
M. l'abbé Davide Pagliarani au congrès organisé par The Angelus
Vraaggesprek van 1 november 2024 verschenen in het magazine “The Angelus” (november-december 2024)
Hoeders van de Traditie
“De hedendaagse katholieken biedt de Broederschap een waarheid zonder toegift, die wordt gediend zonder beperking, en met de middelen om er volledig naar te leven, om zo de zielen te redden en de hele Kerk te dienen.”
- “The Angelus”: Zeereerwaarde Heer, hoe zou u de rol van de Priesterbroederschap anno 2024 omschrijven? Is zij een parallelle kerk, zoals sommigen beweren, of toch vooral een getuigenis ten gunste van de Traditie? Een wereldomvattende missiecongregatie, zoals eertijds de Paters van de Heilige Geest? Of nog iets anders?
Don Davide Pagliarani: De rol van de Priesterbroederschap is anno 2024 niet fundamenteel anders dan die welke zij sinds haar oprichting speelt, en welke door haar statuten als volgt wordt verduidelijkt: “Het doel van de Broederschap is het priesterschap en alles wat daarop betrekking heeft en niets anders dan wat het priesterschap betreft.” De Broederschap is op de eerste plaats een priestergenootschap belast met de heiligheid van de priesters, en dus de heiligheid van de zielen en de Kerk als geheel, door de heiligheid van het priesterschap. Onze statuten verduidelijken eveneens: “De Broederschap is in wezen apostolisch, omdat het offer van de Mis dat ook is.”
Die rol, die wordt door de Broederschap vervuld sinds ze werd opgericht in de specifieke context van een ongekende crisis, die juist het priesterschap, de mis, het geloof en alle schatten van de Kerk treft. In die zin herinnert de Broederschap aan de werkelijkheid van die schatten, en aan de noodzaak ervan om alles te hernieuwen. Zonder ervoor te hebben gekozen bestaat zij als een bevoorrechte getuige van de Traditie in omstandigheden waarin die laatste blijkt te zijn verduisterd. Het is een feit dat de Broederschap in dat opzicht een teken van tegenspraak is ten gunste van de Kerktraditie. Haar kracht om die te verdedigen is uniek, in die zin dat haar afwijzing van alle liberale hervormingen onverbiddelijk en compromisloos is. En zo blijkt haar standpunt een rechtstreeks en volledig antwoord te zijn op wat de Kerk in de huidige omstandigheden nodig heeft.
Wat wellicht nieuw is sinds enkele jaren is hoe de “radeloze katholieken” naar de Broederschap kijken. In veler ogen is de Broederschap gedediaboliseerd. Ze wordt niet meer gezien als een schismatieke parallelkerk (of dito kerk in wording) noch als een antimoderne splintergroep die zich heeft opgesloten in gewoontes uit het verleden, en niet in staat is met de huidige tijd om te gaan. Vandaag de dag wordt haar situatie vaak benijd en worden de schatten waar ze van leeft begeerd. Ze is, kortom, een referentiepunt voor velen. Gelovigen die de Broederschap ontdekken worden aangetrokken door haar preken, haar eredienst, de naastenliefde van haar priesters, de kwaliteit van haar scholen, de sfeer van haar kapellen. En steeds meer maakt de Broederschap het haar gelovigen en priesters mogelijk om de schatten van de Kerk te herontdekken. Dat is heel bemoedigend.
- Wat heeft de FSSPX hedendaagse katholieken te bieden dat niet door de “Ecclesia Dei”-gemeenschappen wordt verschaft?
De gemeenschappen die voorheen behoorden tot de Commissie Ecclesia Dei, die nu niet meer bestaat, bieden op hun niveau de traditionele liturgie aan en onderwijzen over het algemeen een traditionele catechismus. Oppervlakkig gezien zou men kunnen denken dat ze zich in weinig onderscheiden van de Priesterbroederschap. Nochtans staan zij er zelf op om zich van haar te onderscheiden, in het bijzonder op het vlak van gehoorzaamheid. Zij omschrijven de Broederschap als bezield door een geest die naar sedevacantisme zweemt, alsof zij zou bestaan zonder rekenschap aan iemand te hoeven af te leggen, en zo een gevaar vormt voor de eenheid van de Kerk en het geloof van haar parochianen. Om het wat kort door de bocht te stellen: zij vinden van zichzelf dat ze “binnen de Kerk” doen wat de Broederschap “buiten de Kerk” zou proberen te doen.
Wat ze niet zeggen, is dat ze in werkelijkheid slechts een beperkte vrijheid hebben. Ze hebben slechts de ruimte die hun wordt toegemeten door een hiërarchie die min of meer welwillend is, min of meer geïnspireerd door liberale en personalistische beginselen, maar in elk geval niet in staat om de Traditie van de Kerk haar noodzakelijke en bevoorrechte plaats toe te kennen. Bijgevolg worden hun apostolaat en hun uitstraling beteugeld, gedwarsboomd, gecompromitteerd, zodanig dat het vraagstuk van hun concrete voortbestaan steeds meer zorgen baart. Maar er is méér: de betekenis van hun gehechtheid aan de Traditie zelf wordt onhoorbaar. Men meet hun immers die beperkte vrijheid toe uit naam van een eigen charisma, een liturgische voorkeur, een bijzondere gevoeligheid. Dat heeft meerdere uiterst ernstige gevolgen.
Allereerst wordt de Traditie niet meer verdedigd als enig noodzakelijk, onontbeerlijk en onaantastbare rechten hebbend in de Kerk. Ze wordt opgeëist als een verkieslijk goed. Men eist een recht op om van de traditionele liturgie te genieten, zonder duidelijk te vermelden dat de moderne liturgie onaanvaardbaar is, omdat ze het geloof aantast. Men eist een recht op om van de traditionele leer te genieten, zonder duidelijk te vermelden dat alléén die Traditie borg kan staan voor de volheid van het geloof, met uitsluiting van elke koers die ervan afwijkt. Welnu, de Traditie kan niet worden verdedigd als het privébezit van deze of gene gemeenschap, die slechts voor zichzelf het recht vraagt om ernaar te leven, als een goed dat de voorkeur geniet boven een ander. De Traditie moet worden verdedigd als het gemeengoed van de hele Kerk en opgeëist als het exclusieve bezit voor elke katholiek. Daarnaast, los van de onzekerheid van hun situatie, blijken die gemeenschappen te worden beperkt in de openbare uiting van hun geloof. In het bijzonder is verzet tegen elke vorm van liberalisme voor hen onmogelijk. Welnu, men kan de Traditie niet doeltreffend verdedigen zonder tegelijk de dwalingen die ertegen indruisen te veroordelen. En door alsmaar over die dwalingen te zwijgen neemt men uiteindelijk de schadelijkheid er niet meer van waar en maakt men ze zich stilaan eigen zonder het gewaar te worden.
Voor alle duidelijkheid: we oordelen hier niet over het goeds dat deze of gene priester kan doen in deze of gene situatie noch over de ijver in de zielzorg die hem persoonlijk kan drijven. Maar we stellen wel vast dat de bestaansonzekerheid van die gemeenschappen en de beperkingen waaraan zij sinds hun oprichting concreet onderworpen blijken te zijn hun objectief de volle vrijheid ontzeggen om onvoorwaardelijk de Wereldkerk te dienen.
Mgr. Lefebvre van zijn kant was vastbesloten om de Broederschap te voorzien van een soevereine vrijheid, omdat hij zich niet liet intimideren door bedreigingen of kuiperijen – en hij gaf de Broederschap de middelen om haar strijd voor de Kerk te bestendigen: niet de valse vrijheid van een gezochte onafhankelijkheid tegenover elk menselijk gezag, maar de ware vrijheid om op standvastige wijze en zonder beperking aan de hernieuwing van het geloof, het priesterschap en de Mis te werken. De hedendaagse katholieken biedt de Broederschap een waarheid zonder toegift, die wordt gediend zonder beperking, en met de middelen om er volledig naar te leven, om zo de zielen te redden en de hele Kerk te dienen.
- Wat is volgens u het grootste obstakel voor hen die aarzelen om missen van de Broederschap bij te wonen?
De reden die gelovigen die zich tot de traditionele liturgie aangetrokken voelen het meest weerhoudt, is allicht de schijnbare illegaliteit van onze canonieke toestand, het feit dat we niet officieel erkend zijn door het kerkgezag. En dat brengt ons bij het hierboven aangeraakte vraagstuk van de gehoorzaamheid. Belangrijk om te begrijpen is: ook al is het wenselijk dat werken van de Kerk steeds concreet worden erkend en goedgekeurd door het gezag, er zijn uitzonderlijke situaties waarin dat niet absoluut noodzakelijk is.
De toestand van de Broederschap hangt zelf af van de algemene toestand van de Kerk, die nu al ettelijke decennia een crisis zonder voorgaande kent. Paus Paulus VI sprak zelf al over de zelfafbraak van de Kerk. Die afbraak is helaas te verklaren doordat de hoogste instanties van de Kerk de moderne dwalingen hebben aangemoedigd, dwalingen die naar aanleiding van het Tweede Vaticaanse Concilie – en de hervormingen die eruit zijn voortgekomen – de hele Kerk diep hebben doordrongen, en ontelbare massa’s gelovigen van het geloof hebben doen afvallen. Zodanig dat de Paus zijn gezag ten dienste heeft gesteld van de afbraak van de Kerk in plaats van de geloofsschat te bewaren voor het heil van de zielen en het gemene goed van de hele Kerk.
Het was de reusachtige verdienste van Mgr. Lefebvre om die zelfafbraak af te wijzen, en de Traditie van de Kerk dapper te verdedigen, door alle destructieve nieuwigheden af te wijzen en door de zielen de bovennatuurlijke goederen van de leer, de Mis en de sacramenten te blijven aanbieden. Welnu, het is precies om die reden dat het kerkgezag ervoor heeft gekozen om hem te bestraffen, diens werk af te schaffen en hem zo de canonieke erkenning te ontzeggen. Wat op dat ogenblik op het spel stond, was niets minder dan de redding van het katholieke geloof, en van de eredienst, uitdrukking van dat geloof. Gelet op dat misbruik van gezag kon Mgr. Lefebvre niet aanvaarden dat zijn werk zou worden stopgezet. Dan zou hij de gelovigen in de steek hebben gelaten, gelovigen die zich van de gezonde geloofsleer en de traditionele eredienst verstoken zouden hebben gezien, zonder houvast overgeleverd aan de moderne dwalingen. Mgr. Lefebvre begreep dat de afschaffing van de Broederschap een misbruik van gezag was die het goed van de Kerk ernstig in gevaar bracht. Welnu, het gezag is aan de paus gegeven om het goed van de Kerk te beschermen, niet om het in gevaar te brengen. En gehoorzaamheid is hem verschuldigd om mee te werken aan het goed van de Kerk, niet om mee te werken aan de ondergang ervan. Daarom, en ondanks zichzelf, heeft Mgr. Lefebvre de moed gehad om niet te gehoorzamen … uit gehoorzaamheid. Omdat hij zich herinnerde dat het heil van de zielen – door de wil van Onze Heer Jezus Christus – de hoogste wet van de Kerk is (waaraan alle andere canonieke wetten ondergeschikt zijn), verkoos hij die hoogste wet te gehoorzamen op het gevaar af door zijn hiërarchie te worden verstoten, in plaats van die wet niet te gehoorzamen en zich te onderwerpen aan de verboden die hem werden opgelegd. “We moeten God dienen boven mensen.”
Helaas is de toestand vandaag nog steeds hetzelfde en de Broederschap laat het goed van de zielen en het goed van de Kerk nog steeds op de eerste plaats komen zonder zich zorgen te maken om intimidatie of kritiek. Zij zou heel gelukkig zijn als ze door het hoogste gezag zou worden goedgekeurd: dat zou het teken zijn dat het gezag de zin van zijn missie terugvindt en begrijpt wat het ware goed van de Kerk is. Maar zolang de prijs van die legaliteit betekent de aanvaarding van het onaanvaardbare, van de dwalingen die de Kerk afbreken en van de eredienst die het geloof verderft, verkiest zij het om te werken onder de onterechte afkeuring die haar treft in plaats van de Kerk te verraden – en de zielen die hun toevlucht zoeken in de FSSPX-kapellen.

- Hoe kunnen gezinnen het best genieten van wat de FSSPX hun heeft te bieden?
Gezinnen zijn een bijzonder aandachtspunt voor de Broederschap, want daaruit ontstaan en groeien de roepingen – en zij die de gezinnen van morgen zullen stichten. Gezinnen die zich in de nabijheid van onze priorijen komen vestigen genieten van een rijk parochieleven, gevoed door de sacramenten, op het ritme van het gebed en bezield door tal van andere gezinnen die er een heel opbeurend weefsel van onderlinge bijstand en christelijke naastenliefde vormen. Hoe meer een gezin bij het leven van een kapel of een priorij betrokken raakt, hoe meer het wordt versterkt en in staat gesteld om te stralen. Het altaar wordt natuurlijk een houvast en de geestelijke bron van het gezinsleven; door de toewijding die het gezin aan de dag legt, kan het in edelmoedigheid groeien; en beetje bij beetje zal het liturgische en sacramentele leven het van de geest der wereld losmaken en christelijke deugden doen ontluiken.
We moeten natuurlijk de scholen van de Broederschap – of van gemeenschappen die ermee verenigd zijn – vermelden, scholen waarin we ons best doen om veelzijdige mannen en vrouwen op te leiden, zowel op verstandelijk en lichamelijk als op zedelijk en bovennatuurlijk gebied. Hoewel die scholen zoals alle mensenwerk onvolmaakt zijn, zijn ze niettemin ware zegeningen voor de gezinnen.
Tot slot zou ik de Derde Orde van onze Broederschap willen vermelden, die gezinnen in het bijzonder een zeer stevige geestelijke omkadering biedt om ouders in hun verschillende plichten te begeleiden, vooral in hun opvoedkundige taak. Door dat rechtstreeksere lidmaatschap genieten die gelovigen van alle genaden van de Broederschap, verworven door de gebeden en de verdiensten van de leden ervan, en steunen ze haar geestelijk in haar strijd voor de Kerk. Dat, gevoegd bij hun persoonlijke trouw aan de heel eenvoudige geloften van hun regel, is hun een grote steun met het oog op hun persoonlijke heiliging en die van hun gehele gezin.
- Wat is het grootste gevaar waarmee traditionele katholieken worden geconfronteerd vandaag? Waar zijn zij het kwetsbaarst voor?
Het eerste waar ik aan denk, is de dreiging die van de geest van de wereld uitgaat, en die er een is van comfort, materialisme, zinnelijkheid, weekheid. Onze gelovigen, en de leden van de Broederschap zelf, zijn mensen zoals anderen, gewond door de erfzonde, en het is belangrijk om het mogelijke bederf van het christelijke leven in de ziel van iedere katholiek niet op naïeve wijze te onderschatten, of dit nu is door menselijk respect, onverschilligheid, egoïsme of onkuisheid. Men moet er alles aan doen om zich zichzelf, en de jeugd in het bijzonder, daarvoor te behoeden. Dat gebeurt door de bestudering van concrete problemen die zich vandaag voordoen, onder meer wegens de veralgemeende toegang tot het internet, al te dikwijls een open riool, zowel moreel als ideologisch. De invasie van de schermen en het ongecontroleerde gebruik ervan moeten het voorwerp worden van gedegen studies, opdat we ons bewust worden van de problemen die ermee gepaard gaan en we heilzame reacties ontwikkelen om de schade te beperken en steeds beter te voorkomen.
Een ander punt dat misschien dient te worden aangestipt is dat gelovigen die altijd traditionalistisch zijn geweest het risico lopen om in slaap te worden gewiegd door het comfort van een toestand die door hun voorgangers is verworven. Dat is het gevaar van de verslapping. Mij lijkt het tegendeel waar: de inspanningen van onze voorgangers verplichten ons. Het grotere gemak dat wij vandaag hebben om toegang te krijgen tot de schatten van de Mis en de Traditie is ons gegeven om er steeds beter naar te kunnen leven. Niet om te verslappen of om op onze lauweren te rusten. Er zijn nog altijd zoveel zielen te redden en de strijd ervoor is harder en noodzakelijker dan ooit. De tijd en de gemakken waarover wij beschikken zouden ons moeten aanzetten om nog ijveriger aan onze eigen heiliging en de ontwikkeling van het apostolaat te werken. Er is in die zin een grote edelmoedigheid nodig en, vooral, een manier van apostel-zijn die volstrekt en ronduit bovennatuurlijk is.
Tot slot is een laatste gevaar misschien dat van te leven in het intellectuele comfort van iemand die weet dat hij gelijk heeft, en neerbuigend begint te oordelen over “hen die ongelijk hebben”. Enerzijds heeft iedereen vorming nodig en we hebben vaak ongelijk als we denken niets meer te leren te hebben – het tegendeel is waar. Het is onontbeerlijk dat we ons blijven vormen over belangrijke onderwerpen, waarover iedere katholiek een licht moet zijn om anderen voor te lichten. Anderzijds is het altijd verderfelijk om anderen minderwaardig te achten onder het voorwendsel dat ze minder hebben gekregen. Een katholiek die naam waardig, en bezield door een onvervalste naastenliefde, zou zich integendeel verplicht moeten voelen om hen die in onwetendheid verkeren met welwillendheid te omarmen, zodat ook zij worden geholpen om het ware geloof steeds beter te ontdekken. Een doorleefde, welwillende en geduldige naastenliefde draagt meer bij tot de uitstraling van het geloof dan geleerde vertogen vol onvriendelijke en neerbuigende kritiek.
- We zijn nu halfweg uw termijn als generaal-overste. Hoe blikt u terug op de afgelopen zes jaar?
Een van de dingen die mij het meest zijn bijgebleven in die afgelopen zes jaar is de edelmoedigheid waar onze priesters in hun apostolaat blijk van geven, en die ze vooral tijdens de covidcrisis aan de dag wisten te leggen. Behoedzaam wisten zij bepaalde toelaatbare risico’s te nemen, soms heel vindingrijk, om zo goed mogelijk aan de behoeften van de zielen te voldoen. In die periode heeft de Broederschap laten zien dat ze in staat is om proportionele antwoorden te vinden op een uitzonderlijke toestand, waarbij ze het geestelijke heil van de gelovigen vooropstelt. Het is een mooie illustratie van het eerder aangehaalde beginsel: “Het heil van de zielen is de hoogste wet van de Kerk”.
Een andere opvallende les van die afgelopen jaren werd ons gegeven door het motu proprio Traditionis custodes. Deze tekst, die logisch past in de zienswijze van het huidige pontificaat, heeft eens te meer, en op beslissende wijze, de grote voorzichtigheid en de diepe wijsheid bewezen van de beslissing die in 1988 door Mgr. Lefebvre werd genomen: door over te gaan tot de wijdingen, ondanks de afwezigheid van een pauselijk mandaat, heeft hij de Broederschap echt de middelen gegeven om haar missie als “hoedster van de Traditie” voort te zetten. De relevantie van die keuze lijkt vandaag onbetwistbaar. Waar zouden wij staan zonder onze bisschoppen? Waar zou de Traditie staan in de Kerk? En wie anders heeft vandaag de vrijheid die wij hebben om ten volle van de kerkelijke schatten te leven? Allicht kan de groei van ons apostolaat dan ook door die nieuwe evidentie worden verklaard.
- U spreekt over onze bisschoppen, en ik denk dat we dan allemaal moeten denken aan het trieste overlijden van Mgr. Tissier de Mallerais. Wat betekenis diens verlies voor de Broederschap? Kunt u ons zeggen welke gevolgen dat zal hebben voor de middelen waarover de Broederschap beschikt om haar missie voort te zetten? Anders gezegd, om terug te komen op het halverwege-zijn van uw termijn, hoe ziet u de komende zes jaar tegemoet?
Het overlijden van Mgr. Tissier de Mallerais is een van de markantste gebeurtenissen in de geschiedenis van de Broederschap. Het is echt een hele bladzijde van onze geschiedenis die wordt omgeslagen, en vereeuwigd. Maar wat een prachtige bladzijde! Mgr. Tissier de Mallerais was erbij vanaf het prille begin, vanaf de eerste uren van het epos van Mgr. Lefebvre. Hij heeft geleefd in de vertrouwelijke kring van onze stichter, met hem de lusten en de lasten gedeeld die met groei van de Broederschap gepaard gingen en werd uiteindelijk gekozen tot een van de vier bisschoppen die hem opvolgden. En zijn hele leven zou een leven zijn van vurige en moedige trouw aan de strijd om het geloof, aan de missie van de Broederschap. Voor de Kerk, voor de zielen, tot het einde. Hij is zelfs zijn krachten te boven gegaan. Zijn gulheid en ijver hebben hem verder gebracht dan waar zijn stappen hem konden brengen. Hij kon ook als geen ander vertellen over Mgr. Lefebvre en de geschiedenis van de Broederschap. We missen zijn aanwezigheid. Maar we zijn trots op Mgr. Tissier de Mallerais. Trots op onze bisschop en het voorbeeld dat hij ons nalaat.
Natuurlijk spreekt de Voorzienigheid via die gebeurtenis tot ons. Het is heel duidelijk dat dit overlijden de vraag opwerpt over de voortzetting van het werk der Broederschap, die voortaan nog slechts twee bisschoppen telt, en waarvan de zielzorg nog altijd even noodzakelijk lijkt in de verschrikkelijk verwarrende tijden die de Kerk vandaag doormaakt. Maar die vraag kan alleen maar in rust en gebed worden behandeld. Naar het voorbeeld van Mgr. Lefebvre laat de Broederschap zich leiden door de Voorzienigheid, die altijd duidelijk heeft aangegeven welke wegen moeten worden gevolgd en welke beslissingen genomen. Vandaag, net zoals gisteren, leidt die Voorzienigheid ons. De toekomst is in haar handen, laten we Haar met vertrouwen volgen. Op het juiste ogenblik zullen we – gewetensvol – onze verantwoordelijkheid opnemen. Tegenover de zielen en de leden van de Broederschap. Tegenover de Kerk. Tegenover God. Laten we rustig blijven en dat simpelweg aan Onze Lieve Vrouw toevertrouwen.
Wat de toekomst meer in het algemeen betreft, zou ik vurig wensen dat priesters en gelovigen in die komende jaren een vernieuwde aandacht zullen schenken aan een vraagstuk dat van levensbelang is: de roepingen. Niet alleen om steeds meer nieuwe rekruten voor de dienst van Christus aan te trekken, hetzij als priester, hetzij als broeder of zuster, maar ook om ervoor te zorgen dat de roepingen worden volgehouden.
En ik denk dat we vooral moeten begrijpen dat we meer moeten bidden. Jawel, bidden. Bidden om God arbeiders te laten uitzenden voor zijn oogst, want zij is overvloedig en de arbeiders zijn weinig talrijk. En bidden om dank te zeggen voor de reeds ontvangen roepingen, want de afgelopen jaren zijn op dat vlak zeer bemoedigend geweest. Maar het ideaal van heiligheid moet steeds meer gewijde zielen aantrekken en steeds meer aantrekking bij de jeugd opwekken. De zielen wachten. Zij dorsten. Zij hebben legioenen van apostelen nodig. En die apostelen, herders of contemplatieve zielen, kunnen alleen door God worden opgewekt. We moeten daarom God bidden dat Hij roept, en dat edelmoedige zielen zich weten open te stellen voor zijn stem om er getrouw op te antwoorden. Laten we vooral die genade vragen aan de Onbevlekte Maagd, aan Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid, moeder van de priesters en voorbeeld voor de kloosterlingen.
God zegene jullie.
Don Davide Pagliarani “The Angelus”
Algemeen-Overste november-december 2024