Terreur onder Frans bewind (1794-1814)

Ruïnes van de vernielde abdijkerk van Sint-Michiels langs de Schelde in 1830, door G. Hermans (Stadsarchief Antwerpen)

Historiek van de Kapel van het Allerheiligste Sacrament

Naar aanleiding van de restauratiewerken van onze kapel en voor een betere kennis van deze vergeten parel aan de Antwerpse kroonzal zal in deze rubriek het ontstaan en de geschiedenis van onze kapel worden belicht.

Juffrow Griet Lucy Beldé, auteur van deze artikelen, is parochiaan en archeologe. Zij doet onderzoek naar de geschiedenis van onze kapel die maandelijks wordt gepubliceerd in ons mededelingenblad De Monstrans.

Terreur onder Frans bewind (1794-1814) (vervolg)

Om de historische omkadering van de oprichting van het klooster af te ronden worden nog een reeks feiten aangehaald van de verschrikkingen tijdens de Franse bezetting in Antwerpen. In het bijzonder omdat alle religieuze instellingen en gelovigen toen vervolgd en belaagd werden en dit vanaf 1830 geleid heeft tot het ontstaan van vele nieuwe religieuze instellingen. De opsomming van de wreedheden de katholieken aangedaan, die hieronder volgt is helaas lang. De feiten werden beschreven door kanunnik Floris Prims vroeger stadsarchivaris van Antwerpen in zijn boek, “Antwerpen door de eeuwen heen”.

In het begin van deze periode werd een kanunnik gefusilleerd omdat hij Franse priesters-vluchtelingen had bijgestaan met misintenties. Kort daarna werden de kerk en het klooster van de Onze-Lieve Vrouwe-broeders aangeslagen en de kerk werd de ‘Tempel van de Rede’. Deze eredienst werd ingevoerd alsook de ‘decadi’, de republikeinse kalender en er werd een ‘vrijheidsboom’ geplant.  In de feestrede stond: “Verheugt u , ware Belgen; gij zijt Fransen, vrij geboren….”. Voortaan was de Decadi verplicht in plaats van de Zondag. Verder werd aan de pastoors medegedeeld dat al de plechtige berechtingen verboden waren. Ook baldakijn, bel en licht waren verboden. Knielen op straat voor de priester werd schuldig geacht. In 1795 begon men met de jacht op de klokken en alle koperen voorwerpen. In februari 1796 werd de Huidevetterskapel omgevormd tot de ‘Tempel der Wet’.

De ijveraars van de Nieuwe Orde wilden de afschaffing van de kloosters naar de Franse revolutiewet. De Jacobijnse kern had te Parijs gemeld dat de bevolking de kloosterafschaffing eiste. Als reactie werd er rondgegaan met een protestmanifest. Zij die tekenden werden gevangen genomen. In 1796 werden al de kloosters van de stad gesloten en hun goederen tot nationaal domein verklaard. In de kloosters werden ‘gardiens’ en spionnen geplaatst om het uitdragen van goederen te verhinderen. Aan de kloosterlingen werden bonnen gegeven waarmee zij nationale goederen konden kopen. Het aanvaarden van de bonnen gold als een erkenning van de Wet en het verbreken van de kloostergeloften. Op 16 december begon men met de uitzettingen in de Sint-Michielsabdij. Bij de predikheren, een dag later trad het volk zo woest op dat men stopte en verder ging bij de beggaarden en de carmelitessen. In 1797 verdreef men de augustijnen, capucijnen, minderbroeders, miniemen en cellebroeders. Nog in 1797 werd beslist dat er noch koordienst, noch publieke Mis opgedragen mocht worden. De priesters kwamen enkel nog in burgerlijke klederdracht op straat. Agenten verwittigden de burgers, religieuze beelden aan de huizen en op de pompen weg te nemen of ze zouden worden stukgeslagen. Op 24 september waren de kerken vol volk, doch er werd geen Mis opgedragen en er werd beslist de kerken te sluiten. Er werd in Parijs voor geijverd om de algemene deportatie te verkrijgen van de Antwerpse geestelijken. 30 september werd “Besloten zondag” genoemd. Het was de eerste dag dat alle kerk- en kapeldeuren verzegeld werden. Het werd een catacombentijd met onderaardse Mis en sacramenten. Een dertigtal priesters werden gedeporteerd; zij brachten een te gevaarlijk fanatisme teweeg. “De priesters waren de schuld van alles wat de gelovigen overkwam,” of nog “zij inspireren de inwoners van haat tegen de republikeinse regering.”

Het ordekleed van de kloosterzusters werd streng verboden. Zij werden geseculariseerd en uiteengejaagd. Op Goede Vrijdag in 1798 gingen velen naar oud gebruik naar de “Bloedweg”. Ze werden uiteengejaagd en zij die aan de Calvarieberg van Sint-Joris zaten te bidden werden opgesloten en vervolgd voor schennis van vrijheid van godsdienst…

Een priester die een terdoodveroordeelde mocht bijstaan op het schavot “comme ami”, ging volgens Dargonne ‘te ver’ omdat hij de veroordeelde deed knielen om de absolutie te ontvangen. In augustus werden de kruisen van de kerken en de laatste religietekens weggenomen. Zo verdwenen ook het Sint-Salvatorbeeld op de kathedraal, alsook de beelden in de gevel van de Sint-Caroluskerk. Men gaf bevel op vastendagen de vismarkten te sluiten en op de ‘decadi’ werden de straten versierd, moesten de winkels sluiten en mochten er geen rijtuigen door de straten rijden. Van de kathedraal wilde Dargonne een museum maken, maar heeft dit niet verkregen.

Op 6 maart 1799 werd de staat van beleg opgeheven en even later had generaal Bonaparte het Directoire afgesteld. Nu luwde de priestervervolging, maar de verkoop van nationale goederen ging voort. Stilaan mochten kapellen en kerken terug in gebruik worden genomen en de Heilige Mis mocht opnieuw worden opgedragen in de sacristie, achter gesloten gordijnen. De Sint-Walburgiskerk waarvan de fundamenten nog dateren uit de 10de eeuw en gelegen was binnen de Antwerpse burcht werd nog even gebruikt als militaire opslagplaats en werd later gesloopt. De kathedraal en de Sint-Andrieskerk waren zo zwaar geschonden dat ze een hele tijd niet meer gebruikt konden worden. De Sint-Joriskerk en de kerk van de beggaarden werden afgebroken. Het Falconklooster, dat in 1792 was ingericht als militair gasthuis, ging een jaar later in de vlammen op. In 1810 gelastte Napoleon er de bouw van een infanteriekazerne en het gehele kloostercomplex dat teruggaat tot de 14de eeuw werd tot de grond afgebroken. Zes jaar later was de kazerne voltooid. Een deel van de gebouwen van het Sint-Michielsklooster werden afgebroken, de abdijkerk werd ingericht als arsenaal en de eeuwenoude bijhorende Sint-Martenskapel werd gesloopt…

 

Bron: Prims Fl., Antwerpen door de eeuwen heen, Antwerpen 1951, p. 558-588.