Quatertemperwoensdag in de Vasten

Sint Maria de Meerdere, Rome

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Quatertemperwoensdag in de Vasten

Thema: van deze allerschoonste mis door levensloutering, naar intimiteit met God.

I. Gedachten ter overweging.

In deze week vallen de quatertemperdagen van de vasten, boetedagen dus in de boetetijd. Quatertemper-woensdag is altijd gevierd in de statiekerk van Sint Maria de Meerdere: 't is als de Maria-dag in iedere quatertemperweek. Vandaag is het dan de Mariale vastendag. Het is alsof de Kerk haar beste zorgen wilde besteden, om ons vandaag een bijzondere les te geven in 't heilig vasten.

Eerst roept ze Mozes op, in de 1ste lezing: God spreekt tot Mozes: Klim op tot Mij, op de Sinaï-berg, en verblijf aldaar. En Mozes klom op de berg, en hij was daar veertig dagen en veertig nachten. Waarom deze lange, strenge vasten? Om op de berg, gehuld in de mysterieuze wolk van Gods heerlijk­heid, de openbaring van Gods tien geboden te ontvangen en door te dringen in 't diepst van Gods gedacht en van Gods wil.

Ziedaar het laatste doel van alle vasten: God ontmoeten, dieper in God binnendringen!

Na de wet verschijnt Elias, de vertegenwoordiger der Pro­feten (Epistel). Elias vlucht voor de wraak van Jezabel, nadat hij de afgodenpriesters had doen doden. Hij vlucht in de woes­tijn. Uitgeput van krachten en moedeloos valt hij neder; een engel komt hem wekken, en gesterkt met een wonderbaar voed­sel gaat hij veertig dagen en veertig nachten, tot aan de berg Gods, Horeb. Waarom moet hij die lange, lastige reis doen, al vastend door de woestijn? Om, op de berg, God te ontmoeten en van Hem een speciale opdracht te ontvangen.

Zo ook leert de vasten ons dat we door de barre woestenij van 't leven opgaan naar de eeuwige heuvelen der hemelse Godsontmoeting, gesterkt door 't zielevoedsel, dat uit Gods hand komt, vooral in 't H. Gastmaal der kommunie.

Na de Wet en de Profeten spreekt nu het Woord Gods zelf tot ons in 't Evangelie. Jezus leert ons, dat de weg naar de hemel­se heuvelen loopt over de heuvel van Zijn dood en van Zijn verrijzenis, dood en verrijzenis zinnebeeldig voorgesteld in de ge­schiedenis van Jonas de profeet. Doch we moeten, zoals de Ni­nivieten, geloven in 't woord van Gods gezant: “Zo ge geen boete doet, zult ge allen vergaan”, en dat geloof moet in werken omgezet. Anders vallen we weer in de macht van de duivelen, waarvan we vroeger bevrijd werden, of van nog veel ergere, en onze toestand wordt slechter dan ooit te voren.

Vasten, zegt Jezus, is strijden tegen de duivel, niet ééns, maar altijd opnieuw.

Doch zie, verder in 't Evangelie, als 't ware in de schaduw van Jezus, verschijnt nog iemand om ons, o zo discreet, te leren, hoe we moeten vasten: 't Is Maria, de Moeder van Je­zus. “Zie, zegt men tot de Meester, voor de deur staan uw moeder en uw bloedverwanten: ze verlangen U te zien”: Voe­len we niet, onder die woorden, het vasten van Maria, haar onbegrijpelijk-zware vasten, het derven van Jezus' aanwezig­heid? En in 't antwoord van Onze Lieve Heer leren wij, hoe ook Hij vrijwillig heeft willen “vasten” van zijn moeder, hoe Hij, in plaats van het zoete samenzijn met Zijn beminde moeder, een andere familie gekozen heeft: zijn moeder en broeders, die de wil van zijn Vader volbrengen. Aan 't hoofd van deze geeste­lijke familie staat Maria, “de dienstmaagd des Heren”.

Vasten, zo leert ons Maria, is tijdelijk beroofd zijn van de vreugde, die in ons komt om de gevoelde tegenwoordigheid van God, en zich gewillig voegen naar de wil van God.

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Broeder, zie hoe onze Moeder, de H. Kerk, ons, haar kinderen, een mannelijke opvoeding zoekt te geven. Verre van ons te laten leven in dromen en illusies, dwingt zij ons de treurige werkelijkheid van 't leven onder ogen te zien: zij wijst ons op de benauwdheden die ons hart omknellen (Intr.), op de groeiende kwellingen van het mensenhart (Grad. en Tract.). Doch tevens leert zij ons, boven die zichtbare werke­lijkheid, te zoeken naar de onzichtbare werkelijkheid, die alles bestuurt, Gods wil en Gods wet (Offert.). Bovenal leert zij ons hopen op Gods hulp, en bidden: Tot u, Heer, barmhartig en goedertieren, verhef ik mijn ziel in volle vertrouwen (Intr.); ver­los mij uit mijn kwellingen, vergeef al mijn zonden (Tract.); luister naar mijn smeekbede (Comm.).

Smeking. Samen met geheel de Kerk, en door O. H. Jezus Christus vragen we van God, dat zijn rechterhand ons beschut­te (1ste gebed); dat onze ziel door boete gelouterd en door goede werken moge verkwikt worden (Coll.); dat Gods barmhartigheid onze zonden vergeve en onze weifelende harten vastzette op duurzame goederen (Secr.); dat onze zielen mogen gereinigd worden van zondige verlangens, en bevrijd van de hinderlagen der vijanden (Postc.); dat we, in 't licht van Gods klaarheid, mogen zien wat ons te doen staat, en dit dan ook volbrengen (Or super pop.).

Besluit.

Vandaag wil ik van mijn leven een opgaan maken naar God.

Daarom wil ik mij losmaken van alles, wat mij in dat opgaan belemmert.