Zalig ziek zijn - Eucharistisch leven der zieken
Eucharistisch leven der zieken
(Wat de zieken kunnen zijn voor de Eucharistie)
“Amor similes invenit vel similes facit” – “Liefde,” zegt de heilige Augustinus, “vindt gelijken, of maakt gelijken.”
Wat zal er dan van ons geworden, als wij werkelijk door de liefde worden overmand van God zelf! Similes facit! Hij zal ons god gelijk maken! “Nondum apparuit quid erimus!” roept de heilige Joannes, de apostel der liefde uit! Wat we zullen worden, is nog niet geopenbaard! Zo schoon zal het zijn, als wij maar willen, als wij God maar laten doen!
Joannes Ruusbroec zegt, dat, als wij God in ons laten doen, als we dus werkelijk aan Zijn liefde beantwoorden, dat Hij dan als een arend ons als zijn prooi verslindt, en altijd meer honger heeft. Hoe meer wij Hem geven, hoe meer Hij van ons verwacht; en daar Zijn liefde onmetelijk groot is, en Hij ons heel en geheel in Zich wil veranderen en vergoddelijken, zoekt Hij in onze ziel immer meer voedsel, immer meer liefde, die Hij met wederliefde en wedergaven zou kunnen beantwoorden. Similes facit!
Jezus wil van ons hier op aarde offerzielen maken, zoals Hij zelf was, en verlangt dat wij ons met al onze krankheden, lijden en zwakheden, met ziel en lichaam, tijd, geld en goed, aan God de Vader aanbieden, zoals Hij het deed op het kruis, zoals Hij het nog dagelijks doet in elke heilige Mis.
Laten wij, zieken, dat edelmoedig doen. Wij zijn toch in Gods handen, en als wij er ons goedwillig in neerleggen, en ons geheel in Zijn afhankelijkheid houden, zullen wij het best onze harten verenigen met Jezus en ten spoedigste het gelukkige hoogtepunt van heiligheid bereiken, dat God van ons verwacht.
“God moet immers volkomen beschikken over het slachtoffer, dat Hem opgedragen wordt,” zegt Dom Marmion, in zijn boek: ”Christus, het leven der ziel”, blz. 319.
Maar, om ons geheel te kunnen geven aan God, moeten we ons ook geheel bezitten. We moeten meester zijn over onszelf: over ons verstand en onze wil, onze ziel en ons lichaam, over de duivel, de wereld en het vlees! Niet zij mogen ons in hun macht hebben, want dan kunnen we ons niet geheel meer geven!
Doch hierin komt Jezus ons weer tegemoet, als we maar bidden; als we het Hem maar vragen. Vragen we Hem vooraf de deugden en de gesteltenissen, die we tekort komen. Vragen we Hem godsvrucht, zuiverheid, blijheid, werklust, rechtvaardigheid en liefde! Als Hij ziet dat we van goede wil zijn, al is die wil nog zo zwak, dan zal Hij ons wel verder helpen.
“Onze hoofdgesteltenis moet zijn, gaat Dom Marmion voort, a l l e s aan God te willen geven: het lijden, de beproeving en de last van elke dag aan te nemen uit liefde tot Hem zodat wij, gelijk Jezus Christus op de dag van Zijn lijden kunnen zeggen: “Ut cognoscat mundus quia diligo Patrem, sic facio”. “Opdat de wereld weet, dat Ik de Vader bemin, doe Ik is aldus”. Dat is: zich met Jezus offeren!
Maar wederom vinden we de voornaamste bron van al die goede gesteltenissen in de heilige Communie zelf! De heilige Communie is de vereniging met de geofferde en zich offerende Hogepriester, die door Zijn lijden en kruisdood het mensdom verlost heeft, “Venit Filius hominis dare animam suam redemptionem” – en dat kruislijden de hemelse Vader in het heilig Misoffer aanbiedt.
“In de heilige Communie zelf vinden we het geneesmiddel voor onze geestelijke ziekte, waardoor alle gebreken weggenomen, alle driften ingetoomd, de bekoringen overwonnen of verminderd worden, en grotere genade wordt ingestort. De deugd groeit aan, het geloof wordt verstevigd, de hoop versterkt, de liefde schiet in vlam en deint breed uit.” Zo schrijft het de “Navolging van Christus” 4 B 4 h.
We moeten klein worden gelijk de kleine Hostie; klein in eigen gedachten, voor God en de mensen; tevreden in ons verborgen leven, gelijk Jezus in het gesloten en donkere Tabernakel, vergeten wellicht zoals Jezus op het kruis en op zovele altaren: Hostie met de Hostie!
Laten we ons dan opofferen met Jezus, met dezelfde liefde, die Hem bezielt.
“Wanneer wij aan de eeuwige Vader zijn goddelijke Zoon opofferen en ons zelf opofferen met de heilige Hostie, met dezelfde gesteldheid, die Christus’ heilig Hart bezielde aan het kruis: vurige liefde tot zijn Vader en zijn broeders; innig verlangen naar de zaligheid der zielen, volkomen overgave aan elke wil van God, in hetgeen die pijnlijks of met de natuur tegenstrijdig vertoont, alsdan brengen wij aan God de volmaaktste hulde, die Hij van ons kan ontvangen!” (Aldus Dom Marmion ibid.) Is dat niet troostend?
Als wij ons dan geheel met Jezus verenigd hebben in de offerande van ons zelf aan God, dan zal God ons ook verder één maken met zijn Zoon, als in de Consecratie: we zullen één worden met Jezus: Hij , Godmens, wij in zekere zijn mens God: similes facit! Waar we gelijk zijn aan Jezus in de mensheid en in de liefde, daar heeft Hij ons gevonden: invenit; - waar we niet gelijk waren – in de godheid – zal zijn liefde alles, ja, letterlijk alles doen wat ze kan om ons met Hem gelijk te maken.
“Audeo dicere,” zegt de heilige Augustinus, (Tract. 84 in Joannem), “quod Deus, cum esset omnipotens, plus dare non potuit; cum esset sapientissimus, plus dare nescivit; cum esset ditissimus, plus dare non habuit.” – “Ik durf zeggen,” schrijft de heilige Augustinus, “dat God, hoe waarlijk almachtig ook, toch niet méér geven kon; hoe oneindig wijs, tóch niet wist wat nog meer te geven; hoe mateloos rijk, toch niet méér te geven had.”
Maar dan hebben we ook alles, dan worden we ook alles, dan zijn we ook alles, wat we maar kunnen worden, als Jezus zich geheel stort in ons in de heilige Communie! De eeuwigheid zal ons enkel de schittering openbaren van de inwendige schoonheid en weelde van de kinderen Gods, die we nu al zijn, levende van de liefde tot God en de bovennatuurlijke liefde tot de naaste.
Dan zullen uit de koude steen van ons hart vonken springen van verrijzend liefdesleven; dan wordt onze ziel bezield met dezelfde geest van offer, priesterschap en middelaarschap tussen God en de mensen. We zullen met Jezus leren verlangen ons lijden te doen dienen om de heidenen te bekeren, de zondaars op de goede weg te helpen, gelovigen, kloosterlingen, priesters op de weg der heiligheid te brengen en te houden. We zullen er in berusten dat onze plaats op Calvarie is, naast de Moeder van smarten; slachtoffers, maar juist daardoor overwinnaars. “Victor quia victima!” “Veroverend, juist door onze zwakheid” – “Infirma mundi elegit,” zegt de heilige Paulus, “ut confundat fortia”. “De zwakken heeft Hij uitverkoren om de sterken te beschamen”.
De liefde, die het lijden dragen kan, is machtig. Zij heeft glorie geschonken aan God vanaf de kribbe tot het kruis; die liefde heeft het mensdom verlost; die liefde brengt vrede tussen God en de mensen en onder de mensen onderling: dat is de betekenis van het lijden, en anders is er geen!
Door het lijden worden we priester met Jezus, priester voor Jezus!
“We vullen in ons lichaam aan wat er nog ontbreekt aan Jezus’ lijden zelf,” zegt de heilige Paulus. Niet dat Jezus’ lijden niet genoeg heeft voldaan; doch, als hoofd van het Mystiek Lichaam, heeft Hij aan al de medelidmaten een rol van verlosserschap toebedacht; opdat, gelijk we allen in Adam gezondigd hebben, ook allen zouden kunnen deelnemen aan het verlosserschap van de tweede Adam, die Jezus is.
In de hemel is Jezus nu nog “semper vivens ad interpellandum pro nobis” immer voor ons ten beste sprekende, en toont Hij zijn heilige wonden als bloeiende liefdesrozen de Vader, tot zegen van het gepijnigde mensdom.
Goede zieke, in de heilige Communie zult u de kracht vinden om dat offer op te nemen!
Offer schrikt ons af; maar Jezus zegt immer tot die Hem liefhebben: “Noli timere”. “Vrees niet”. Het zekerste middel om ons in Jezus te veranderen en dus ook al zijn gesteltenissen over te nemen “sentire quod in Christo Jesu”, is de heilige Communie, die de vruchtbaarste deelneming is aan het altaar sacrificie. Want, wanneer Christus ons met zich verenigd vindt, slachtoffert Hij ons met Hem, maakt ons aangenaam aan de Vader, en doet ons, door zijn genade, meer en meer gelijkvormig worden met Hem.” (Aldus nogmaals Dom Marmion l.c.).
Laten we ook O. L. Vrouw vragen dat wij met Haar mogen blijven staan onder het kruis, haar gesteltenissen en gevoelens overnemen, die dezelfde zijn als die van Jezus. Met haar moederlijke zachtheid zal zij ons diep laten doordringen tot in de gloed van de goddelijke liefde zonder maat, en uw hart zal opengaan in wederkerige liefde zonder einde: “De goddelijke Arend zal aan ons onverpoosd zijn honger komen stillen; we zullen offervoedsel en goddelijk maal worden voor de liefde van Christus en we zullen, als Christus zelf, onszelf om zo te zeggen als het ware te eten geven als in een Communie voor God en de mensen.”
Aldus worden we niet enkel werkelijk leden van de Heilige Familie van Nazareth, maar treden we zelfs, met Jezus, binnen in het heiligdom van de goddelijke Drie-eenheid.
Deze gedachten, goede zieke, kunnen uw leven vullen; ze kunnen de spilgedachten worden, waar heel uw geestelijk leven om draait. Gedachten zijn krachten. Goddelijke gedachten zullen dan ook goddelijke krachten zijn.
“Jezus is daar; Hij roept u!” Hij is ergens in de buurt in een Tabernakel; in een kerk of kapel. Richt er uw gedachten naartoe; stuur Hem uw liefdeswoorden. Dag en nacht verblijft Hij daar in offerstaat en Hij begrijpt zowel uw lijden! Hij verlangt naar u, naar uw offerleven, naar uw liefde. Moge uw leven en sterven in vereniging met Hem een onafgebroken offerande zijn; moge u geheel in Hem als geconsacreerd worden, en moge uw hart als in een eeuwige Communie met Hem verenigd zijn: zeg Hem dikwijls, heel de dag door: “Eucharistisch Hart van Jezus, door Maria geef ik u gans mijn leven in vereniging met uw voortdurend offer op het altaar.” “Alles uit liefde tot U.”
Zo wordt uw leven een groot en schoon misoffer, waarin de OFFERANDE het offer is van al uw lijden en geheel uw leven; de CONSECRATIE de omvorming in Jezus zelf van geheel uw wezen; de heilige COMMUNIE, waar u zichzelf tot liefdesspijs geeft aan de goddelijke Arend en aan het lijdend mensdom.
GLORIE AAN GOD IN DE HOGE
VREDE OP AARDE AAN DE MENSEN
VAN GOEDE WIL.
GODE, MARIA, JOZEF DANK!
AMEN
Offerleven
A.S.
Gelijk het zuivre tarwegraan wordt uitgezocht,
O kranke, om in blanke hosties eens te gloren,
Zoo werd uw reine ziel tot offerbrood alreê
Voor ’t altaar van uw Heer nu uitverkoren.
Gelijk een purpre druiventros – reeds vroeg gerijpt
In ’t branden van des Heeren liefdezonnestralen –
Geperst wordt en geplengd, zoo bloeide en vloeide en brak
En bloedt uw hart nu uit in gouden offerschalen.
O blanke hostie, purpren wijn in gouden kelk,
Op Jezus’ witte priesterhanden opgeheven;
Nu komt de wijding, de offerande door Hem zelf:
Voor eeuwig nu de Consecratie van uw leven.
Een god’lijke Ciboor, een vat vol Jezubloed
Wordt ge, en uw eigen vleesch en bloed zal voedsel wezen,
Het schenkend ter Communie aan wie ge heilig wenscht,
En gansch uw leven wordt een offer, uitgelezen.
Exccelsior!
A.S.
Kom met me mee naar hooger sferen, kind:
Licht wordt de last als men de Liefde mint;
Het zwaarste kruis wordt door de liefde stalend;
We dragen ’t saam, uit leed zelfs vreugde halend!
Ver is de weg, hoog ligt het liefdeland;
We zullen samen stijgen, hand in hand;
Wie ’t ééne doel beoogt met al zijn krachten,
Mag, hoopvol strevend, ’t hoogste heil verwachten.