Zalig ziek zijn - Het algemeen oordeel

Het laatst oordeel, Fra Angelico

Het algemeen oordeel

Het algemeen oordeel zal nog dramatischer zijn en verschrikkelijker dan het bijzonder oordeel. Want de wereld vergaat door het vuur.

Zal het de bliksem zijn die alles zal in brand steken? Zal het een opeenbotsen zijn van de aarde met een ander hemellichaam? Zal de aarde zelf openbarsten en zullen de vulkanen van alle zijden beginnen vuur te spuwen en met hun lava geheel het aardrijk verschroeien en verteren? Zal het door de atoombommen zijn? Of eenvoudig doordat de aarde voor enkele uren wat dichter bij de zon komt?

De schriftuur zegt dat de bazuinen zullen schetteren op de vier hoeken van de aarde! De lichamen van de verdoemden zullen opstaan heel duister en vuil, zwaar, grof en overgevoelig aan alle lijden! De lichamen van de gelukzaligen integendeel zullen opstaan klaar en schoon blinkend, licht, subtiel en onlijdelijk, onsterfelijk! – Aan welke zijde zullen we staan?

Lieve zieke, verschrikkelijke vraag, waarop wijzelf het antwoord in handen hebben.

De engelen verschijnen aan de hemel. Onze Lieve Vrouw daalt neer in een krans van engelen en heiligen. Ten laatste God de Zoon met grote macht en majesteit, met goddelijke glorie omgeven, in een groots tafereel van hemelse pracht.

Het zal het grootste gerechtshof zijn, dat ooit zal gezeteld hebben!

En de schuldigen zullen beschaamd staan, zoals Jezus de verschrikkingen van het laatst oordeel heeft voorspeld, en ze zullen in vertwijfeling en doodsangst uitroepen: “Bergen valt op ons; hemelen, bedekt ons!”

 

Kwade dag, die al de dagen

eens lijk assche weg zult vagen,

zoo ’t Sybille en David zagen.

 

Welk een gruwel zal ’t niet wezen

als de Rechter, opgerezen,

’t goê zal uit het kwade lezen.

 

Wondere trompetrumoeren

zullen al de graven roeren,

al die dood zijn troonwaarts voeren.

 

Stom zal staan de Dood en ’t Leven

als de dooden antwoord geven,

staan, en voor den Rechter beven.

 

’t Zal een boek te voorschijn komen

waarin ’t al staat opgenomen

dat het oordeel Gods moet schromen,

als de Rechter, neergezeten,

al ’t verboden kwaad zal weten,

straffen endê niets vergeten.

 

Wie zal dan toch mijn verweer zijn,

wat mijn voorsprake of begeer zijn,

als de goeden zelf verveerd zijn?

 

Koning, schrikbaar en grootmachtig,

bron van goedheid, nederslachtig

bid ik U, wees mij indachtig!

 

Jesu, wil toch wel gedenken:

als Gij mij kwaamt ’t leven schenken,

was ’t om me op dien dag te krenken?

 

Jesu, moe van zoeken naar mij

hebt Ge ’t kruis gelêen, en daar mij

eens zoo dier gekocht: ach, spaar mij!

 

Schoon ’t uw recht zij van te wreken,

wilt mij vrij van zonden spreken,

eer die dag komt aan te breken!

 

‘k Zuchte als een ter dood verwezen,

maar mijn schaamrood schuldig wezen

hoopt op uw barmhartig wezen.

 

Werd Maria ’t eeuwig leven,

werd den moordenaar hoop gegeven,

hopen durve ik ook, en beven.

 

Heere, onwaardig is mijn bede;

doch laat me, uit goedjonstigheden,

vrij van ’t vier der eeuwigheden.

 

Laat mij bij uw schaapjes weiden,

wil mij van de bokken scheiden,

en ter rechte hand geleiden.

 

Moet Gij dan vermaledijden

in het eeuwig vier doen lijden,

roep tot mij: “Gebenedijden!”

 

Want ik kom al jammerklagen,

’t hart als assche rouw geslagen,

hulp in mijnen doodstrijd vragen.

 

Dag van weedom en van boeten,

als gij zult verrijzen moeten

en gerecht zijn om uw zonden.

 

mensch, God spare U in die stonden!

Zoet Heer Jesu mijn,

laat ze in rust en vrede zijn,

in alle eeuwen! Amen.

 

(Vertaling van G. Gezelle)

De engel van het laatste oordeel

H. Teresia van het Kind Jezus

Dra zal de dag van ’s Heeren wraak aanbreken:

De booze wereld moet geheel door vuur vergaan.

God zelf zal dan zijn eeuwig vonnis spreken,

En zwijgend hoort de sterveling het aan.

Daar zijn ook wij en zien Hem in zijn glorie;

Geen kind, zooals Hij ’t in de kribbe is;

Daar zijn ook wij, en zingen zijn victorie,

En roepen luid dat Hij almachtig is!

 

Een heilig vuur zal in zijn oogen stralen,

Weleer met bloed besmeurd en doodgeschreid;

Heel zijn gelaat, als Hij zal nederdalen,

Weerkaatst den glans van zijn oneindigheid

Hier komt de Vorst, de Rechter van de volken!

O Godloos rot! alreeds herkent gij Hem!

Herkent uw Rechter aan zijn troon, de wolken,

Aan ’t kruis, zijn staf; aan ’t donderen, zijn stem.

………………………………………..

Ja schrikken zult ge, en schuilen achter rotsen,

op dezen dag van wraak, wee over U:

Hoe zult gij van uw God de gramschap trotsen

Een Rechter dan, een God van liefde nu:

Om U heeft Hij zich ’t lijden uitverkoren,

En vroeg U slechts uw schamel menschenhart

Bij ’t oordeel spreekt zijn macht; schrikt voor zijn toren,

Gij die Zijn liefde op aarde hebt getart!