamste waarheden van de godsdienst, leert kennen, ons in de gelegenheid wilt stellen, om ons te doordringen van die tedere en oprechte geest van godsvrucht, waaruit het levende water, hetwelk al onze handelingen heiligt, voortvloeit, verleen ons de genade, van deze oefening van godsvrucht met ijver en vrucht te verrichten. Wij hebben de zekerheid, dat zij u aangenaam is en, Heer, dit is genoeg om ons haar te doen beminnen en met het volste vertrouwen beoefenen. Amen.