Zalig ziek zijn - Algemene biecht (Generale absolutie)
Zalig ziek zijn is de titel van een boek geschreven door Pater A. Simons in 1942. In deze coronatijd vinden wij het heel belangrijk om voor de zovele zieke mensen te bidden, aan hen te denken en hen te steunen. De kleine hoofdstukken zullen op wekelijkse basis op onze website (www.fsspx.be/nl) gepubliceerd worden. Laten wij ook het personeel van de zorg in onze gebeden en offers niet vergeten! Dat God en Onze-Lieve-Vrouw altijd aan hun zijde blijven.
Algemene biecht
Generale absolutie
Geen tijd is beter geschikt om rouwmoedig aan onze zonden te denken dan de tijd van ziekte en lijden. Het is de regel dat de geslagene zich afvraagt: Waar heb ik dat verdiend? Waarom deze ziekte, deze tegenslag? – En oppervlakkige zielen, die niet eens merken hoe diep ze in de zonde liggen te ploeteren, zullen er God een verwijt van maken, dat Hij hun dat lijden overzendt.
Maar elke rouwmoedige ziel, die gewoon is mild te zijn voor anderen en streng voor zichzelf, zal allicht de fouten ontdekken, waardoor hij grote straffen heeft verdiend, veel groter zelfs dan die hij ondergaat, zelfs al bedreef hij niet de doodzonde van het misverzuim, huwelijksschennis of godslastering, en ze ziet in hoe barmhartig God nog is in zijn kastijding “misericorditer – sæviens”.
God is liefde en barmhartigheid “Misericordias Domini in æternum cantabo” “Ik zal Gods barmhartigheden in eeuwigheid bezingen”, schreef Teresia van het Kind Jezus, boven haar eigenhandige biografie, zij, die sedert haar 15 jaar geen andere weelde had gekend dan de strengheid van het kloosterleven bij de Karmelietessen en, door de tering aangetast, op 22 jarige leeftijd zou sterven.
We mogen blij zijn dat ons Heer ons straft hier op aarde om de fouten van het voorgaande leven; want het is een slecht teken als God de zondaar met rijkdom en gezondheid bedeelt; want dan is het waarschijnlijk dat God hem hier op aarde wil belonen om het goed dat hij gedaan heeft – niemand is ooit helemaal slecht – maar om hen daarna te straffen heel de eeuwigheid.
Hoe zouden we niet beschaamd staan moesten de mensen ons kennen zoals we zijn; moesten ze onze gedachten kunnen lezen, onze verlangens aanvoelen.
“Ik weet niet wat het geweten is van een schurk”, schreef Xavier de Maistre, “maar ik ken wel het geweten van een zogenaamd eerlijk mens: … het is afschuwelijk!”
En God kent ons aldus, en toch ziet Hij ons graag en straft ons met mate: God is liefde en barmhartigheid.
Laten wij daarom met betrouwen tot God spreken en bidden met de psalmist: “Heb medelijden met mij, o Heer, want ik ben zwak. Genees mij, o Heer, want ik ben geschokt tot in mijn beenmerg”.
“Keer U tot mij, o Heer, en bevrijd mijn ziel; behoed mij om uw grote barmhartigheid” (Ps. 5).
“Zalig zij, wier ongerechtigheden vergeven en wiens zonden bedekt zijn. Gelukkig de mens, wie de Heer zijn zonden niet toerekent”.
De boetepsalmen geven ons schone gedachten en gevoelens in van rouwmoedigheid en vertrouwen op God.
“Besprenkel mij met de hysopstengel, en ik zal gereinigd worden; was mij en ik zal witter worden dan sneeuw” (Miserere).
De biecht is een paasgeschenk van Jezus. De biecht doet de ziel verrijzen uit de geestelijke dood.
Het kan aangeraden zijn een algemene biecht te spreken van geheel zijn leven; maar de biechtvader zal daar best zelf over oordelen.
Over het algemeen zal daar echter weinig van terecht komen, want als de zieke berecht wordt, is de ziekte gewoonlijk zover gevorderd, dat het verstand beneveld is; het geheugen zal zich niet meer zo goed herinneren wat er, 30 of 40 jaar geleden, gebeurd is; de koorts en de pijnen zullen hem afmatten, en hij zal gewoonlijk niet meer in staat zijn om de grote inspanning te doen van een algemene biecht.
Gelukkig diegene die heel zijn leven geregeld te biechten geweest is, van tijd tot tijd een algemene biecht sprak, bijvoorbeeld van jaar tot jaar, en op zijn sterfbed mag gerust zijn over zijn vorige biechten, al is zijn leven dan nog zwart geweest van zonden. Zijn rouwmoedigheid en lijdensvaardigheid zullen God genadig stemmen. “Een vermorzeld en verslagen hart zal God niet versmaden” “Cor contritum et humiliatum, Deus, non despicies”.
Best is, in de moeilijkste gevallen, aan de priester te vragen, dat hij u zou helpen. Hij zal met u de geboden doorlopen, de verschillende tijdperken van uw leven, jeugd, rijpe jaren, huwelijk, en zo zal het nog gemakkelijker gaan dan u vermoedde. U ontvangt de absolutie van al de zonden van heel uw leven, en moesten er dan nog zonden vergeten zijn, dan worden die – zelfs de doodzonden – met de andere vergeven.
“Ik leef, zegt de Heer, ik wil de dood van de zondaar niet, maar dat hij zich bekeert en leeft!”
En Jezus zelf heeft het gezegd: “Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om te redden en zalig te maken wat verloren was”.
“Doet boete, want het Rijk der hemelen is nabij.”
Nog een weinig geduld, lieve zieke, nog een weinig boete doen en lijden uit liefde tot Jezus, en het Rijk der hemelen is voor u. Ook tot u zal Jezus het allesvergevend woord spreken: “Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs”.[1]
Wroeging
Bredero
………………………………
Nu heb ik ’t al verzacht:
Zoo dol, zoo onbedacht.
Zoo rauw als onberaden
Ach God, ik heb te blind
En al te zeer bemind
De dingen, die me schaden.
……………………………….
Och! een bedroefd gemoed
Een herte zeer verwoed
Van duizend naberouwen,
Van overdaad en lust
Met een ziel ongerust,
Heb ik in ’t lest behouwen …
……………………………….
Al ’t gene dat de liên
Ter wereld mogen zien
Of immermeer verwerven,
En wensch ik niet zoo zeer,
Als zalig in den Heer
Te leven en te sterven.
[1] Wie berecht wordt, krijgt naast het ontslaan van zijn zonden, ook de volledige kwijtschelding van de straffen van de zonden door de generale absolutie, die de priester de stervende geeft, zodat de ziel regelrecht de hemel ingaat, als ze met de goede gesteltenis, die het ontvangen van zulke grote gunst vereist, bezield was.