Onze houding tegenover de goddeloosheid

Pastorale brief: Dakar, 24 februari 1949.

Onze houding tegenover de goddeloosheid

Hoe zouden onze christelijke zielen niet met ontzetting vervuld worden door de verschrikkelijke gebeurtenissen in Hongarije, Roemenië, Siberië en China. Hoe zouden zij niet geschokt zijn door de goddeloosheid en de haat tegenover de Heilige Naam van God, die er de oorzaak van zijn. Er gaat geen dag voorbij of wij horen over slachtingen en deportaties van goede mensen, van al diegenen die zich met woord en daad toewijden aan God en de naaste.

Maar de recente gevangenzetting van Kardinaal Mindszenty, de Primaat van Hongarije, zijn proces, de vreselijke mishandelingen die hij moest ondergaan, zijn veroordeling, illustreren op verschrikkelijke wijze op welke manier duizenden mensen hebben geleden en nog lijden omdat zij de beschaving hebben verdedigd.

Het is onmogelijk voor een nobele ziel om onverschillig te blijven tegenover zulke misdaden tegen de mensheid.

God spreekt tot ons door Isaias:

“Is dit soms het vasten zoals Ik dat verkies, dat iemand een dag lang zich kwelt; dat hij zijn hoofd buigt, krom als een hoepel en zich uitstrekt op zak en as ? Noemt gij dat soms een vasten en een welgevallige daad voor de Heer ? Is niet veeleer dit het vasten dat ik wens: verbreek die misdadige boeien, maak los die knellende banden. Laat hen, die gij hebt gebroken, vrij heengaan en neem weg alle drukkende last. Breek voor de behoeftige uw brood en breng armen en zwervers in uw huis. Als gij iemand naakt ziet, geef hem dan kleding, en wil uw eigen bloed niet versmaden.”

Schieten wij niet op de meeste elementaire wijze te kort in de liefde voor onze naaste door onze ogen af te wenden van zijn lijden en er zich niet om  te bekommeren? Kunnen wij doen alsof wij niets afweten van zijn ellende, omdat zij nog ver van ons bed lijkt.

In deze tragische en aangrijpende ogenblikken voor de Hongaarse Kerk, de Kerk in zijn geheel en zijn vereerde hoofd, hebben wij, in naam van alle geestelijken én in uw naam, aan Onze Heilige Vader de Paus, ons leedwezen en onze respectvolle en broederlijke genegenheid overgemaakt

Wat moet onze houding zijn tegenover deze uitbarsting van goddeloosheid, deze haat tegen God, dit misprijzen tegenover alles wat de mens als heilig beschouwt ?

1° de eer van God wreken door een vuriger christelijk leven,

2° genoegdoening bekomen voor de zonden van de goddelozen door boete te doen,

3° met al onze krachten werken aan de heerschappij van Onze Heer Jezus Christus in de maatschappij en het gezin om te vermijden dat wij en onze families door hetzelfde kwaad getroffen worden.

1° de eer van God wreken door een vuriger christelijk leven, “Laat”, zegt Onze Heilige Vader de Paus, “uw priesters en de gelovigen die aan uw zorgen zijn toevertrouwd, elkaar overtroeven in geestdrift voor de verdediging van de naam van God, hem die de hemelse machten sidderend vereren. Hijs de banier van de Heilige Aartsengel Michael en aanroep hem met zijn naam ‘Hij die is als God’. En toon hiermee tegenover hen die de opperste Majesteit beledigen, uw vastberaden wil  om de naam van God te belijden, lief te hebben en te verkondigen.”

Bewijs door uw aanbidding de eer aan God die de goddelozen hem hadden moeten geven. De aanbidding is inderdaad de meest perfecte uiting van godsdienstigheid die de mens aan zijn Opperste Meester kan geven. Maar deze mag niet alleen uitwendig zijn. Het is rechtvaardig dat elke mens, elk gezin, elke maatschappij op deze manier zijn Goddelijke Schepper eert.  Maar wij, die niet aarzelen hem deze eer te bewijzen, moeten er vooral ook een innerlijke aanbidding aan toevoegen. “Maar het uur komt”, zegt Onze Lieve Heer tot de Samaritaanse, “en het is er nu, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid. Want de Vader zoekt ook zulke aanbidders.”

Deze innerlijke aanbidding, devotie genoemd, moet onze zielen in een toestand van voortdurend gebed brengen, die, volgens Sint-Thomas “een houding van onderwerping aan God is, om hem te tonen, dat wij volkomen nietig zijn tegenover hem, de schepper van al het goede.”

Uw christelijk leven mag geen oppervlakkig leven zijn maar een diepgaand leven dat heel uw wezen in bezit neemt om het over te leveren aan God in al zijn activiteiten en bezigheden.

“Wat is hij goed, wat is hij zoet, Heer, uw Geest, die alles vervolmaakt.”

Praktisch gezien, mijn geliefde broeders, roepen wij u op om de kerken te bezoeken, om er een paar ogenblikken binnen te gaan, als de gelegenheid zich voordoet. De eerbiedwaardige Kardinaal Mercier was van mening dat iemand, die erin slaagde zich elke dag gedurende vijf minuten te bezinnen om de Heilige Geest in alle eerlijkheid en vertrouwen te vragen, hem te leiden, te vertroosten en te overladen met zijn genaden, bijna zeker was van zijn zaligheid.

Hoezeer wordt dit gebed uit het diepste van de ziel niet vergemakkelijkt door de aanwezigheid van de Eucharistie in deze oasen van bezinning en stilte die onze kerken zijn.

2° Het gebed en de lofzangen vullen wij aan met een leven van boetedoening. Onze Heilige Vader vraagt ons om, vanaf het begin van deze Vasten, de onthouding opnieuw te beoefenen, zoals op alle vrijdagen van het jaar. Wij aanvaarden deze lichte boetedoening in een geest van geloof en wij voegen er onze aalmoezen en onze verstervingen aan toe.

Met de vrede, hoe relatief zij ook moge zijn, keert een zekere welstand terug. Deze voorspoed, eerder schijnbaar dan werkelijk, vergemakkelijkt de geneugten en het amusement en maakt het helaas  mogelijk zijn passies te volgen. Van daar naar het vergeten van God en het verwaarlozen van zijn plichten tegenover Hem, is maar een kleine stap. Rijkdom in handen van deugdzame en liefdadige mensen is een bron van talrijke verdiensten. Rijkdom in dienst van een aan zinnelijkheden verslaafde man is een bron van vrijpostigheid en van verblinding van het verstand. Is dit niet wat de wereld  en zij die zijn verderfelijke grondslagen volgen, ons tonen.

Mijn geliefde broeders, laten wij ons, in deze tijd van boetedoening, terughoudend en discreet tonen op feesten en bijeenkomsten. Zoals de H Petrus ons vertelt: “Weest op uw hoede en blijft waakzaam; want uw vijand, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw en zoekt, wie hij kan verslinden.”

Laat ons niet vergeten dat de deugd van matigheid de noodzakelijke voorwaarde voor alle andere deugden is. En dat de matigheid veronachtzamen, betekent dat men zich hecht aan de goederen van deze wereld en dat men zo het verstand, dat nodig is om tot de kennis van God te komen, verduistert.

Door deze boetedoeningen, bereiden wij ons voor om te genieten van de genaden die God in grote mate verspreidt tijdens de dagen die de Paasfeesten voorafgaan. Wij zijn dan beter in staat om voordeel uit te halen uit de predicaties die wij bijwonen.

Vragen wij, tenslotte, aan God om zijn barmhartigheid voor de goddelozen en godslasteraars die een zo grote haat tonen tegenover zijn Heilige Naam.

 3° Naast het gebed en de boetedoening is er een niet aflatende ijver voor de vestiging van zijn heerschappij in de maatschappij en het gezin nodig, gebaseerd op de liefde voor Onze Heer.

Ieder zinnig en oprecht mens kan niet anders dan de oorsprong van al dit kwaad en deze rampen, die ons overweldigen en overvloedig aanwezig zijn in sommige landen, zien in de veronachtzaming en de officiële ontkenning van God  door de maatschappijen en vaak ook door de huisgezinnen.

Onze Heilige Vader de Paus zei hieromtrent onlangs het volgende: “Eens God effectief verwijderd, maakt de minachting voor de zaken van God de van zijn geestelijke waardigheid beroofde mens tot de gemene slaaf van materiële zaken en het onderdrukt zelfs volledig alles wat in de deugd, de liefde, de hoop, het innerlijk leven, staat voor schoonheid.”

“Geen enkele maatschappij kan ooit blijven bestaan als het de godsdienst afschaft en God bant. Want enkel de geheiligde principes van de godsdienst kunnen de rechten en de plichten van de burgers op rechtvaardige wijze afwegen, de fundamenten van de Staat verankeren, de zeden van de mensen door heilzame wetten regelen en hen op ordelijke wijze naar de deugd leiden.  Wat de grootste Romeinse redenaar schreef: ‘Jullie, priesters…, verdedigen de stad door de kracht van de godsdienst veel beter dan zijn vestingen (Cicero, De Nat. Deor., III, 40) is oneindig veel waarheidsgetrouwer en zekerder wanneer het gaat over de christelijke leer en het christelijk geloof. Laat allen die de teugels van de Staat in handen houden, deze waarheden dus erkennen. En laat overal de vrijheid, die de Kerk toekomt, aan haar worden teruggegeven, zodat zij, zonder door enige belemmering gehinderd te worden, door het licht van haar leer de geesten van de mensen kan verlichten, de jeugd goed opvoeden en haar tot de deugd vormen, het heilig karakter van het gezin  herbevestigen en heel het menselijk leven beïnvloeden. De maatschappij moet geen enkel nadeel vrezen van deze heilzame daad. Integendeel, zij zal er groot voordeel uit halen. Want wanneer dan de sociale relaties op rechtvaardige en billijke wijze zullen geregeld zijn, de toestand van de behoeftigen aangepakt is zoals het noodzakelijk is en hersteld volgens de menselijke waardigheid, de twisten uiteindelijk tot rust gebracht en de geesten gepacificeerd door de broederlijke liefde, kunnen eindelijke betere tijden aanbreken voor alle volkeren en alle landen, hetgeen Wij vurig wensen en vragen door onze vurige gebeden.”

Hetgeen Onze Heilige Vader de Paus verlangt, moet de vurigste wens van alle christenen zijn en allen moeten dit met grote ijver nastreven. Zij moeten ervan overtuigd zijn dat, door te werken aan de uitbreiding van de heerschappij van Onze Heer, zij tevens werken aan de grootsheid van de natie en het gezin en zij zo ook de verschrikkelijke kwalen afweren die de volkeren,  waarvan de leiders Christus verloochend hebben en de godsdienst vernietigd hebben, overweldigen.

Daarom, mijn geliefde broeders, smeken wij u te bidden, de handen van uw kinderen samen te vouwen in een familiaal gebed, ijverig te zijn in het openbaar gebed in de kerken. Wij bezweren u om u over te leveren aan een leven van boetedoening en wij rekenen op uw ijver opdat het rijk van God zou komen en zijn wil zou “geschieden op aarde als in de Hemel”.

Tenslotte eindigen wij met de volgende door de Paus uitgesproken wens. Indien het atheïsme en haat tegenover God een monsterlijke fout zijn die onze tijd bevuilt en die ons terecht vreselijke straffen doet vrezen, dan is het Bloed van Christus in de kelk van het Nieuwe Verbond een zuiverend bad, waardoor wij deze afschuwelijke misdaad kunnen uitwissen, en, na om vergeving te hebben gevraagd voor de schuldigen, de gevolgen ervan kunnen laten verdwijnen en de Kerk een schitterende zege kunnen bezorgen.

Toen wij hierover nadachten, leek het ons nuttig om, dit jaar op Passiezondag, u en alle priesters toe te staan en zelfs aan te sporen, een tweede mis op te dragen, die een votiefmis voor de vergeving van de zonden zal zijn. Laat de gelovigen, die, als gevolg van de banden die de leden van het mystiek Lichaam van Christus verenigen, steeds moeten deelnemen aan de droefheden en de vreugden van de Kerk, in zo groot mogelijke getale op uw oproep toesnellen rond de altaren. Laat hen, zoals het hoort, het belang en de ernst van de reden, die hen samenbrengt, waarderen en laat hen met meer vuur hun smeken en gebeden aan God offeren.

Wij twijfelen er niet aan dat jullie, alles wat wij vragen, met de grootste hartstocht zullen uitvoeren en dat jullie ook aan God smeekbeden en wensen zullen offeren. Zodat, eens het kwaad overwonnen, de geest van de  hemelse liefde alle dingen zal vernieuwen in Christus om het verlangen naar vrede te vervullen.