Woensdag na 3de zondag in de Vasten

VASTENBOEKJE: Beschouwingen op de H. Mis van iedere dag in de vasten

Uitgave: Liturgisch Volksapostolaat Sint Pietersabdij Steenbrugge

Nihil obstat: Brugis, 8 Martii 1939 C. Vincken, S. J. Libr. cens.

IMPRIMATUR: Brugis, 8 Martii 1939 Jos. VAN DER MEERSCH, Vic. gen

Woensdag na 3de zondag in de Vasten

Thema: Onderhoud Gods geboden, in 't bijzonder 't vierde gebod, niet alleen uiterlijk en naar de schijn, maar in waarheid en in oprechtheid des harten, uit kinderlijke liefde tot God.

De statiekerk te Rome is de kerk van de H. Xystus. Xystus, of Sixtus II, was Paus van Rome rond de jaren 250: zijn aarts­diaken was Sint Laurentius. Tijdens de vervolging van Vale­riaan, werd Xystus aangehouden in de catacomben langs de via Appia, terwijl hij zijn ambt uitoefende. Hij werd binnen de stad gebracht om gevonnist te worden, en werd veroordeeld om ont­hoofd te worden ter plaatse zelf waar hij aangehouden werd. Bij zijn terugkeer uit ’t gerechtshof, dicht bij de via Appia, komt zijn aartsdiaken Laurentius hem tegemoet. “Vader, kermt hij, waar gaat gij naartoe zonder uw zoon? Heilige hogepriester, waar spoedt gij heen zonder uw diaken? Nooit hebt gij 't offer opge­dragen zonder uw bedienaar: wat heeft u dan in hem mis­haagd, Vader”? Het is op de plaats dezer ontmoeting, dat, naar men meent, later de S. Sixtuskerk gebouwd werd. Het verhaal dezer aandoenlijke ontmoeting, dat in 't geheugen lag van alle kristenen, gaf als vanzelf aanleiding, om vandaag in 't onder­richt der dopelingen, bijzondere nadruk te leggen op 't gebod der kinderliefde, en in 't algemeen op de getrouwheid aan al de geboden van onze hemelse Vader.

I. Gedachten ter overweging.

Vandaag, broeder, worden we eraan herinnerd, hoe we, vol­gens Gods wil, ons moeten gedragen tegenover alle overige schepselen. Luister dan aandachtig en onderzoek rechtzinnig, of deze gedragslijn wel werkelijk uw ganse bedrijvigheid regelt: stemt uw denken, uw oordelen, uw spreken, doen en laten, in verband met al 't geschapene, overeen met de wet van God? Reeds in de Oude Wet luidde het, zoals 't Epistel het leert: “Vader en moeder zult gij eren. Gij zult niet doodslaan, geen overspel en generlei onkuisheid bedrijven, niet stelen, geen valse getuigenis afleggen, geen onzuivere noch onrecht­vaardige begeerten koesteren. We weten, hoe deze Wet, mid­den de verschrikking van donders en bliksems op de Sinaï afgekondigd werd, opdat de vrees het volk van God mocht af­houden van de zonde, dat is, van het verkiezen van het schepsel boven God.

Doch hoeveel verhevener, hoeveel edeler klinkt diezelfde wet zoals zij in 't Evangelie wordt verkondigd. Gods Zoon zelf komt er Gods wet interpreteren. Hij stelt zijn verklaring tegenover de kleinzielige en harteloze uitleg der schriftgeleerden en der fari­zeeën. God is niet gediend met uiterlijke daden alleen: wat Hij zoekt in onze daden, in ons hart, dat is, de hulde onzer liefde. De farizeeën maken er Jezus een verwijt van, dat zijn discipelen hun handen niet wassen, vooraleer ze hun voedsel nemen: een voorschrift, dat niet behoorde tot de mozaïsche wet, maar tot de verordeningen, door de rabbi's ingevoerd. De reinheid, die zij eisen, is hoofdzakelijk, zoniet uitsluitend, lichamelijke reinheid.

Jezus antwoordt, door hun een veel erger verwijt naar het hoofd te slingeren: En gij, wat doet gij? Gij hebt de wet van God, namelijk het vierde gebod, verijdeld. Gij laat immers toe aan de kinderen, zich aan hun plichten jegens hun noodlijdende ouders te onttrekken, door eenvoudigweg te verklaren: alles, wat ik heb en waarmee ik u zou kunnen helpen, heb ik aan de Heer toegewijd! Gij, gij eert God alleen met de lippen, maar uw hart is ver van Hem! Niet wat de mond ingaat bezoedelt de mens, maar wat de mond uitkomt bezoedelt de mens: dat wil zeggen: spijs of drank met ongewassen handen gebrui­ken, maakt de mens niet onrein; maar wat uit de mond komt, komt voort uit het hart, en dat verontreinigt de mens. Want uit het hart komen slechte gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, godslasteringen.

Mijn broeder, zijt gij rein? Kijk niet naar de toppen van uw vingeren, of die ontsmet zijn, kijk niet naar de “façade” van uw leven, of die witgekalkt is: kijk eens in 't diepste van uw hart, wat daar broedt. Want Hij alleen is rein, wiens hart zuiver is door de liefde tot God, die erin woont.

II. Gevoelens en smekingen.

Gevoelens. Heer, ik hoop op U en verheug mij in uw barm­hartigheid, die neerziet op mij, al was mijn leven nog zo scha­mel (Intr.).

Mijn wil is zo krank, Heer, en mijn geweten is zo geschokt.

Ontferm U over mij en schenk mij genezing (Grad.).

Heer, Uw liefdewet leert mij de weg kennen, die naar 't leven leidt: de ontmoeting met deze liefde in de H. Kommunie vervult mij met vreugde (Comm.).

Smekingen.

Heer, handel met mij, arme zondaar, volgens uw goedertierenheid (Offert.).

Heer, verleen ons door dit heilig offer, dat wij ons van het bederf der zonde onthouden (Coll.); dat we terugkeren van onze dwaalwegen en uw beloften waardig worden (Postc.). Geef, dat wij U met een rustig gemoed mogen dienen (Or. super pop.).

Besluit.

Vandaag wil ik in al mijn daden: 't rechte spoor indachtig zijn, dat Gods wet mij wijst. Die weg wil ik voortaan volgen, niet alleen uiterlijk, maar uit geheel mijn hart. Niet enkel mijn lippen en mijn vingers, maar mijn hart, de bronader van al mijn werken, wil ik ontsmetten gedurende deze Vasten.