Stichting van de Congregatie van Gedurige Aanbidding door Anna de Meeûs in 1856

Graaf en gravin de Meeûs met hun 11 kinderen voor het eerste chateau d‘Argenteuil vóór het afbrandde in 1847 (demeeus.org)

Historiek van de Kapel van het Allerheiligste Sacrament

Naar aanleiding van de restauratiewerken van onze kapel en voor een betere kennis van deze vergeten parel aan de Antwerpse kroonzal zal in deze rubriek het ontstaan en de geschiedenis van onze kapel worden belicht.

Juffrow Griet Lucy Beldé, auteur van deze artikelen, is parochiaan en archeologe. Zij doet onderzoek naar de geschiedenis van onze kapel die maandelijks wordt gepubliceerd in ons mededelingenblad De Monstrans.

Door Juffrow Griet Lucy Beldé

De kapel in de Hemelstraat werd opgericht door Anna de Meeûs, stichteres van de Congregatie van Gedurige Aanbidding. Wie was zij en wat was het doel van haar zustergemeenschap?

Geïnspireerd door sacramentscongregaties in Frankrijk, Spanje en Italië ontstonden in Brussel, “stad van het Heilig Sacrament van Mirakel” in het midden van de 19de eeuw twee zustercongregaties toegewijd aan gedurige aanbidding. Sacramentscongregaties kwamen er vaak op initiatief van intellectueel geschoolde religieuze vrouwen van goede sociale komaf, zoals ook Anna de Meeûs (1823-1904). Zij was de dochter van de gouverneur van de Generale Maatschappij, graaf Ferdinand de Meeûs, een telg uit één van de vooraanstaande families uit de Brusselse elite. In 1856 stichtte Anna de Meeûs het Institut de l’Adoration perpétuelle, een congregatie gericht op sacramentsverering, catecheseonderricht, het organiseren van retraites en het maken en de distributie van liturgisch vaatwerk en textiel. Deze laatste bezigheid kaderde binnen een bestaand project van de Meeûs, “het Werk der arme kerken”, waarbij ze met een aantal vriendinnen uit de Brusselse katholieke elite verkommerde plattelandskerken voorzagen van degelijke gewaden, linnen en gewijd vaatwerk. Als wederdienst werd gevraagd de eucharistische cultus te bevorderen door de Heilige Mis en aanbidding. Het werk groeide uit tot een erkende associatie met nationale en internationale vertakkingen.

Medestandster van het eerste uur was Fanny de Kestre (1824-1882). Deze vriendschap liep echter spaak en de Kestre stichtte haar eigen vrouwenvereniging. Beide congregaties profileerden zich in de daarop volgende decennia als promotors van de sacramentscultus en deden aan werken voor geloofsverspreiding, dit echter in voortdurende concurrentie met elkaar. Beide congregaties rekruteerden in de gegoede Brusselse en Belgische katholieke milieus. Toch waren ze lang niet de enige congregaties die actief waren in Brussel en België. Rond 1810 waren er een tweeduizendtal kloosterlingen en het aantal steeg tot tienduizend rond 1850.

Het kloosterwezen had het immers onder de Verlichte en revolutionaire regimes van de 18de en begin 19de eeuw erg hard te verduren gehad. In sommige gebieden was het zelfs nagenoeg van de kaart geveegd. Vanaf het begin van de 19de eeuw en versneld vanaf 1830 kwam het tot een indrukwekkende heropleving van de religiositeit in het algemeen en van het kloosterleven in het bijzonder. De 19de-eeuwse vroomheid was meer dan ooit doordrongen van een verlangen naar eerherstel en boetedoening. Katholieken wilden plaatsvervangend boetedoen voor de antiklerikale maatregelen van de Franse revolutie, het toenemend antiklerikalisme en de religieuze onverschilligheid in de maatschappij.

De nieuwe religieuze instituten zetten sterk in op apostolaat en sociaal werk. Ze beperkten zich niet tot een louter biddend of contemplatief leven. Dit had alles te maken met de grote maatschappelijke noden als gevolg van de industrialisering, urbanisering en bevolkingsgroei tijdens de 19de eeuw. Het apostolische karakter van de nieuwe congregaties paste binnen het spirituele elan van de kerk uit die periode. Kloosterlingen dicht bij het volk, in scholen, ziekenhuizen, weeshuizen enz. en dit met het oog gericht op het doel om grote groepen van de bevolking terug binnen de kerkelijke invloedsfeer te brengen.

Naast dagelijkse aanbiddingen werden er binnen de congregaties van de Kestre en de Meeûs ook driedaagse permanente aanbiddingen of het veertigurengebed georganiseerd, waarbij ieder uur van de dag een zuster in gebed was voor het Heilig Sacrament. De eucharistische devotie maakte deel uit van een programma om religieuze afvalligheid en onverschilligheid te bestrijden en grote groepen aan te zetten tot boetedoening en eerherstel. In het Brusselse bouwden beide zusters afzonderlijk van elkaar uitgebreide catechesenetwerken uit. Verder werden de kinderen ook sterk gemotiveerd bij eucharistische devoties zoals het lof, processies en aanbiddingen. Binnen de catechesewerking van de Kestre en de Meeûs werden rond 1900 aan circa 7500 kinderen catechismusonderricht gegeven in samenwerking met wel 250 lekenleraressen.

[[{"fid":"160119","view_mode":"file_styles_main_visual","fields":{"class":"media-element file-media-link cke_widget_element","data-delta":"1","format":"file_styles_main_visual","alignment":"","field_file_image_alt_text[und][0][value]":false,"field_file_image_title_text[und][0][value]":false,"field_image_title[fr][0][value]":"","field_image_description[fr][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"1":{"class":"media-element file-media-link cke_widget_element","data-delta":"1","format":"file_styles_main_visual","alignment":"","field_file_image_alt_text[und][0][value]":false,"field_file_image_title_text[und][0][value]":false,"field_image_title[fr][0][value]":"","field_image_description[fr][0][value]":""}},"link_text":null,"attributes":{"class":"media-element file-file-styles-main-visual","data-delta":"1"}}]]

Madame Anna de Meeûs (foto vanuit de Priorij v/h Allerheiligste Sacrament)

Het genoemde Werk der Arme kerken ontstond in 1856, het stichtingsjaar van de Congregatie van Gedurige Aanbidding. Het werd door de zusters gecombineerd met eucharistische devotie-oefeningen, zoals het Lof en de gedurige aanbidding en de decoratieve omkadering van processies, in het bijzonder van de Brusselse Sacramentsprocessie.[1]

Maar eer het zover was deed Anna de Meeûs in 1848 beroep op pater E.P. Boone om een vereniging van gebed en arbeid op touw te zetten. Het was baron Joseph d’Hoogvorst die de 15de-eeuwse Salazarkapel, op de hoek van de Stuiverstraat en de Twaalf Apostelenstraat te Brussel zou schenken aan het Genootschap van de Gedurige Aanbidding. De eerste leefregel van de congregatie verplichtte iedere zuster tot twee uur individuele aanbidding.

De Meeûs wilde zich volledig toewijden aan God door toe te treden tot het kloosterleven. Door haar grote liefde voor de Eucharistie, zocht zij onder de bestaande congregaties een instituut dat de aanbidding van het Allerheiligste aan het apostolisch leven én aan het werk voor de arme kerken verbond. Haar zoektocht bleef echter vruchteloos. Anna besefte dat om het voortbestaan van haar genootschap te verzekeren dat het op een kerkelijke instelling moest steunen. De gedachte aan een nieuwe stichting beangstigde haar. Ten einde raad zocht zij hulp bij pater Boone. Hieronder lezen we enkel passages uit een brief van 1849:

“… het hoofddoel dat ik wens na te streven is een onbegrensde toewijding aan het Allerheiligste Sacrament. Dit moet steeds de leidende gedachte zijn, de spil van alles; het gedurig verlangen zich aan Christus toe te wijden moet onderhouden worden en zich uiten door een menigvuldige communie; verre van neigingen te volgen die er ons van verwijderen, moet onze levensregel er ons toe aansporen.

Maar opdat deze dagelijkse communie overvloedige vruchten zou afwerpen, is het mijn innigste wens dat we een regel zouden aannemen, die ons noodzaakt diep innerlijk te leven en weinig uiterlijk te bidden. Wij moeten trachten tot een heilige vereniging en gemeenzaamheid met Christus te komen; ons hoogste genot moet zijn in de nabijheid van het tabernakel te kunnen vertoeven; wij moeten ons toeleggen op inwendige verstervingen, want ik voel dat wij dit toch zozeer nodig hebben om God te kunnen genieten. Wat de lichamelijke verstervingen betreft, denk ik niet dat wij moeten trachten zo streng mogelijk te zijn. Voeding en huisvesting moeten zich tot het strikt noodzakelijke beperken en van een armoedig leven mag niet afgeweken worden.

De liefdewerken tegenover de evennaaste zouden bestaan in het bezoeken, om hem voor te bereiden tot het ontvangen van de sacramenten der zieken en het onderwijzen der arme kinderen ter voorbereiding tot de eerste communie.

Wat het Werk der Gedurige Aanbidding van het Allerheiligste Sacrament en van de Arme Kerken betreft zou het Instituut er de ziel van zijn…[2]

Pater Boone meende in deze woorden de ingeving van God te herkennen. Op 2 april 1852 legde Anna de Meeûs de gelofte af zich aan het Werk der Arme Kerken te wijden. Ook pater Boone besloot zijn laatste levensjaren aan de inrichting van het Instituut te wijden. In 1853 verbonden zij zich door een eigen gelofte aan het toekomstige Instituut en beslisten het kloosterleven aan te nemen. Op 26 februari 1856 werden de constituties door kardinaal Sterckx goedgekeurd.

Een wapenschild werd ontworpen en werd gevormd door een miskelk met bovenop drie hosties, en achter de kelk en de hosties staan twee zwaarden in de vorm van het Sint-Andrieskruis opgesteld. De leuze werd een kreet van heilige wraak VIOLATAE CARITAS REPARATIO “EERHERSTEL VOOR DE MISKENDE LIEFDE”. Deze leuze vinden we ook terug in de gordelboog vóórr het altaar in de grote kapel van de Hemelstraat.[3]

[[{"fid":"160120","view_mode":"file_styles_main_visual","fields":{"format":"file_styles_main_visual","alignment":"","field_file_image_alt_text[und][0][value]":false,"field_file_image_title_text[und][0][value]":false,"field_image_title[fr][0][value]":"","field_image_description[fr][0][value]":""},"type":"media","field_deltas":{"2":{"format":"file_styles_main_visual","alignment":"","field_file_image_alt_text[und][0][value]":false,"field_file_image_title_text[und][0][value]":false,"field_image_title[fr][0][value]":"","field_image_description[fr][0][value]":""}},"link_text":null,"attributes":{"class":"media-element file-file-styles-main-visual","data-delta":"2"}}]]

Het wapenschild van de Congregatie van de zusters van Gedurige Aanbidding met de leuze: VIOLATAE CARITAS REPARATIO “EERHERSTEL VOOR DE MISKENDE LIEFDE”. Dit paneel hangt in de sacristie van de kapel v/h Allerheiligste Sacrament (Foto: A.Bochkoltz)

 

[1] Suenens K., “Violatae caritas reparatio, Negentiende-eeuwse sacramentsdevotie als wegbereider voor autonomie en ondernemersschap van vrouwelijke religieuzen,” Rituelen 1, 6 (2016), p. 24-37

[2] Bisdomarchief Antwerpen, Map Hemelstraat te Antwerpen, Hulp aan behoeftige kerken en missies, jaartal onbekend (LAW Y.L., Bouwhistorisch onderzoek Kapel van het Allerheiligste Sacrament Hemelstraat 21-23 Antwerpen. Van Zustergemeenschap tot priesterbroederschap, 2008,p.34 )

[3] LAW Y.L., idem, p.35

De leuze van de Congregatie van Gedurige Aanbidding op de gordelboog voor het altaar in de kapel v/h Allerheiligste Sacrament (Foto: A.Bochkoltz)